Uitspraak
mr. A. van Heeste Amsterdam,
mr. E.C. Stratenuste Amsterdam.
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.Verdere beoordeling
Er was namelijk een negatieve BKR melding en de rekening werd op dat moment niet regelmatig gevoed. Er was dus niet voldaan aan de voorwaarden voor uitbreiding van het krediet. Ik heb dit met[C] besproken die het met mij eens was dat het niet kon. Vervolgens heb ik [geïntimeerde] gezegd dat de krediet ruimte niet verhoogd kon worden.”Het niet verlenen van een verhoging van het zakelijk krediet en de daaraan ten grondslag liggende redenen worden door de getuigen[C] en [B] bevestigd. [geïntimeerde] heeft ook niet betwist dat het hem bekend was dat en waarom het verzoek van [A.] haar zakelijk krediet te verhogen, niet werd gehono-reerd.
“[geïntimeerde] heeft mij toen verzocht haar aanvullend een particulier krediet te geven. Ik heb dat verzoek niet gehonoreerd gezien de financiële positie van [A.]. Ik heb onderzoek gedaan bij de krediet registratie in Tiel waaruit bleek dat zij een zeer slechte betaler was en schulden had en bovendien had zij geen reguliere inkomsten. Ik weet dat mij toen geen inkomstenverklaring is getoond. Toen ik vervolgens een dag niet op kantoor was geweest, hoorde ik de volgende dag van mijn medewerker [E] dat het particulier krediet alsnog in opdracht van [geïntimeerde] was verleend.”[E]
[geïntimeerde] verzocht mij haar(hof: [A.])
een particulier krediet te verstrekken. Ik weet niet meer hoe dat destijds gelopen is. Ik weet wel dat het verzoek van [geïntimeerde] kwam en dat het krediet snel moest worden verleend. Ik kende de achtergronden van [A.] niet maar omdat [geïntimeerde] directeur van het kantoor was heb ik toch het krediet vertrekt.”[geïntimeerde]
Omstreeks kerstmis 2003 hadden wij de doelstelling voor die target (hof: de verkoop van levensverzekeringen) voor het laatste kwartaal van 2003 niet gehaald. [geïntimeerde] heeft mij toen gevraagd contact op te nemen met de collega van [geïntimeerde] in hoofddorp, [G.], die de desbetreffende target wel al gehaald had en hem te vragen of hij omzet in die verzekeringen zou willen overhevelen naar het kantoor Apollolaan. Ik vond die opdracht niet passend en niet normaal en ik denk ook dat ik dat toen aan [geïntimeerde] heb gezegd. Ik vond die opdracht niet passend en niet normaal omdat die frauduleus was en een verkeerd voorbeeld zou geven voor de medewerkers. De omzet wordt bovendien altijd gekoppeld aan de medewerker van het kantoor waar de omzet is gemaakt, die de productie heeft gescoord en de medewerkers zouden meteen kunnen zien dat het omzet betrof die niet werkelijk bij ons kantoor hoorde. [geïntimeerde] heeft toen ik de opdracht niet wilde uitvoeren zelf in mijn bijzijn gebeld naar ik aanneem met [G.]. Ik weet niet zeker of het [G.] was want ik kon maar één kant van het gesprek beluisteren. Ik herinner mij dat [geïntimeerde] in dat gesprek heeft gesproken over de overheveling van omzet omdat zij hun target al ruimschoots hadden gehaald. (...) Overheveling van omzet naar ons kantoor heeft niet plaatsgevonden.”
“dat het juist is dat het systeem (hof: waarin de desbetreffende boekingen plaatsvinden) bij audits wordt gecontroleerd en dat de medewerkers van het kantoor Apollolaan onmiddellijk gezien zouden hebben als omzet van het kantoor Apollolaan zou zijn geregistreerd die daar niet is gemaakt.”
Naast mijn werk als accountmanager verzorgde ik voor onze afdeling het invoeren van gegevens in het zgn. RGW-systeem.
Op zichzelf vond ik het verzoek van de heer [geïntimeerde] niet bijzonder en ik voldeed er dan ook aan zonder vragen te stellen.”Uit niets blijkt dat [D.] zich gedwongen voelde de lening in het RDW systeem te boeken of dat het desbetreffende verzoek van [geïntimeerde] bijzonder was. Integendeel, [D.] zag geen aanleiding nadere vragen te stellen.
3.Conclusie
Beslissing