ECLI:NL:GHAMS:2013:3198

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 augustus 2013
Publicatiedatum
7 oktober 2013
Zaaknummer
200.130.510/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een bijzondere curator voor een minderjarige in een omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 7 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een bijzondere curator voor de minderjarige [verzoeker], geboren in 2003. De minderjarige had verzocht om mr. B.J. de Groot te benoemen tot zijn bijzondere curator, zodat zijn belangen in de omgangsregelingprocedure beter behartigd konden worden. De minderjarige had eerder al een verzoek ingediend bij de rechtbank, maar dit was afgewezen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de minderjarige in een lastige positie zat, waarbij hij zijn mening wilde geven maar dit niet durfde. De advocaat van de vader maakte bezwaar tegen de benoeming van een bijzondere curator, terwijl de advocaat van de moeder benadrukte dat de minderjarige gehoord moest worden, vooral omdat de gezinsvoogd op vakantie was.

Het hof overwoog dat de belangen van de minderjarige en zijn moeder niet parallel liepen, en dat de minderjarige graag zijn stem wilde laten horen in de procedure. Gezien de omstandigheden en het feit dat de minderjarige de aanwezigheid van mr. de Groot als steunend ervoer, besloot het hof om mr. B.J. de Groot te benoemen tot bijzondere curator voor de duur van de procedure in hoger beroep. Het hof benadrukte dat de benoeming van de bijzondere curator noodzakelijk was om de belangen van de minderjarige te behartigen, vooral in het licht van de complexe situatie tussen de ouders en de omgangsregeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken en de bijzondere curator werd benoemd voor de duur van de procedure in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 7 augustus 2013
Zaaknummer: 200.130.510/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/15/203559 / FA RK 13-1812
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te […],
verzoeker,
advocaat: mr. B.J. de Groot te Haarlem.

1.Het geding

1.1.
Verzoeker wordt hierna [de minderjarige] genoemd.
1.2.
[de minderjarige] heeft op 17 juli 2013 aan het hof verzocht om mr. B.J.M. de Groot te benoemen tot zijn bijzondere curator teneinde zijn belangen waar te nemen en hem zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen met betrekking tot de omgangsregelingprocedure.
1.3.
De zaak is op 7 augustus 2013 ter terechtzitting behandeld.
1.4.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- [de minderjarige], bijgestaan door zijn advocaat;
- [x] (hierna: de moeder), bijgestaan door haar advocaat mr. T.M. Coppes te Aerdenhout;
- [y] (hierna: de vader), bijgestaan door zijn advocaat mr. W.N. Sardjoe te ’s-Gravenhage;
- mevrouw D. de Gelder, vertegenwoordiger van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (hierna: BJZNH);
- de heer R. Koops, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de Raad).

2.De feiten

2.1.
De moeder en de vader (hierna tezamen: de ouders) hebben een relatie gehad. Uit deze relatie is geboren [verzoeker] [in] 2003. De vader heeft [de minderjarige] erkend. De moeder oefent het gezag uit over [de minderjarige].
2.2.
Bij beschikking van 18 maart 2008 van de rechtbank Haarlem is een reguliere omgangsregeling en een vakantieregeling vastgesteld tussen de vader en [de minderjarige].
2.3.
Bij tussenbeschikking van 23 maart 2010 van de rechtbank Haarlem is de Raad verzocht een onderzoek te verrichten naar de vraag of het belang van [de minderjarige] zich tegen een omgangsregeling verzet en, zo dit niet het geval is, welke regeling in het belang van [de minderjarige] is. De behandeling van de zaak is om die reden aangehouden.
2.4.
Bij beschikking van 12 oktober 2010 van de rechtbank Haarlem is, met wijziging in zoverre van de beschikking van 18 maart 2008, een regeling tussen de vader en [de minderjarige] vastgesteld waarbij zij gerechtigd zijn om wekelijks op zondag om 17.30 uur telefonisch contact met elkaar de hebben en is de beslissing over een fysieke omgangsregeling aangehouden.
2.5.
Bij beschikking van 28 februari 2012 van de rechtbank Haarlem is, voor zover thans van belang, een tijdelijke omgangsregeling tussen [de minderjarige] en de vader vastgesteld inhoudende dat [de minderjarige] bij de vader verblijft:
- tijdens een periode van twee maanden, te beginnen op 4 maart 2012, gedurende een (zondag)middag in de drie weken van 12.00 uur tot 17.00 uur, met inachtneming van hetgeen onder 2.7 van de beschikking is overwogen;
- aansluitend gedurende een periode van twee maanden een (zondag)middag in de twee weken van 12.00 uur tot 17.00 uur;
- gedurende de volgende twee maanden een (zondag)middag vanaf 12.00 uur tot na het eten;
Na deze opbouwperiode van een half jaar zal gestart worden met uitbreiding van de tweewekelijkse omgang tussen [de minderjarige] en de vader met een overnachting bij de vader.
2.6.
Bij beschikking van 30 januari 2013, met kenmerk C/15/158553/FA RK 09-1957, heeft de rechtbank definitief vastgesteld welke omgangsregeling er tussen [de minderjarige] en zijn vader zal gelden. De moeder heeft tegen deze beschikking beroep ingesteld, dat bij het hof behandeld wordt onder landelijk zaaknummer 200.125.068/01.
2.7.
Bij beschikking van 18 juni 2013 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland is [de minderjarige] met ingang van 19 juni 2013 tot 19 juni 2014 onder toezicht gesteld van BJZNH.

