ECLI:NL:GHAMS:2013:3348

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2013
Publicatiedatum
16 oktober 2013
Zaaknummer
23-000800-11
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een bierglas

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem. De verdachte was aangeklaagd voor poging tot zware mishandeling, waarbij hij op 16 augustus 2009 in Zandvoort een persoon genaamd [slachtoffer] zou hebben verwond met een bierglas. De tenlastelegging omvatte verschillende handelingen, waaronder het duwen van een bierglas in het gezicht van het slachtoffer en het geven van een kopstoot. Tijdens de zitting in hoger beroep op 23 september 2013 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde zware mishandeling, maar dat de verdachte wel schuldig was aan de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte met kracht een bierglas in het gezicht van het slachtoffer heeft geduwd en een kopstoot heeft gegeven, maar dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het hof legde hem een werkstraf van 160 uur op, subsidiair 80 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder het feit dat hij een eigen bedrijf had en dat er vier jaar waren verstreken sinds het delict.

Uitspraak

parketnummer: 23-000800-11
datum uitspraak: 7 oktober 2013
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Haarlem van 25 februari 2011 in de strafzaak onder parketnummer 15-023232-10 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1984,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 september 2013 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank en in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 augustus 2009 te Zandvoort aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten een snijwond in het gelaat welke (blijvende) littekens in het gelaat (naast de mond)) heeft veroorzaakt, door deze opzettelijk (met kracht) een bierglas, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het gezicht te duwen en/of slaan;
subsidiair
hij op of omstreeks 16 augustus 2009 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
- met kracht een bierglas althans een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht heeft geduwd en/of heeft geslagen en/of
- met kracht een kopstoot heeft gegeven en/of
- met kracht een of meermalen in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of
- met kracht bij de keel heeft vastgegrepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 16 augustus 2009 te Zandvoort, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer])
- met kracht een bierglas althans een scherp en/of puntig voorwerp in het gezicht heeft geduwd en/of heeft geslagen en/of
- met kracht een kopstoot heeft gegeven en/of
- met kracht een of meermalen in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of
- met kracht bij de keel heeft vastgegrepen,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep door een toegelaten wijzing van de tenlastelegging in die instantie een andere grondslag heeft dan het onderzoek in eerste aanleg.

Vrijspraak primair tenlastegelegde

De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Volgens hem kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de aangever in het gezicht heeft geslagen met een bierglas. De littekens die de aangever daardoor in het gezicht heeft opgelopen, zijn volgens de advocaat-generaal blijvend en ontsierend. Hij heeft daarbij verwezen naar de waarnemingen van de rechter-commissaris, die de littekens ruim een jaar na dato nog bij de aangever heeft geconstateerd.
De raadsman heeft primair aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte de aangever met een bierglas heeft geslagen. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel, nu onvoldoende is gebleken dat de littekens in het gezicht bij de aangever blijvend en ontsierend zijn.
Het hof overweegt het volgende.
Allereerst is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte met een bierglas in het gezicht van de aangever heeft geslagen en daardoor snijwonden in diens gezicht heeft veroorzaakt. Met de raadsman van de verdachte is het hof echter van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende concrete aanknopingspunten bevinden om vast te kunnen stellen dat het letsel van de aangever als zwaar lichamelijk letsel dient te worden aangemerkt. Het enkele feit dat de rechter-commissaris bij een verhoor van de aangever op 2 november 2010 littekens aan rechterzijde van de mond van de aangever heeft waargenomen, is daartoe op zichzelf onvoldoende. Uit die constatering blijkt immers onvoldoende of die littekens blijvend dan wel tijdelijk van aard zijn, welke omvang deze littekens hadden of hebben en in welke mate deze littekens het gezicht van de aangever al dan niet ontsieren. Dat de rechter-commissaris die littekens ruim een jaar na het tenlastegelegde heeft kunnen waarnemen, legt gelet op het voorgaande onvoldoende gewicht in de schaal.
Naar het oordeel van het hof is daarom niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Subsidiair
hij op 16 augustus 2009 te Zandvoort ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
- met kracht een bierglas in het gezicht heeft geduwd en
- met kracht een kopstoot heeft gegeven
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Het hof neemt daarbij over uit het proces-verbaal dat één geheel uitmaakt met de aantekening van het mondelinge vonnis waarvan beroep, de bewijsmiddelen onder III tot en met VII en de verklaringen van de verdachte zoals aldaar weergegeven onder A, met dien verstande dat het hof uit het bewijsmiddel onder V de zin “Ik vermoed dat [slachtoffer] is geslagen met een glas die de wonden veroorzaakt heeft” niet overneemt en deze zin dus niet zal bezigen voor het bewijs van het tenlastegelegde.

