Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
.Dit bedrag wordt niet geheel verbruikt
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 17 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bijdrage die de man moet betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, geboren uit de relatie tussen partijen. De vrouw had in eerste aanleg verzocht om een hogere bijdrage dan de door de man betaalde € 238,- per maand, en stelde dat er een overeenkomst was gesloten over deze bijdrage. De rechtbank had dit verzoek afgewezen, waarop de vrouw in hoger beroep ging. Tijdens de zitting in hoger beroep is het hof tot de conclusie gekomen dat er geen bewijs was voor de gestelde overeenkomst tussen partijen. Het hof heeft de grieven van de vrouw over de grove miskenning van de wettelijke maatstaven en wijziging van omstandigheden niet verder besproken, omdat de vrouw in haar nieuwe grief had gesteld dat er geen overeenkomst was. Het hof heeft de draagkracht van beide partijen beoordeeld en vastgesteld dat de behoefte van de minderjarige € 586,- per maand bedraagt. Uiteindelijk heeft het hof bepaald dat de man met ingang van 24 januari 2012 een bijdrage van € 365,- per maand moet betalen aan de vrouw. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.