3.Het geschil

De rechtbank heeft in de omgangszaak in eerste aanleg het verzoek van [de minderjarige] tot benoeming van mr. B.J. de Groot tot zijn bijzondere curator afgewezen. [de minderjarige] verzoekt het hof alsnog mr. B.J. de Groot te benoemen tot zijn bijzondere curator.

4.Beoordeling van het verzoek

4.1.
Bij zijn verzoek voert [de minderjarige] aan dat hij, gelet op zijn problematiek, graag een neutraal persoon, in wie hij vertrouwen heeft, namens hem het woord zou laten voeren op de zittingen. Er is inmiddels weliswaar een ondertoezichtstelling uitgesproken, maar [de minderjarige] heeft ten tijde van de zitting in hoger beroep in de zaak met landelijk zaaknummer 200.125.068/01, nog steeds geen contact gehad met de gezinsvoogd. Dit leidt ertoe dat thans nog steeds sprake is van dezelfde situatie als toen [de minderjarige] nog niet onder toezicht gesteld was. De omgangsregeling verloopt stroef. Uit het raadsrapport van 16 mei 2013 blijkt dat [de minderjarige] in een spagaat zit; hij wil geen van zijn ouders afvallen. [de minderjarige] wil graag zelf zijn zegje doen, maar durft dit niet. Nu [de minderjarige] nog geen twaalf is zoekt hij aansluiting bij het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), waarin is opgenomen dat een minderjarige, indien en voor zover hij of zij in staat wordt geacht zijn of haar mening te vormen, gehoord moet worden. [de minderjarige] wil dit graag doen met behulp van een bijzondere curator die hij vertrouwt en die zo nodig zijn standpunt over de omgangsregeling kenbaar kan maken.
4.2.
De advocaat van de vader heeft ter zitting in hoger beroep bezwaar gemaakt tegen de benoeming van een bijzondere curator ten behoeve van [de minderjarige]. Hij is van mening dat [de minderjarige] hier niet mee moet worden belast en nu er inmiddels een gezinsvoogd voor [de minderjarige] is aangesteld wordt de meerwaarde van de benoeming van een bijzondere curator niet gezien.
4.3.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting in hoger beroep naar voren gebracht dat de moeder gesprekken heeft gevoerd met de therapeut van [de minderjarige], dat [de minderjarige] zelf heeft aangegeven dat hij zijn mening wil geven en zelf de kinderrechter wil spreken en dat de therapeut vervolgens de mogelijkheid van een bijzondere curator naar voren heeft gebracht. De advocaat van de moeder heeft verder verklaard dat de gezinsvoogd van [de minderjarige] op vakantie is, zodat [de minderjarige] nog steeds niemand heeft om zijn mening aan te vertellen en dat [de minderjarige] juist wordt geschaad wanneer hij niet wordt gehoord.
4.4.
Het hof overweegt als volgt. Voor het hof is genoegzaam komen vast te staan, dat de belangen van [de minderjarige] en zijn moeder als gezaghebbende ouder niet parallel lopen. De moeder acht omgang tussen [de minderjarige] en zijn vader thans niet mogelijk, terwijl uit het rapport van de Raad van 16 mei 2013 blijkt dat [de minderjarige] worstelt met zijn loyaliteit naar beide ouders en zich positief over de vader uitlaat. Uit de stukken komt naar voren dat [de minderjarige] graag wil dat zijn stem gehoord wordt in de over hem gevoerde procedure. Nu voorts ter zitting in hoger beroep is gebleken dat [de minderjarige] meegekomen is met mr. de Groot en mr. de Groot ter zitting heeft verklaard dat zij een aantal gesprekken heeft gevoerd met [de minderjarige], waarin hij duidelijk naar voren heeft gebracht graag zelf met de rechter te willen praten en te willen weten waar de procedure over gaat, is het hof van oordeel dat het in het belang is van [de minderjarige] dat hij wordt gehoord. Omdat [de minderjarige] de aanwezigheid van mr. de Groot als steunend ervaart, zal zij bij het verhoor van [de minderjarige] aanwezig mogen zijn. Voorts acht het hof het gelet op de concrete omstandigheden van dit geval van belang dat iemand zijn belangen kan behartigen tijdens de zitting en het vervolg van de procedure in hoger beroep, die zijn ouders voeren over het recht van [de minderjarige's] vader op omgang met hem. Het hof benoemt daarom op grond van het bepaalde in artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek mr. B.J. de Groot tot bijzondere curator over [de minderjarige]. Aangezien de belangen van [de minderjarige] op korte termijn ook door de voor hem aangestelde gezinsvoogd zullen worden behartigd en [de minderjarige] niet belast dient te worden met een overdaad aan gesprekken met volwassenen over de geschillen tussen zijn ouders, ziet het hof aanleiding om mr. de Groot slechts te benoemen tot bijzondere curator voor de duur van de procedure in hoger beroep in de zaak met landelijk zaaknummer 200.125.068/01.
4.5.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
benoemt voor de duur van de procedure in hoger beroep met landelijk zaaknummer 200.125.068/01 mr. B.J. de Groot tot bijzondere curator van [verzoeker], geboren [in] 2003;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.F.G.H. Beckers, A.V.T. de Bie en L.H.M. Zonnenberg in tegenwoordigheid van mr. S.E. Harenberg als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2013.