ECLI:NL:GHAMS:2013:3095
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- M.F.G.H. Beckers
- J.Th.L. Brouwer
- Rechtspraak.nl
Ontheffing van het gezag over kinderen in het kader van jeugdzorg
In deze zaak gaat het om de ontheffing van het gezag van de moeder over haar kinderen [kind b] en [kind c]. De moeder is op 13 maart 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Alkmaar, waarin zij op 19 december 2012 was ontheven van het gezag. De moeder en de vader zijn in 1998 gehuwd, maar hun huwelijk is op 27 mei 2009 ontbonden. De kinderen zijn in verschillende situaties onder toezicht gesteld en hebben in de afgelopen jaren bij verschillende verzorgers gewoond. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ontheffing van het gezag, omdat de moeder niet in staat zou zijn om de zorg voor de kinderen adequaat te vervullen.
Tijdens de zitting op 25 juli 2013 zijn de moeder, haar advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Holland aanwezig geweest. De Raad heeft gesteld dat de moeder, ondanks geboden hulpverlening, niet in staat is om een stabiele opvoedsituatie te bieden. De moeder heeft aangevoerd dat de ontheffing niet nodig is en dat zij altijd kan verzoeken om het gezag terug te krijgen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en geconcludeerd dat de moeder ongeschikt is om het gezag uit te oefenen. De kinderen hebben een traumatische voorgeschiedenis en het hof oordeelt dat het in hun belang is dat er duidelijkheid komt over hun opvoedingssituatie.
Het hof heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende in staat is om aan de opvoedingsbehoeften van de kinderen te voldoen en dat de huidige situatie bij de vader en zijn partner stabieler is. De ontheffing van het gezag is in het belang van de kinderen, omdat dit hen rust en duidelijkheid biedt over hun toekomst. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de moeder af.