ECLI:NL:GHAMS:2013:2736

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 augustus 2013
Publicatiedatum
2 september 2013
Zaaknummer
200.121.505/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.G. Kemmers
  • G.J. Driessen-Poortvliet
  • J.G. Gräler
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake alimentatie en erkenning van kinderen in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Alkmaar, waarin een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen is vastgesteld. De man is op 7 februari 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 november 2012. De vrouw heeft op 5 april 2013 een verweerschrift ingediend en op 29 mei 2013 nadere stukken ingediend. De advocaat van de man heeft zich op 4 juni 2013 onttrokken, waarna de behandeling van de zaak op 10 juni 2013 is aangehouden. De zaak is uiteindelijk op 5 augustus 2013 ter terechtzitting behandeld, waarbij de vrouw aanwezig was, maar de man niet.

De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen hebben een relatie gehad en hebben samen twee kinderen, die bij de vrouw verblijven. De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over de kinderen. De man heeft in een eerdere beschikking vervangende toestemming gekregen tot erkenning van de kinderen. De vrouw heeft verzocht om een bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, welke door de rechtbank is vastgesteld op € 139,- per kind per maand met ingang van 9 december 2011.

In hoger beroep verzoekt de man de bestreden beschikking te vernietigen, terwijl de vrouw verzoekt om bekrachtiging. De vrouw stelt dat de man niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn verzoek, omdat hij in een eerdere zitting heeft verklaard zijn verantwoordelijkheid te nemen. Het hof oordeelt echter dat een gerechtelijke erkentenis slechts geldt in het geding waarin deze is afgelegd en dat de man ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

Het hof overweegt dat de man onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie en dat hij geen stukken heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn hoger beroep. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank, waarbij de man verplicht is bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 20 augustus 2013
Zaaknummer: 200.121.505/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: 135785/FA RK 12-146
in de zaak in hoger beroep van:
[…],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
appellant,
advocaat: voorheen mr. Lieuw On te Amsterdam (onttrokken),
tegen
[…],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. M.R. Ploeger te Schagen.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
De man is op 7 februari 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 november 2012 van de rechtbank Alkmaar, met kenmerk 135785/FA RK 12-146.
1.3.
De vrouw heeft op 5 april 2013 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De vrouw heeft op 29 mei 2013 nadere stukken ingediend.
1.5.
Mr. K.R. Lieuw On heeft zich bij brief van 4 juni 2013 onttrokken als advocaat van de man.
1.6.
De behandeling van de zaak op 10 juni 2013 is op voorhand aangehouden teneinde de man de gelegenheid te bieden vervangende rechtsbijstand te regelen.
1.7.
De zaak is vervolgens op 5 augustus 2013 ter terechtzitting behandeld, alwaar is verschenen:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
1.8.
De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie gehad. Uit hun relatie zijn geboren [kind 1] [in] 2004 en [kind 2] [in] 2006 (hierna gezamenlijk: de kinderen). De kinderen verblijven bij de vrouw. Zij heeft het eenhoofdig gezag over hen.
Bij beschikking van 22 augustus 2012 is aan de man vervangende toestemming verleend tot erkenning van de kinderen.
2.2.
Ten aanzien van
de vrouwis het volgende gebleken.
Zij is geboren [in] 1977. Zij vormt met de kinderen een eenoudergezin.
Zij neemt deel aan een traject van vrijwillige schuldsanering en heeft € 80,- per week voor haar levensonderhoud ter beschikking.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is op verzoek van de vrouw een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen bepaald van € 139,- per kind per maand met ingang van 9 december 2011.
3.2.
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het inleidend verzoek van de vrouw alsnog af te wijzen.
3.3.
De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren dan wel de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.Ontvankelijkheid van het hoger beroep

4.1.
De vrouw stelt dat de man niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek in hoger beroep, omdat hij ter zitting van 27 november 2012 van de rechtbank Alkmaar (waar de ondertoezichtstelling van de kinderen aan de orde was) heeft verklaard dat hij zijn verantwoordelijkheid zou nemen en dat hij bereid was om de beschikking waarvan beroep na te leven. Deze mededeling dient volgens de vrouw opgevat te worden als een gerechtelijke erkentenis in de zin van artikel 154 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.).
4.2.
Het hof volgt de vrouw niet in die stelling. Een gerechtelijke erkentenis geldt als zodanig slechts in het geding waarin zij is afgelegd. Nu de vrouw zich beroept op een verklaring van de man in de procedure tot ondertoezichtstelling van de kinderen van partijen, is van een gerechtelijke erkentenis in de zin van artikel 154 Rv. geen sprake. De man is derhalve ontvankelijk in zijn hoger beroep.

5.Beoordeling van het hoger beroep

5.1.
De man stelt dat zijn draagkracht de door de rechtbank opgelegde bijdrage niet toelaat, omdat hij een inkomen heeft op bijstandsniveau. De vrouw daarentegen heeft voldoende draagkracht heeft om geheel, althans grotendeels in de behoefte van de kinderen te voorzien, aldus de man.
5.2.
Het hof overweegt als volgt. De man heeft verzuimd in hoger beroep inzicht te verschaffen in zijn financiële situatie, hetgeen wel op zijn weg had gelegen. Nu de man geen enkel stuk heeft overgelegd ter onderbouwing van zijn hoger beroep dient dit hoger beroep reeds om die reden te worden afgewezen. Het hof merkt ten overvloede op dat, daargelaten dat de vrouw deelneemt aan een vrijwillige schuldsaneringsregeling en met de twee kinderen van partijen rond dient te komen van een minimaal inkomen, de man met zijn stelling dat de vrouw voldoende draagkracht heeft om in het levensonderhoud van de kinderen te voorzien, miskent dat ouders verplicht zijn naar rato te voorzien in het levensonderhoud van hun kinderen en dat deze verplichting niet alleen op de vrouw kan worden afgewenteld.
5.3.
De beschikking waarvan beroep zal op grond van het voorgaande worden bekrachtigd.
5.4.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.G. Kemmers, G.J. Driessen-Poortvliet en J.G. Gräler in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2013.