ECLI:NL:GHAMS:2013:2829
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A. van Haeringen
- D. Kingma
- J.J.M. Bruinsma
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake eenhoofdig gezag over minderjarige na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 10 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van het gezag over een minderjarige na de echtscheiding van de ouders. De moeder, die in hoger beroep was gekomen, stelde dat zij niet eerder op de hoogte was gesteld van de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 15 februari 2012, waaruit bleek dat het gezamenlijk gezag over de minderjarige was beëindigd en het eenhoofdig gezag aan de vader was toegekend. De moeder betoogde dat zij pas op 23 oktober 2012 van deze beschikking op de hoogte was geraakt en dat de referteverklaring die in eerste aanleg was ingediend, niet door haar was ondertekend. Het hof oordeelde dat de moeder ontvankelijk was in haar hoger beroep, omdat niet was aangetoond dat zij eerder op de hoogte was van de beschikking.
Vervolgens beoordeelde het hof of er gronden waren om het gezamenlijk gezag te wijzigen in eenhoofdig gezag. De vader voerde aan dat de moeder zich sinds de geboorte van de minderjarige niet had geïnteresseerd in de opvoeding en dat er een onaanvaardbaar risico bestond dat de minderjarige klem zou raken tussen de ouders. De moeder daarentegen betwistte de stellingen van de vader en stelde dat hij haar nooit had betrokken bij belangrijke gezagsbeslissingen. De Raad voor de Kinderbescherming adviseerde om de bestreden beschikking te bekrachtigen, gezien de verstoorde communicatie tussen de ouders en het feit dat de minderjarige al meer dan drie jaar bij de vader woont.
Het hof concludeerde dat het in het belang van de minderjarige was om het gezamenlijk gezag te beëindigen en het eenhoofdig gezag aan de vader toe te kennen. De moeder had niet aangetoond dat de vader niet in staat was om voor de minderjarige te zorgen en er waren geen aanwijzingen dat de vader niet zorgde voor een veilige opvoedingssituatie. De beslissing van het hof leidde tot de bekrachtiging van de eerdere beschikking en afwijzing van de verzoeken van de moeder in hoger beroep.