Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin werd bepaald dat zij als onderhoudsplichtige jegens haar ex-echtgenoot, die bijstand ontvangt, een bijdrage aan de gemeente Amsterdam moet betalen. De vrouw is op 8 april 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 9 januari 2013. De gemeente stelt dat de vrouw naast haar opgegeven inkomsten meer inkomen heeft, wat zou moeten leiden tot een hogere draagkracht. Tijdens de zitting op 8 augustus 2013 zijn beide partijen verschenen, waarbij de vrouw werd bijgestaan door haar advocaat en de gemeente werd vertegenwoordigd door twee advocaten.
De feiten tonen aan dat de vrouw in 1972 is gehuwd en sinds ongeveer 25 jaar gescheiden leeft. De man ontvangt sinds 3 november 2010 bijstand. De gemeente heeft de vrouw verzocht haar financiële situatie te verduidelijken, maar zij heeft aanvankelijk geen gegevens verstrekt. Uiteindelijk is een verhaalsbijdrage van € 1.031,47 bruto per maand vastgesteld. De vrouw heeft een WAO-uitkering en ontvangt ook inkomsten uit onderhuur, maar de gemeente betwist dat haar opgegeven inkomen volledig is.
Het hof heeft de argumenten van de gemeente en de vrouw zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de gemeente onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de vrouw meer inkomen heeft dan zij heeft opgegeven. De vrouw heeft aannemelijk gemaakt dat zij geen inkomsten ontvangt uit de ondernemingen die op haar adres zijn ingeschreven en dat andere vergoedingen niet als inkomen kunnen worden aangemerkt. Het hof oordeelt dat de vrouw onvoldoende draagkracht heeft om de verhaalsbijdrage te voldoen, waardoor de bestreden beschikking wordt vernietigd en het verzoek van de gemeente wordt afgewezen. De proceskosten worden gecompenseerd.