ECLI:NL:GHAMS:2013:3335
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezamenlijk gezag en toekenning eenhoofdig gezag in het belang van de kinderen
In deze zaak gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de man en de vrouw over hun twee kinderen, geboren in 2006 en 2008. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin op verzoek van de vrouw het gezamenlijk gezag is beëindigd en de vrouw is belast met het eenhoofdig gezag. De man stelt dat er geen reden is om het gezag aan de vrouw toe te kennen en dat hij niet verantwoordelijk is voor de communicatieproblemen tussen hen. De vrouw daarentegen betwist de stellingen van de man en wijst op het gebrek aan communicatie en de problematische situatie die is ontstaan door het ontbreken van contact.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat de communicatie tussen de ouders ernstig tekortschiet en dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. De vrouw heeft in het verleden hulpverlening voor de kinderen moeten zoeken zonder de medewerking van de man, wat aantoont dat gezamenlijk gezag in deze situatie niet haalbaar is. Het hof oordeelt dat beëindiging van het gezamenlijk gezag en toekenning van het eenhoofdig gezag aan de vrouw noodzakelijk is in het belang van de kinderen.
De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en het verzoek van de man in hoger beroep af te wijzen. Deze uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het Gerechtshof Amsterdam, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 24 september 2013.