Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
MEDISCH CENTRUM BOERHAAVE B.V.,
handelend onder de naam [X],
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
was bestuurder en enig aandeelhouder van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Y] De naam van deze vennootschap is met ingang van 6 december 2005 veranderd in [Z]. Op diezelfde dag werd opgericht de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [A]
In de kwestie van de nakoming van de overeenkomst van opdracht heeft de rechtbank onderzocht welke afspraken Boerhaave en [geïntimeerde] hebben gemaakt aangaande de vergoeding die [geïntimeerde] toekomt (rechtsoverweging 2.2 eindvonnis). Vervolgens heeft de rechtbank onderzocht of Boerhaave en [geïntimeerde] wijziging hebben gebracht in die afspraken. De rechtbank heeft in de stellingen van Boerhaave onvoldoende aanknopingspunt aangetroffen om te oordelen dat partijen hun afspraken hebben veranderd (rechtsoverweging 2.4 eindvonnis).
Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat [geïntimeerde] onvoldoende heeft onderbouwd dat in twintig gevallen het afgesproken tarief voor eigen patiënten zou moeten worden toegepast. Het daarmee gemoeide bedrag groot € 5.389,96 is niet toegewezen. Ook heeft de rechtbank de vordering die strekt tot vergoeding van € 595,06 als onvoldoende onderbouwd van de hand gewezen.
De vordering van Boerhaave in reconventie had eveneens betrekking op door [geïntimeerde] verleende diensten. Boerhaave zou daarvoor een bedrag groot € 5.984,20 te veel hebben betaald. Die stelling is door de rechtbank aanvaard. De vordering is toch niet toegewezen, omdat deze is verrekend in conventie en dus als betaald heeft te gelden.
- met welke partij sloot Boerhaave de overeenkomst van opdracht?
- welke tarieven hebben partijen afgesproken?
- waartoe leidt toepassing van de afgesproken tarieven op de werkzaamheden die [geïntimeerde] ten behoeve van Boerhaave heeft verricht?
Ter ondersteuning van deze stelling heeft Boerhaave erop gewezen dat zij hetgeen zij verschuldigd was uit hoofde van de overeenkomst aanvankelijk heeft betaald aan [Y] en vanaf medio 2007 op verzoek van [geïntimeerde] aan [A] Boerhaave wil in dit verband steun putten uit de verklaring van BOL Fiscalisten d.d. 1 oktober 2010, waaruit blijkt dat [A] volgens haar eigen adviseur de vordering op Boerhaave pretendeert. [geïntimeerde] wenste zich niet persoonlijk te verbinden. Daarop moet de vordering van [geïntimeerde] afstuiten, aldus Boerhaave.
heeft niet bestreden dat hij de overeenkomst van opdracht niet in persoon met Boerhaave heeft gesloten. Zijns inziens was aanvankelijk [Y] de contractspartner van Boerhaave en vanaf haar oprichting in december 2005 [A] Volgens [geïntimeerde] is zijn vordering toch voor toewijzing vatbaar, omdat [geïntimeerde] in dit geding als lasthebber van [geïntimeerde] Oisterwijk Kliniek B.V. optreedt. Ter ondersteuning van dit standpunt heeft hij een daartoe strekkende lastgevingsovereenkomst in het geding gebracht (productie 16 memorie van antwoord in het principaal appel, tevens memorie van grieven in het incidenteel appel).
Het hof komt tot dit oordeel omdat de desbetreffende stellingen van [geïntimeerde] niet dan wel ontoereikend zijn bestreden. Het had op de weg gelegen van Boerhaave om op de desbetreffende stellingen van [geïntimeerde] te reageren, toen zij op haar beurt aan het woord kwam in het incidenteel beroep. Ook in het incidenteel beroep is immers de kwestie of [geïntimeerde] als haar contractspartner dient te worden beschouwd van betekenis. Nu verweer is uitgebleven, mag de desbetreffende stelling van [geïntimeerde] als onbestreden gelden.
Dat betekent dat Boerhaave met haar eerste grief het gelijk aan haar zijde heeft maar dat deze grief niet kan leiden tot vernietiging van de bestreden vonnissen. Grief 1 in het principaal appel faalt dus.
Consequentie is dat hierna voor het hof uitgangspunt is dat de voor dit geding relevante contractuele rechtsverhouding die tussen Boerhaave en [A] is.
Het hof zal geïntimeerde in het principaal appel tevens appellant in het incidenteel appel [geïntimeerde] blijven noemen. Wanneer het hof [geïntimeerde] in persoon bedoelt, zal het hof dit expliciteren.
Voor de vordering uit onverschuldigde betaling rust de stelplicht op Boerhaave. In zoverre kan haar grief geen succes hebben.
