Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
rechtsopvolgster van
de naamloze vennootschap MONDIAL ASSISTANCE EUROPE N.V.,
1.Het geding in hoger beroep
- uitvoerbaar bij voorraad - alsnog zijn vordering tot een bedrag groot € 13.200,- met de wettelijke rente zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
2.Feiten
3.Beoordeling
- een geldbedrag ter hoogte van € 9.500,-,
- twee paar schoenen ter waarde van € 500,-,
- een horloge ter waarde van € 5.500,-,
- een partij zijde ter waarde van € 4.000,-,
- een Nokia telefoon ter waarde van € 700,-.
Hij begroot zijn schade als gevolg van verlies van dit geld en deze goederen in totaal op € 22.700,- waarvan € 13.200,- wegens gestolen goederen.
€ 350,- gold.
heeft vervolgens aanvullend schriftelijk bewijsmateriaal in het geding gebracht en getuigen doen horen, te weten zichzelf als partijgetuige en mevrouw [getuige 1]. Van zijn derde getuige, mevrouw [getuige 2], heeft hij afstand gedaan nadat zij ondanks oproeping driemaal niet was verschenen.
In haar eindvonnis heeft de rechtbank veronderstellenderwijs aangenomen dat [appellant] in Nigeria is beroofd en vervolgens onderzocht of [appellant] had bewezen dat hij de hem genoemde schoenen, horloge, zijde, reistas en telefoon in zijn bezit had, toen hij werd
overvallen. De rechtbank is tot de slotsom gekomen dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd. Zij heeft dan ook zijn vordering afgewezen.
De eerste grief is gericht tegen het bewijsoordeel van de rechtbank. De tweede grief wil ingang doen vinden dat de rechtbank ten onrechte in het midden heeft gelaten de stelling van [appellant], dat hij in Nigeria is beroofd.
Dat betekent dat op grond van hetgeen de rechtbank in het tussenvonnis heeft beslist, in dit geding als uitgangspunt heeft te gelden dat Mondial Assistance maximaal
€ 2.500,- aan [appellant] heeft te vergoeden.
€ 4.000,- en een Rolex horloge ter waarde van € 5.500,- in bezit had. Die goederen heeft hij, zo heeft hij betoogd, in november 2007 gekocht in het warenhuis ‘Chinedu Ventures’. Hij is bij de koop geholpen door de eigenaar van de zaak, [X] (verder: [X]). Hij heeft een schriftelijke verklaring van deze persoon in het geding gebracht en aangeboden om deze persoon als getuige te doen horen. Helaas kan de eigenaar vanwege verkoop van de zaak geen kopie van de nota’s overleggen, aldus [appellant].
Verder wijst [appellant] erop dat de inspecteur die namens Mondial Assistance het warenhuis heeft bezocht, niet in staat is gebleken de naam te reproduceren van de persoon met wie hij sprak. Ook beroept [appellant] zich erop dat de prijs van pure zijde veel hoger is dan Mondial Assistance suggereert: al gauw € 319,- exclusief BTW per meter. Tot slot heeft hij aangevoerd dat informatie die hij op internet heeft gevonden, ondersteunt dat zijn Rolex-horloge ten tijde van de beroving € 5.500,- waard was.
De schriftelijke verklaring van [X] waarop [appellant] zich in hoger beroep aanvullend heeft beroepen, legt onvoldoende gewicht in de schaal om in hoger beroep tot een ander oordeel te komen. Het hof heeft daarvoor de volgende redenen.
Om te beginnen valt op dat in de verklaring van [X] niets staat over schoenen, een reistas of telefoon. Met betrekking tot de gestelde diefstal van deze goederen legt deze verklaring in hoger beroep geen enkel gewicht in de schaal.
In de verklaring wordt melding gemaakt van een replica van een Rolex-horloge. [appellant] laat dit element uit de verklaring onbesproken, zodat in het ongewisse is gebleven wat dat onderdeel van de verklaring betekent. In elk geval moet het hof op basis van dit deel van de verklaring ermee rekening houden dat [appellant], anders dan hij heeft gesteld, een replica van een Rolex heeft gekocht. Zonder nadere, maar ontbrekende motivering valt niet in te zien waarom een replica is gelijk te stellen met een origineel, laat staan dat een replica dezelfde waarde vertegenwoordigt als een origineel. Dat alles leidt ertoe dat wat betreft de aankoop en de waarde van een origineel Rolex-horloge dat zou zijn gestolen, uit de schriftelijke verklaring van [X] geen bewijs valt te putten ten gunste van [appellant].
Verder valt op dat [X] zich in zijn verklaring weinig precies uitlaat over de hoeveelheid zijde die [appellant] bij hem zou hebben gekocht. [X] heeft bovendien niets verklaard over de aard en de hoedanigheid van de zijde (dikte/breedte/kleur) en ook niets over de prijs per strekkende meter van de zijde. Die vaagheid roept evident vraagtekens op, waarvoor [appellant] ten onrechte geen verklaring geeft.
Tot slot is vermeldenswaard dat tot de processtukken behoort een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel van 21 juli 2009 waarin staat de onderneming ‘[Y] Ventures”’ werd gedreven voor rekening van [Y]
Allen-[X]. Dat is niet in overeenstemming met het onderdeel van de verklaring van [X], dat inhoudt dat hij eigenaar (en verkoper) was. Toelichting die een en ander zou kunnen verklaren, ontbreekt.
Bij deze stand van zaken moet, mede in aanmerking genomen al hetgeen de rechtbank reeds – terecht - overwoog aangaande het bijgebrachte bewijs, de slotsom zijn, als gezegd, dat [appellant] ook in hoger beroep vooralsnog ontoereikend bewijs voor zijn stellingen heeft bijgebracht.
Het hof is van oordeel dat het aanbod van [appellant] om opnieuw getuigen, thans in het bijzonder [X], te doen horen, niet voldoet aan de in hoger beroep aan zo’n aanbod te stellen eisen, mede gelet op hetgeen in dit verband in dit geding al is voorgevallen. In eerste aanleg kreeg [appellant] uitvoerig de gelegenheid om getuigen te doen horen over het bewijsthema dat tussen partijen centraal staat. Bij memorie van grieven heeft [appellant] vervolgens een schriftelijke verklaring van [X] in het geding gebracht, waarvan ook [appellant] zich heeft moeten realiseren dat deze op zichzelf te vaag en onduidelijk is om het vereiste bewijs te leveren.
had in die omstandigheden niet mogen volstaan met zijn algemene bewijsaanbod om door alle middelen rechtens, waaronder het horen van getuigen in het bijzonder het horen van de heer [X] bewijs te leveren. In dit aanbod ontbreekt elke aanwijzing van hetgeen [X] meer of anders zou kunnen verklaren dan hij al heeft gedaan. Daarmee is het bewijsaanbod van [appellant] niet voldoende specifiek en ter zake dienend. Het hof zal daarom aan zijn bewijsaanbod voorbijgaan.
- twee paar schoenen ter waarde van € 500,-,
- een horloge ter waarde van € 5.500,-,
- een partij zijde ter waarde van € 4.000,-,
- een Nokia-telefoon ter waarde van € 700,-.
Dat brengt mee dat [appellant] verder geen belang meer heeft bij onderzoek van de kwestie of de beroving heeft plaatsgehad. Ook als zou worden vastgesteld dat deze beroving
heeft plaatsgehad, zal immers veroordeling van Mondial Assistance tot schade-uitkering aan [appellant] achterwege blijven, omdat die schade in rechte niet is vastgesteld.
De tweede grief behoeft verder geen afzonderlijke bespreking meer.