ECLI:NL:GHAMS:2013:3174
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- A. van Haeringen
- J. Kok
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van Nederlands recht op echtscheiding tussen een man met de Pakistaanse nationaliteit en een vrouw met de Britse nationaliteit
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een man tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarbij de echtscheiding tussen hem en zijn vrouw is uitgesproken. De man, met de Pakistaanse nationaliteit, verzoekt het hof om het Pakistaanse recht van toepassing te verklaren op de echtscheiding, terwijl de vrouw, die de Britse nationaliteit heeft, stelt dat het Nederlands recht van toepassing is. De man heeft in eerste aanleg ingestemd met de echtscheiding, maar betwist dat de vrouw geen werkelijke maatschappelijke band met Pakistan heeft. Het hof onderzoekt de ontvankelijkheid van het hoger beroep en concludeert dat de man ontvankelijk is, ondanks de stellingen van de vrouw over een mogelijke scheiding in Pakistan.
Het hof overweegt dat, gezien de feiten en omstandigheden, de vrouw in Nederland is geboren en opgegroeid, en dat zij haar gehele leven in Nederland heeft gewoond. Dit wijst erop dat zij een sterke maatschappelijke band met Nederland heeft, terwijl de man niet voldoende heeft aangetoond dat de vrouw ook een werkelijke maatschappelijke band met Pakistan heeft. Het hof concludeert dat de uitzondering in artikel 10:56 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is, en dat derhalve het Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot echtscheiding. De grieven van de man falen, en het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank.