ECLI:NL:GHAMS:2013:3347

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2013
Publicatiedatum
16 oktober 2013
Zaaknummer
200.125.851/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontvankelijkheid van klager tegen beslissing gerechtsdeurwaarder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam. Klager, die in hoger beroep ging, had eerder verzet aangetekend tegen een beschikking van de voorzitter van de kamer van 17 augustus 2012, waarin zijn klacht als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De kamer had geoordeeld dat het vonnis rechtsgeldig aan klager was betekend met achterlating van de grosse, en dat er geen rechtsmiddel openstond tegen deze beslissing volgens artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet (Gdw). Tijdens de mondelinge behandeling van het hoger beroep op 12 september 2013 was klager niet verschenen, maar zijn gemachtigde was aanwezig en heeft het woord gevoerd. De gerechtsdeurwaarder was niet verschenen. Klager stelde dat de kamer de wet onjuist had toegepast en dat zijn recht op wederhoor was geschonden. Het hof oordeelde echter dat de kamer de wet correct had toegepast en dat klager voldoende gelegenheid had gehad om zijn standpunten naar voren te brengen. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een onjuiste toepassing van de wet of een schending van de goede procesorde. Daarom werd klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De beslissing van het hof werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.

Uitspraak

beslissing

_______________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.125.851/01 GDW
zaaknummer eerste aanleg : 776.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 15 oktober 2013
inzake:
[klager],
wonende te [plaats],
appellant,
gemachtigde: [gemachtigde],
t e g e n
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder in [plaats],
geïntimeerde,
gemachtigde:[gemachtigde].

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 23 april 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 19 maart 2013. Bij die beslissing heeft de kamer het verzetvan klager tegen de beschikking van de voorzitter van de kamer van 17 augustus 2012 ongegrond verklaard.
1.2.
Van de zijde van geïntimeerde, verder de gerechtsdeurwaarder, is op 26 juni 2013 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 12 september 2013. De gemachtigde van klager is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klager is - zonder opgave van reden - niet verschenen. De gemachtigde heeft een machtiging overgelegd, waaruit blijkt dat hij bevoegd is in deze procedure namens klager op te treden. De gerechtsdeurwaarder heeft te kennen gegeven niet te zullen verschijnen.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De ontvankelijkheid van klager in het hoger beroep

Uitgangspunt

3.1.
De voorzitter van de kamer heeft de klacht van klager bij beschikking van 17 augustus 2012 als kennelijk ongegrond afgewezen. Klager heeft vervolgens bij schrijven van 4 september 2012, ontvangen door de kamer op 5 september 2012, verzet aangetekend tegen deze voorzittersbeschikking, die hem bij brief van 21 augustus 2012 is toegezonden. Na onderzoek van de klacht heeft de kamer bij de bestreden beslissing het verzet van klager tegen voornoemde voorzittersbeschikking ongegrond verklaard. Op grond van artikel 39 lid 4 van de Gerechtsdeurwaarderswet (hierna: Gdw) staat tegen de beslissing van de kamer op het verzet voor klager geen rechtsmiddel open.
Klagers gronden voor ontvankelijkheid van het beroep
3.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de gemachtigde van klager op vragen van het hof - voor zover van belang - het volgende verklaard. De kamer is niet inhoudelijk ingegaan op de klacht, namelijk dat er een verschil is tussen het betekenen van een vonnis en het achterlaten van een grosse van een vonnis. Door dit verschil niet te onderkennen, heeft de kamer de wet onjuist toegepast. Voorts heeft klager geen gerede kans gehad om zich tegen de stellingen van de gerechtsdeurwaarder te verweren. Het recht op wederhoor is formeel wel aan klager gegeven, maar dit recht is materieel geschonden. Op grond van het voorgaande is sprake van een uitzonderingssituatie, zodat het zogenaamde rechtsmiddelenverbod van artikel 39 lid 4 Gdw dient te worden doorbroken.
Beoordeling van klagers gronden
3.3.
Het hof oordeelt als volgt. De kamer heeft overwogen dat het exploot van betekening een authentieke akte is en dat betekent dat de inhoud daarvan, behoudens tegenbewijs, vaststaat. Voorts heeft de kamer overwogen dat - gelet op hetgeen hierover is aangevoerd - ervan moet worden uitgegaan dat het vonnis rechtsgeldig aan klager is betekend met achterlating van de grosse, zijnde een rechtsgeldig afschrift van het vonnis. Niet valt in te zien op welke wijze de kamer met dit oordeel de wet onjuist zou hebben toegepast. Voorts heeft klager in zijn verzetschrift alsmede ten tijde van de mondelinge behandeling van het verzet bij de kamer zijn standpunten in deze zaak kenbaar gemaakt. Hiermee is aan het beginsel van hoor en wederhoor voldaan, hetgeen klager ook heeft erkend. Klager heeft zijn stelling dat zijn recht van wederhoor materieel zou zijn geschonden niet nader onderbouwd en daarmee onvoldoende aannemelijk gemaakt.
Het voorgaande brengt mee dat van een onjuiste toepassing van de wet en van een schending van het fundamentele beginsel van de goede procesorde niet is gebleken. Mitsdien iseen doorbreking van het rechtsmiddelenverbod van artikel 39 lid 4 Gdw niet gerechtvaardigd. Dit leidt ertoe dat moet worden geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
3.4.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof:
- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 15 oktober 2013 door de rolraadsheer.
beslissing
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 19 maart 2013 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 17 augustus 2012 met nummer 402.2012 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 776.2012 ingesteld door:
[klager],
wonende te [plaats],
klager,
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen:
[gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te [plaats],
beklaagde,
gemachtigde:[gemachtigde].