Voor de vordering tot nakoming van de verbintenis tot betaling uit hoofde van de overeenkomst van opdracht rust de stelplicht op [geïntimeerde]. Boerhaave hanteerde evenwel volgens haar eigen stellingen een declaratiesysteem dat eruit bestond dat zij maandelijks aan [geïntimeerde] een overzicht verstrekte van de door hem verrichte werkzaamheden en de daarbij horende vergoedingsbedragen. [geïntimeerde] had aldus de gelegenheid het overzicht van commentaar te voorzien; correcties werden verwerkt in het daaropvolgende maandoverzicht, aldus Boerhaave verder. Dat betekent dat [geïntimeerde] in de visie van Boerhaave voor de vaststelling van de omvang van wat hem toekwam afhankelijk was van haar administratie. Ingeval van onduidelijkheid behoort Boerhaave zich dan ook in te spannen om voor verheldering zorg te dragen met behulp van haar administratie.
In dit geding bestaan tussen partijen tal van geschilpunten over de werkzaamheden die [geïntimeerde] heeft verricht en over hetgeen Boerhaave daarvoor aan [geïntimeerde] verschuldigd is geworden. [geïntimeerde] heeft daarin een gemotiveerd en met stukken gestaafd standpunt ingenomen. Boerhaave heeft dat standpunt op haar beurt gemotiveerd en met stukken gestaafd bestreden. Terecht heeft de rechtbank van Boerhaave verlangd dat zij met behulp van haar administratie zou bijdragen aan verheldering. Miskenning van de stelplicht van [geïntimeerde] houdt dat niet in.
Het hof laat verder daar dat [geïntimeerde] heeft betwist dat Boerhaave maandelijks zorg droeg voor overzichten.
De tweede grief van Boerhaave faalt.
Het is partijen niet gelukt voor een dergelijk gezamenlijk uitgangspunt zorg te dragen. De totaallijst die Boerhaave bij akte van 16 november 2011 in het geding heeft gebracht, kan immers bezwaarlijk als zodanig gelden, omdat [geïntimeerde] voor die lijst en de inhoud daarvan geen verantwoordelijkheid heeft aanvaard.
Grief 3 in het principaal appel faalt.
- voor operaties van patiënten die rechtstreeks bij Boerhaave klant werden ontving hij 24% van het verschil tussen de vergoeding die Boerhaave volgens haar prijslijst berekende aan haar patiënten en de kosten van de implantaten;
- voor operaties van patiënten die via [geïntimeerde] of diens website bij Boerhaave klant werden ontving [geïntimeerde] 34% van het verschil tussen de vergoeding die Boerhaave volgens haar prijslijst berekende aan haar patiënten en de kosten van de implantaten;
- gebruikte hulpmiddelen die [geïntimeerde] zelf aanleverde, werden door Boerhaave vergoed;
- voor het injecteren van aquamid ontving hij € 225,- per milliliter gebruikt product;
- voor het injecteren met pms, botox en esthelis ontving hij € 125,- per milliliter gebruikt product.
heeft met zoveel woorden bestreden dat hij deelde in het debiteurenrisico dat Boerhaave liep terzake van de door hem behandelde klanten. De tarievenlijst van Boerhaave was volgens [geïntimeerde] leidend voor zijn declaraties. Het door Boerhaave gekozen factuurbedrag noch eventuele door Boerhaave aan haar klanten verleende korting op haar tarieven regardeerde [geïntimeerde].
verwijt Boerhaave dat zij met ingang van 2006 de tariefafspraken eenzijdig in voor hem nadelige zin heeft willen veranderen, waaronder de invoering van een debiteurenrisico voor [geïntimeerde].
- voor operaties van patiënten die rechtstreeks bij Boerhaave klant werden, was Boerhaave verschuldigd 24% van het verschil tussen het bedrag dat zij factureerde aan haar klant, en de prijs van de gebruikte hulpmiddelen;
- voor operaties van patiënten die via [geïntimeerde] (en de Oisterwijk kliniek) bij Boerhaave klant werden, was Boerhaave verschuldigd 34% van het verschil tussen het bedrag dat zij factureerde aan haar klant, en de prijs van de gebruikte hulpmiddelen;
- voor het injecteren met aquamid, esthelis, pms respectievelijk botox van patiënten die rechtstreeks bij Boerhaave klant werden was Boerhaave verschuldigd 24% van het verschil tussen het bedrag dat zij factureerde aan haar klant, en de prijs van het te injecteren materiaal; per geïnjecteerde milliliter ontving [geïntimeerde] aldus € 102,80 voor het injecteren met aquamid, € 42,00 voor het injecteren met pms, € 102,80 voor het injecteren met botox en € 60,00 voor het injecteren met esthelis;
- voor het injecteren met aquamid, esthelis, pms respectievelijk botox van patiënten die via [geïntimeerde] (en de Oisterwijk kliniek) bij Boerhaave klant werden was Boerhaave verschuldigd 34% van het verschil tussen het bedrag dat zij factureerde aan haar klant, en de prijs van het te injecteren materiaal;
- gebruikte hulpmiddelen die [geïntimeerde] zelf aanleverde, werden door Boerhaave vergoed;
- [geïntimeerde] deelde in het incassorisico: ontving Boerhaave geen betaling van haar klant, dan behoefde Boerhaave niet aan [geïntimeerde] te betalen.
