ECLI:NL:GHAMS:2013:2898

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juni 2013
Publicatiedatum
16 september 2013
Zaaknummer
200.120.518/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht van gerechtsdeurwaarder over onterecht doorberekende kosten en communicatie

In deze zaak heeft een klagende gerechtsdeurwaarder een klacht ingediend tegen zijn collega-gerechtsdeurwaarders. De klager stelt dat zijn collega's onterecht hoge kosten in rekening hebben gebracht bij de debiteur, die niet zijn verrekend met de vordering van de cliënt van de klager. De klacht betreft twee onderdelen: het eerste onderdeel betreft de kosten die de gerechtsdeurwaarders in rekening hebben gebracht voor informatie van de Kamer van Koophandel, die volgens de klager te hoog zijn. Het tweede onderdeel betreft de bewoordingen die door de gerechtsdeurwaarders in hun communicatie met de klager zijn gebruikt. Het hof heeft geoordeeld dat de klager geen eigen belang heeft bij de eerste klacht, omdat het bedrag niet ten laste van hem is gekomen. Daarom werd hij niet-ontvankelijk verklaard in dit onderdeel. Wat betreft het tweede onderdeel, heeft het hof vastgesteld dat de gebruikte bewoordingen niet fraai waren, maar dat de gerechtsdeurwaarders niet klachtwaardig hebben gehandeld. De beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders werd vernietigd, en de klager werd niet-ontvankelijk verklaard in de eerste twee klachtonderdelen, terwijl het derde klachtonderdeel ongegrond werd verklaard. De uitspraak werd gedaan op 25 juni 2013.

Uitspraak

beslissing
_________________________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.120.518/01 GDW
zaaknummer kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam: 295.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 25 juni 2013
inzake:
[klager],
kantoorhoudende te [plaats],
APPELLANT,
t e g e n
1. [gerechtsdeurwaarder],
2. [gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarders te[plaats],
3. [gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarder te[plaats],
GEÏNTIMEERDEN,
gemachtigde:
A.A.M. Zeeman.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant in het principaal appel, verder klager, is bij een op 23 januari 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift - met bijlagen - tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 15 januari 2013, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerden in het principaal appel, verder de gerechtsdeurwaarders, gegrond heeft verklaard zonder oplegging van een maatregel.
1.2.
Van de zijde van de gerechtsdeurwaarders is op 6 maart 2013 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen waarbij zij zelf ook bezwaren tegen de bestreden beschikking hebben geformuleerd.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 25 april 2013. Klager is - onder opgaaf van redenen - niet verschenen en heeft laten weten geen bezwaar te hebben tegen behandeling van de zaak buiten zijn aanwezigheid. De gerechtsdeurwaarders sub 1 en 2 en hun gemachtigde zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; de gerechtsdeurwaarder sub 2 aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
2.
De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klager

Klager beklaagt zich erover dat:
i. de gerechtsdeurwaarders een bedrag van € 12,50 ter zake van bij de Kamer van Koophandel ingewonnen informatie in de afrekening met hem hebben opgenomen, terwijl door de Kamer van Koophandel voor een uittreksel slechts € 2,50 in rekening wordt gebracht;
ii. de gerechtsdeurwaarders bij de debiteur een te hoog bedrag aan verschotten - namelijk € 12,50 in plaats van de werkelijk gemaakte kosten ad € 2,50 - hebben geïncasseerd zonder dit vervolgens met de opdrachtgever te verrekenen;
iii. de gerechtsdeurwaarders op zijn bezwaar tegen de hiervoor beschreven handelwijze, welke kennelijk structureel is, beledigend hebben gereageerd door dat bezwaar te bestempelen als “onzinnig, absurd, belachelijk, ridicuul”.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben de stellingen van klager gemotiveerd betwist. Voor zover van belang zal hierna op dat verweer worden ingegaan.

