Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie van de dochter van partijen. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Haarlem, waarin de man was verplicht om een bijdrage te betalen voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun dochter. De vrouw verzocht om een verhoging van de bijdrage, terwijl de man in incidenteel appel verzocht om de bijdrage te verlagen naar nihil. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van beide partijen onderzocht, waaronder hun financiële situatie en de zorg voor hun dochter. De vrouw heeft een chronische aandoening die haar werkcapaciteit beperkt, terwijl de man een directeur-grootaandeelhouder is met fluctuaties in zijn bedrijfsresultaat. Het hof heeft geoordeeld dat de man in staat is om een bijdrage te betalen, maar dat de bijdrage voor de dochter kan worden verlaagd naar nihil, gezien de wijziging van omstandigheden. De vrouw heeft recht op een uitkering tot levensonderhoud, die is vastgesteld op € 206,- bruto per maand voor de periode van 1 september 2011 tot 31 augustus 2012, en € 772,- bruto per maand met ingang van 31 augustus 2012. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de nieuwe bedragen zijn vastgesteld, waarbij de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.