Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de kinderalimentatie en de berekening van de draagkracht van de onderhoudsplichtige man. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Alkmaar, waarin een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen was vastgesteld op € 301,- per kind per maand, met ingang van 1 april 2013. De man verzoekt deze bijdrage op nihil te stellen met ingang van 20 december 2012, omdat hij door het staken van zijn onderneming een onherstelbaar inkomensverlies heeft geleden. De vrouw daarentegen stelt dat het inkomensverlies van de man het gevolg is van zijn eigen handelen en dat hij in staat moet worden geacht om voldoende inkomen te genereren.
De rechtbank had eerder bepaald dat de man tot 1 april 2013 geen draagkracht had voor het voldoen van de alimentatie. Het hof oordeelt dat de man, gezien zijn huidige financiële situatie en het feit dat hij een WIA-uitkering ontvangt, geen draagkracht heeft om de vastgestelde bijdrage te betalen. Het hof concludeert dat het inkomen van de man feitelijk is gedaald en dat hij niet in staat is om zijn oude inkomen te herstellen. Het hof wijst het verzoek van de man om de kinderalimentatie met terugwerkende kracht op nihil te stellen toe voor de periode tot en met 31 maart 2013.
In de tweede zaak, die betrekking heeft op het schorsingsverzoek van de man, wordt dit verzoek afgewezen, omdat de hoofdzaak inmiddels is beslist. De uitspraak van het hof leidt tot de conclusie dat de man vanaf 1 april 2013 geen draagkracht heeft voor het voldoen van de kinderalimentatie, en de eerdere beschikking wordt vernietigd voor zover deze een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen vaststelt.