Bespreking van een verweer

Voor zover de raadsman van de verdachte de betrouwbaarheid van getuige [getuige 1] in twijfel heeft getrokken, overweegt het hof dat daartoe onvoldoende aanleiding bestaat. [getuige 1] is zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris gehoord en heeft toen telkens consistent verklaard. Bovendien wordt zijn verklaring ondersteund door een medische verklaring met betrekking tot het door de aangever opgelopen letsel en door de verklaring van de verdachte dat hij zelf een snijwond in zijn hand heeft opgelopen, welke verwonding alleszins het gevolg kan zijn geweest van de, aan de verdachte verweten, handeling, te weten het duwen van een bierglas in het gezicht van aangever. Het verweer wordt dan ook verworpen.
De raadsman heeft voorts betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde kopstoot omdat[getuige 1] deze niet heeft waargenomen en de aangever en zijn vriendin niet betrouwbaarder dienen te worden geacht dan de verdachte en zijn vrienden.
Het hof acht de verklaring van de aangever betrouwbaar, nu deze steun vindt in de verklaring van [getuige 2] en het dossier geen aanknopingspunten biedt voor de stelling van de raadsman dat aangever en zijn vriendin de verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Het hof acht voorts de verklaring van [getuige 2] betrouwbaar, nu zij consistent heeft verklaard. Dat zij ten aanzien van de volgorde van de gebeurtenissen mogelijk anders heeft verklaard maakt dat niet anders. Dat [getuige 1] niet heeft verklaard over een kopstoot maakt dit evenmin anders, nu het feit dat een getuige een bepaalde handeling niet heeft waargenomen niet zonder meer met zich brengt dat de verklaringen van andere getuigen aangaande die handeling onbetrouwbaar zouden zijn. Voor het overige vindt het verweer strekkende tot vrijspraak van het geven van een kopstoot zijn weerlegging in de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Haarlem heeft de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte en het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder in beschouwing genomen dat verdachte zonder noemenswaardige aanleiding met kracht een glas in het gezicht van het slachtoffer heeft geduwd. Het glas is daardoor gebroken en heeft littekens in het gezicht van het slachtoffer veroorzaakt. Daarnaast heeft de verdachte het slachtoffer een kopstoot gegeven. Door voornoemd handelen heeft de verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 september 2013 is de verdachte reeds eerder voor (gewelds)misdrijven onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op de aard en ernst van dit feit en de justitiële documentatie van de verdachte zou een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend zijn.
Anderzijds zal het hof ten voordele van de verdachte rekening houden met het feit dat inmiddels vier jaren sinds het gepleegde feit zijn verstreken. Ook is niet gebleken van geweldsdelicten die na het onderhavige feit door de verdachte zijn begaan, hetgeen een aanwijzing vormt dat in dit opzicht de verdachte zijn leven een wending ten goede heeft weten te geven. Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat de verdachte een eigen bedrijf heeft. Gelet op deze omstandigheden zal het hof volstaan met oplegging van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Voorts houdt het hof rekening met een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM in de procedure in hoger beroep. De verdachte heeft op 25 februari 2011 hoger beroep ingesteld en het hof zal op 7 oktober 2013 arrest wijzen. In dit geval is sprake van een overschrijding van de redelijke termijn, die aanleiding geeft tot strafvermindering. Waar het hof zonder overschrijding van die termijn een werkstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf zou hebben opgelegd, zal het hof, naast die voorwaardelijke gevangenisstraf, nu een werkstraf van 160 uur, subsidiair 80 dagen hechtenis, opleggen. Het hof komt daarmee tot een enigszins hogere straf dan door de advocaat-generaal geëist, in aanmerking genomen dat het hof de verdachte voor een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel zal veroordelen en de advocaat-generaal een straf voor het voltooide delict heeft geëist. De op te leggen straf is echter gelet op de ernst van het feit geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 45, 63 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
80 (tachtig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. D.J.M.W. Paridaens – van der Stoel en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. M. Goedhart, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 oktober 2013.
====================================================================
proces-verbaal uitspraak
_______________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Sector strafrecht
Parketnummer: 23-000800-11
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, op 7 oktober 2013.
Tegenwoordig zijn:
mr. R.C.P. Haentjens, raadsheer,
S. van Zanten, griffier.
Het openbaar ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. S.M.L.M. Spoor, advocaat-generaal.
De raadsheer doet de zaak tegen de verdachte [verdachte] uitroepen.
De verdachte is
wel / nietin de zaal van de terechtzitting aanwezig.
Raadsman/raadsvrouw is
wel / nietaanwezig.
(zo ja:) naam raadsman/raadsvrouw en plaats:
Tolk is
wel / nietaanwezig. (zo ja:) naam tolk en taal:
De raadsheer spreekt het arrest uit.
De raadsheer geeft verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.
(indien de VTE is verschenen)
Verdachte heeft
wel / geenafstand gedaan van recht aanwezig te zijn bij de uitspraak.
(indien VTE is gedetineerd)
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de raadsheer en de griffier is vastgesteld en ondertekend.