ECLI:NL:GHAMS:2013:2981

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2013
Publicatiedatum
19 september 2013
Zaaknummer
200.126.679-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over onbetaalde rekening advocaat

In deze zaak gaat het om een geschil over een onbetaalde rekening van een advocaat, waarbij de appellante, de maatschap Van Diepen van der Kroef Advocaten, in hoger beroep is gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Alkmaar. De rechtbank had op 25 april 2012 een vonnis gewezen waarin de vordering van de appellante werd afgewezen. De appellante had in eerste aanleg een bedrag van € 8.624,35 gevorderd van de geïntimeerde, die niet verschenen was in de procedure. De appellante stelde dat de geïntimeerde, via haar vader, opdracht had gegeven voor juridische werkzaamheden en dat de geïntimeerde de kosten daarvan nog niet had betaald. In hoger beroep heeft de appellante haar vordering verminderd en verzocht om een vaststelling van de hoofdsom op € 6.214,41, met bijkomende rente en kosten. Het hof heeft de feiten zoals vastgesteld door de rechtbank overgenomen, aangezien deze niet in geschil waren. Het hof heeft de grieven van de appellante gegrond verklaard, omdat de rechtbank had geoordeeld dat de vordering onvoldoende was onderbouwd. Het hof heeft vastgesteld dat de appellante voldoende bewijs had geleverd voor haar vordering en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De geïntimeerde is veroordeeld tot betaling van de hoofdsom, rente en kosten, en het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.126.679/01
zaaknummer rechtbank (Alkmaar) : 130174 HA ZA/11-485
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 september 2013
inzake
[de maatschap]
[VAN DIEPEN VAN DER KROEF ADVOCATEN],
gevestigd te[Hoorn],
appellante,
advocaat: mr. S. de Kruijff, te[Hoorn],
tegen:
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
geïntimeerde,
niet verschenen.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna de [appellante] en [geïntimeerde] genoemd.
De [appellante] is bij dagvaarding van 14 juni 2012 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Alkmaar van 25 april 2012, voor zover gewezen tussen de [appellante] als eiseres in conventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie.
Tegen [geïntimeerde] is verstek verleend.
De [appellante] heeft bij memorie van grieven en onder overlegging van producties geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de vordering van de [appellante] in hoofdsom (per 25 juni 2013) zal vaststellen op € 6.214,41, de vordering aan verschenen rente en kosten (eveneens per 25 juni 2013) zal vaststellen op € 1.269,56 en [geïntimeerde] zal veroordelen tot betaling van een en ander, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
Ten slotte heeft de [appellante] arrest gevraagd.
2. Feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2 een aantal feiten als vaststaand aangemerkt. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.

3.Beoordeling

3.1.
De [appellante] heeft in eerste aanleg – na vermeerdering van eis - de betaling van [geïntimeerde] gevorderd van een bedrag van € 8.624,35, met rente en kosten. Zij legde aan haar vordering ten grondslag dat [geïntimeerde], bij monde van haar vader, haar opdracht heeft gegeven juridische werkzaamheden te verrichten. [geïntimeerde] dient de nog niet betaalde kosten in verband met die werkzaamheden aan de [appellante] te betalen, aldus de [appellante].
3.2.
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd, een en ander zoals in het vonnis onder 3.2 weergegeven. De rechtbank heeft de verweren deels verworpen, zoals in het vonnis onder 4.1 tot en met 4.10 vermeld.
Het hof verenigt zich op deze punten met het oordeel van de rechtbank en de overwegingen waarop dat berust en neemt dat over.
3.3.
Ten aanzien van het verweer van [geïntimeerde] dat de vordering van de [appellante] zou worden verrekend met de bedragen die de [appellante] voor haar zou incasseren bij de wederpartij in de door haar gevoerde procedures, geldt het volgende. Zoals de rechtbank terecht heeft vastgesteld is niet in geschil dat een dergelijke verrekening plaatsvindt, maar ziet de vordering op dat gedeelte van de vordering dat niet uit die incasso kan worden voldaan. De rechtbank heeft te dien aanzien (in overweging 4.11) geoordeeld dat de [appellante] de vordering onvoldoende heeft onderbouwd, omdat zij heeft nagelaten inzicht te verschaffen in de bedragen die sinds 16 maart 2011 door de deurwaarder waren geïncasseerd, terwijl zij evenmin inzicht heeft gegeven of en zo ja, hoeveel van het saldo dat blijkt uit een door de deurwaarder opgesteld overzicht, nog diende te worden afgedragen aan de [appellante]. Dit heeft geleid tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van de [appellante] in de proceskosten.
3.4.
Tegen deze laatste beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt de [appellante] met haar grieven op. Grief I ziet daarbij op het oordeel van de rechtbank dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en grief II op de beslissing ten aanzien van de kostenveroordeling. Zij lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
3.5.
De [appellante] heeft bij de memorie van grieven een viertal producties overgelegd, inhoudende - kort gezegd - een overzicht van openstaande factuurbedragen betreffende [geïntimeerde] en een drietal e-mails van de deurwaarder aan de [appellante], uit welk een en ander - bij gebreke van betwisting door [geïntimeerde] - naar het oordeel van het hof genoegzaam blijkt dat de [appellante] een vordering op [geïntimeerde] heeft ter grootte van de gevorderde bedragen, met dien verstande dat daaruit eveneens volgt dat op de datum van dit arrest waarschijnlijk een bedrag van € 7,34 per maand sinds 25 juni 2013 verrekend zal zijn.
3.6.
De grieven slagen. Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd. [geïntimeerde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in beide instanties.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
stelt de vordering van de [appellante] op [geïntimeerde] per 25 juni 2013 in hoofdsom vast op € 6.214,41 en veroordeelt [geïntimeerde] om dit bedrag aan de [appellante] te betalen (met vermindering van wat sinds die datum nog met [geïntimeerde] is verrekend);
stelt de vordering van de [appellante] op [geïntimeerde] ter zake van verschenen rente en kosten per 25 juni 2013 vast op € 1.269,56 en veroordeelt [geïntimeerde] om dit bedrag aan de [appellante] te betalen;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van de [appellante] begroot op € 285,31 aan verschotten en € 960,- voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 759,17 aan verschotten en € 632,- voor salaris;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, R.J.M. Smit en L.A.J. Dun en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 september 2013.