6.De beoordeling

6.1.
De gerechtsdeurwaarders hebben zich primair op het standpunt gesteld dat klager geen belang heeft bij de klacht en om die reden niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
6.2.
Het hof overweegt hieromtrent met betrekking tot klachtonderdelen i en ii als volgt.
Klager heeft namens een cliënt opdracht gegeven tot het innen van een vordering. Blijkens de bij brief van 6 maart 2012 door de gerechtsdeurwaarders ter zake van deze opdracht verstrekte afrekening is een bedrag van € 12,50 voor “Informatie KvK” naast de hoofdsom, rente en overige kosten bij de debiteur in rekening gebracht en geïncasseerd. Het volgens klager ten onrechte doorberekende bedrag van € 10,- is dus niet in mindering gebracht op de voor klagers cliënt geïnde vordering noch voor rekening van klager zelf gekomen. Klager stelt dat zijn belang - zo heeft hij tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg verklaard - is gelegen in het feit dat zijn cliënt deze doorberekening niet wil, omdat zijn cliënt een zakelijke relatie met de betreffende debiteur heeft die hij goed wil houden. Dit levert echter geen eigen belang van klager bij klachtonderdelen i en ii op, terwijl hij de onderhavige klacht bovendien niet (mede) namens zijn cliënt heeft ingediend. Het hof komt dan ook tot het oordeel dat klager wegens gebrek aan belang niet kan worden ontvangen in klachtonderdelen i en ii.
6.3.
Met betrekking tot klachtonderdeel iii overweegt het hof dat klager hierin wel ontvankelijk is. Dit klachtonderdeel betreft immers bewoordingen die door de gerechtsdeurwaarders in hun communicatie met klager zijn gebruikt, zodat hij daarbij wel een eigen belang heeft. Het hof is van oordeel dat die bewoordingen - zoals hiervoor onder 4 iii weergegeven - weliswaar niet fraai zijn, maar dat de gerechtsdeurwaarders door het bezigen daarvan niet klachtwaardig hebben gehandeld. In dit verband is van belang op te merken dat in de correspondentie met klager alleen het woord “onzinnig” is gebezigd en de wat beladener termen voorkomen in het verweerschrift in eerste aanleg, een plaats waar een iets ruimere uitdrukkingsvrijheid moet worden gegund. Het hof zal klachtonderdeel iii dus ongegrond verklaren.
6.4.
Nu het hof tot een andere beslissing is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de beslissing van de kamer en opnieuw rechtdoende:
- verklaart klager met betrekking tot klachtonderdelen i en ii niet ontvankelijk;
- verklaart klachtonderdeel iii ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 25 juni 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM
Beslissing van 15 januari 2013 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 295.2012 ingesteld door:
[klager],
namens Rechtshulp & Incasso te [plaats],
klager,
tegen:
[gerechtsdeurwaarder], [gerechtsdeurwaarder] en [gerechtsdeurwaarder],
gerechtsdeurwaarders te [plaats] en[plaats],
beklaagden sub 1, 2 en 3.
Verloop van de procedure
Bij brief met bijlagen, ingekomen op 3 april 2012, heeft klager een klacht ingediend tegen beklaagden, hierna: de gerechtsdeurwaarders.
Op 12 april 2012 is het verweerschrift van de gerechtsdeurwaarders ontvangen. Dit verweerschrift is desgevraagd bij brief van 12 oktober 2012 aan klager toegezonden.
Op 1 november 2012 heeft klager zich beklaagd over de reactie van de gerechtsdeurwaarders ten aanzien van klachtonderdeel 3. Hierop hebben de gerechtsdeurwaarders bij verweerschrift van 12 november 2012 gereageerd.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van 20 november 2012 alwaar klager is verschenen. De gerechtsdeurwaarders zijn, zoals tevoren meegedeeld, niet verschenen.
Van deze behandeling is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.
De uitspraak is bepaald op 15 januari 2013.

1.De feiten

Klager heeft de gerechtsdeurwaarders namens een cliënt opdracht gegeven tot het innen van een vordering. Bij brief van 6 maart 2012 hebben de gerechtsdeurwaarders klager een afrekening verstrekt. Bij brief van 14 maart 2012 heeft klager zich onder meer bij de gerechtsdeurwaarders beklaagd over de hoogte van de in rekening gebrachte informatiekosten van de Kamer van Koophandel. De gerechtsdeurwaarders hebben klager daarop bij brief van 15 maart 2012 meegedeeld dat die kosten niet aan klager in rekening zijn gebracht maar aan de schuldenaar.