Boerhaave heeft benadrukt dat zij mocht rekenen met het factuurbedrag en niet met een vast tarief dat voor een behandeling gold, zodat een eventueel aan de klant verleende korting ook gevolgen had voor hetgeen aan [geïntimeerde] toekwam.
Voorts hadden [geïntimeerde] en Boerhaave volgens Boerhaave afgesproken dat als door [geïntimeerde] aangebrachte klanten werden beschouwd patiënten die door [geïntimeerde] naar Boerhaave werden verwezen nadat hij deze thuis dan wel in zijn eigen kliniek had gezien en die vervolgens in de kliniek van Boerhaave in Amsterdam werden behandeld. Het ligt volgens Boerhaave voor de hand dat deze categorie patiënten vanaf het moment dat [geïntimeerde] zijn eigen kliniek in Oisterwijk had opgericht, in december 2005, nog maar weinig voorkwam.
Voor haar standpunt wil Boerhaave steun putten uit hetgeen zij in de loop der jaren telkens als vergoeding aan [geïntimeerde] heeft betaald. Ook heeft zij erop gewezen dat het beeld dat oprijst uit de door [geïntimeerde] verstrekte cijfers te diffuus is om enige steun te bieden aan het door hem ingenomen standpunt.
Met behulp van productie F bij memorie van grieven in het principaal appel heeft Boerhaave betoogd dat zij aan [geïntimeerde] alles heeft betaald hetgeen zij overeenkomstig de geldende tariefafspraken was verschuldigd.
- dat de vergoeding voor operaties wordt berekend aan de hand van de prijs die staat in de prijslijst van Boerhaave;
- dat [geïntimeerde] voor het injecteren van aquamid, pms, botox en esthelis een vaste prijs ontvangt per gebruikte milliliter, te weten voor aquamid € 225,- en voor pms, botox en esthelis € 125,- per milliliter gebruikt product;
- dat de klant die via (de website van) [geïntimeerde] in contact komt met Boerhaave en zich daar laat behandelen, wordt beschouwd als een door [geïntimeerde] aangebrachte klant;
- dat [geïntimeerde] niet deelt in het debiteurenrisico van Boerhaave terzake van de door hem behandelde klanten.
heeft aangeboden door middel van getuigen bewijs te leveren van zijn stellingen. Het hof zal [geïntimeerde] de gelegenheid bieden om dat bewijs te leveren. Boerhaave zal tegenbewijs mogen leveren.
De inhoud van het partijdebat in aanmerking genomen kan na vaststelling van de toepasselijke tariefafspraken nog niet op alle vragen antwoord worden gegeven. Niet alleen resteert de kwestie welke relevante werkzaamheden [geïntimeerde] heeft verricht, ook moet worden onderzocht waartoe toepassing van de tariefaanspraken waarvan de gelding is aanvaard, leidt.
Het restant van grief 7 in het principaal appel en van grief 1 in het incidenteel appel alsmede grief 2 in het incidenteel appel stellen dergelijke vragen aan de orde. Partijen hebben, samengevat, meningsverschil over de volgende kwesties:
- welke werkzaamheden zijn door [geïntimeerde] ten behoeve van Boerhaave verricht?
- aan de hand van welke feitelijke bedragen moet de vergoeding worden berekend?
- welke kosten mogen in mindering strekken?
- op hoeveel klanten moet het 34%-tarief worden toegepast?
Het tekent zich dus af dat na vaststelling van de toepasselijke tariefafspraken het nodige onderzoek dient plaats te hebben, alvorens het hof een eindarrest kan wijzen.
Het ligt dan ook in de bedoeling van het hof om in aansluiting op de getuigenverhoren een comparitie van partijen te houden teneinde van gedachten te wisselen over een doelmatige voortgang van het geding. In dat verband wil het hof ook aandacht schenken aan de vooralsnog voorwaardelijk door [geïntimeerde] ingestelde, op artikel 843a Rv gestoelde vordering. Tevens wil het hof de gelegenheid van de comparitie benutten om te onderzoeken of en zo ja in hoeverre het resterende geschil in der minne kan worden opgelost.
4. Slotsom
De grieven 4, 5, 6 en 7 (gedeeltelijk) alsmede grief 1 in het incidenteel appel (gedeeltelijk) behoeven nader onderzoek.
De overige grieven blijven rusten.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5.Beslissing
- dat de vergoeding voor operaties wordt berekend aan de hand van de prijs die staat in de prijslijst van Boerhaave;
- dat [geïntimeerde] voor het injecteren van aquamid, pms, botox en esthelis een vaste prijs ontvangt per gebruikte milliliter, te weten voor aquamid € 225,- en voor pms, botox en estellis € 125,- per milliliter gebruikt product;
- dat de klant die via (de website van) [geïntimeerde] in contact komt met Boerhaave en zich daar laat behandelen, wordt beschouwd als een door [geïntimeerde] aangebrachte klant;
- dat [geïntimeerde] niet deelt in het debiteurenrisico van Boerhaave terzake van de door hem behandelde klanten;
zijn –
uiterlijk op 24 september 2013 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van november/december 2013 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;