In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland, waarin zijn verzoek om alleen met het gezag over de kinderen te worden belast, werd afgewezen. De man en de vrouw zijn in 2010 gehuwd en hebben twee kinderen, geboren in 2005 en 2007. De echtscheiding werd uitgesproken op 23 oktober 2012, en sindsdien verblijven de kinderen feitelijk bij de man. De vrouw is sinds medio 2012 onder toezicht gesteld en heeft geen verweer gevoerd in deze procedure.
De man heeft in hoger beroep aangevoerd dat de belangen van de kinderen zich verzetten tegen voortzetting van het gezamenlijk gezag, omdat er geen communicatie tussen hem en de vrouw mogelijk is. De vrouw is naar Engeland vertrokken en is moeilijk bereikbaar, wat leidt tot onaanvaardbare situaties voor de zorg en opvoeding van de kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting geadviseerd het verzoek van de man toe te wijzen.
Het hof overweegt dat gezamenlijk gezag het uitgangspunt is, maar dat het in dit geval noodzakelijk is om de man alleen met het gezag te belasten. De communicatie tussen de ouders is gebrekkig, en de vrouw is niet in staat om adequaat bij te dragen aan de zorg voor de kinderen. Het hof concludeert dat de man in staat moet worden gesteld om zijn gezag uit te oefenen, gezien de omstandigheden en de noodzaak van zorg voor de kinderen. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de man wordt alleen met het gezag over de kinderen belast.