2.De klacht

Klager beklaagt zich er samengevat en in hoofdzaak over dat de gerechtsdeurwaarders:
a: een te hoog bedrag in rekening brengen aan informatiekosten bij de Kamer van Koophandel;
b: bij de debiteur te hoge bedragen incasseren, die niet geheel worden afgedragen aan de opdrachtgever;
c: voormelde handelwijze structureel lijken toe te passen, terwijl op de daartegen ingebrachte bezwaren op een onbehoorlijke wijze wordt gereageerd.

3.Het verweer van de gerechtsdeurwaarders

De gerechtsdeurwaarders hebben primair gesteld dat de klacht niet-ontvankelijk is en deze voorts gemotiveerd weersproken. Voor zover van belang wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4.Beoordeling van de klacht

4.1
Anders dan de gerechtsdeurwaarders is de Kamer van oordeel dat de klacht ontvankelijk is omdat klager een in rechte te honoreren belang heeft bij beantwoording van de vraag of, indien een opdracht wordt verstrekt aan een gerechtsdeurwaarder, aan een debiteur enkel de daadwerkelijk gemaakte kosten in rekening mogen worden gebracht. Daarbij betrekt de Kamer dat, zoals ter zitting door klager is toegelicht, zijn cliënt een (langlopende) zakelijke relatie heeft met de debiteur.
4.2
Op grond van het bepaalde in artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk handelend gerechtsdeurwaarder betaamt.
4.3
Het wettelijk tuchtrecht voor beroepsbeoefenaren heeft in de eerste plaats tot doel, kort gezegd, in het algemeen belang een goede wijze van beroepsbeoefening te bevorderen. Het tuchtrecht komt tot gelding in een tuchtprocedure waarin, in het algemeen naar aanleiding van een klacht van een belanghebbende, wordt onderzocht of een beroepsbeoefenaar in overeenstemming met deze norm heeft gehandeld en, zo dit niet het geval is, of een maatregel kan worden opgelegd.
4.4
De gerechtsdeurwaarders hebben niet betwist dat door de Kamer van Koophandel niet een bedrag van € 12,50 maar een bedrag van € 2,50 in rekening wordt gebracht. De Kamer gaat daarom uit van de juistheid van laatstgenoemd bedrag. Daarnaast hebben de gerechtsdeurwaarders niet aangegeven waarom het in dit geval gerechtvaardigd is dat aan de debiteur een hoger bedrag in rekening is gebracht. Gelet daarop valt dit niet te begrijpen en zal de klacht op dit punt gegrond worden verklaard.
4.5
Zoals de Kamer al meermalen in haar uitspraken heeft overwogen mag van zowel gerechtsdeurwaarders als van justitiabelen worden verwacht dat zij communiceren op een wijze die in het algemeen als passend en fatsoenlijk mag worden beschouwd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat er verschil van inzicht kan bestaan over de waarde die door beide partijen aan de gebruikte bewoordingen wordt toegekend.
De door de gerechtsdeurwaarders in punt 4 van het verweerschrift weergegeven bewoordingen
‘onzinnig, absurd, belachelijk en ridicuul’kunnen voormelde toets niet doorstaan. Een dergelijke reactie past professionals als de gerechtsdeurwaarders niet. De gerechtsdeurwaarders hadden dit kunnen en moeten beseffen, zodat ook dit klachtonderdeel terecht is voorgesteld.
4.7
Omdat niet is gebleken dat sprake is van een vaste praktijk ten aanzien van de hoogte van de doorberekende kosten, ziet de Kamer af van het opleggen van een maatregel, zodat wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:
  • verklaart de klacht gegrond;
  • ziet af van het opleggen van een maatregel.
Aldus gegeven door mr. C.W. Inden, plaatsvervangend-voorzitter, mr. M.S.F. Voskens en M. Colijn, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2013 in tegenwoordigheid van H.A.J. van der Lee, secretaris.