1.Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 21 augustus 2012 aan klager toegezonden. Op 5 september 2012 heeft klager tegen de beslissing van de voorzitter verzet ingesteld. Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 februari 2013, alwaar klager vergezeld van zijn gemachtigde en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 19 maart 2013.

2.De feiten

De gerechtsdeurwaarder is belast met de executie van een tegen klager gewezen vonnis. Volgens het door de gerechtsdeurwaarder overgelegde kopie-exploit is het vonnis op 23 november 2009 aan klager betekend met bevel tot betaling, waarbij een kopie van de grosse van het vonnis werd achtergelaten, zulks in een gesloten envelop.

3.De oorspronkelijke klacht

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder onder andere dat deze bankbeslag heeft gelegd terwijl het vonnis niet aan hem is betekend. De overige bezwaren van klager zijn niet tegen de deurwaarder gericht en blijven daarom buiten beschouwing.

4. Het oorspronkelijke verweer

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd weersproken.

5.De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is.
6. De gronden van het verzet
In verzet heeft klager samengevat aangevoerd dat hij het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. Het achterlaten van een grosse houdt op zichzelf niet in dat het vonnis rechtsgeldig is betekend. De betekening van een vonnis is een aparte rechtshandeling. Er is volgens klager niet rechtsgeldig betekend, omdat in het exploot van betekening alleen sprake is van het achterlaten van een grosse.

7.De ontvankelijkheid van het verzet

Klager heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat hij in zijn verzet kan worden ontvangen.

8.Het verweer in verzet

De gerechtsdeurwaarder heeft verwezen naar zijn verweer tegen de klacht.

9.De beoordeling van de gronden van het verzet

9.1
Het onderzoek in verzet heeft naar het oordeel van de Kamer niet geleid tot de vaststelling van andere feiten of omstandigheden en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, waarmee de Kamer zich verenigt.
9.2
Het exploot van betekening is een authentieke akte. Dat betekent dat de inhoud daarvan behoudens tegenbewijs vast staat. Klager heeft geen feiten of omstandigheden gesteld, die indien bewezen, kunnen leiden tot de conclusie dat het vonnis niet goed is betekend. Dat betekent dat ervan uitgegaan moet worden dat het vonnis rechtsgeldig aan klager is betekend met achterlating van de grosse. Een grosse is een rechtsgeldig afschrift van het vonnis.
9.3
De Kamer acht het verzet daarom ongegrond.
10. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. E.R.S.M. Marres, voorzitter, mr. M. Nijenhuis en M.W. de Ruijter (leden) en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 maart 2013 in tegenwoordigheid van de secretaris.
Op grond van het bepaalde in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet staat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel open.