ECLI:NL:GHAMS:2013:2719

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
200 107 256/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tuchtrechtelijke klacht tegen notaris inzake doorzending van exploot en woonplaatskeuze

In deze tuchtrechtelijke zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2013, gaat het om een klacht van twee gerechtsdeurwaarders tegen een notaris. De klagers, aangeduid als klager sub 1 en klager sub 2, hebben een klacht ingediend over de handelwijze van de notaris met betrekking tot de betekening van een proces-verbaal van beslag op registergoederen. De zaak is ontstaan na een hypotheekakte die op 8 november 2001 is verleden, waarin de comparanten woonplaats ten kantore van de notaris hebben gekozen. Op 15 december 2011 heeft een kandidaat-gerechtsdeurwaarder geprobeerd een exploot van beslag te betekenen aan de hypotheekhoudende banken, maar de notaris heeft dit exploot retour gezonden met de mededeling dat kosten in rekening zouden worden gebracht voor het doorzenden van het exploot. De klagers stellen dat de notaris hiermee onterecht druk uitoefent op de gerechtsdeurwaarder en dat hij de belangen van de banken veronachtzaamt door het exploot niet door te sturen. Het hof oordeelt dat de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door de kosten voor het doorzenden van het exploot te verbinden aan de ontvangst ervan en door het exploot retour te zenden. De notaris heeft zijn zorgplicht geschonden door de hypotheekhouders niet op de hoogte te stellen van het beslag. Het hof legt de maatregel van berisping op aan de notaris, omdat zijn handelwijze niet alleen de gerechtsdeurwaarder heeft belemmerd, maar ook het vertrouwen in het notarisambt heeft geschaad.

Uitspraak

beslissing

______________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.107.256/01 NOT
zaaknummer eerste aanleg : 28-2011
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 augustus 2013
inzake:
1. appellant 1 ],
gerechtsdeurwaarder te [ plaats ],
2. [ appellant 2 ],
gerechtsdeurwaarder te [ plaats ],
appellanten,
t e g e n
[ de notaris ],
notaris te [ plaats ],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellanten, verder klager sub 1 respectievelijk klager sub 2 te noemen en tezamen aan te duiden als klagers, is bij een op 16 mei 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, verder de kamer, van 17 april 2012, waarbij de kamer klagers in een onderdeel van hun klacht tegen geïntimeerde, verder de notaris, niet-ontvankelijk heeft verklaard en de overige drie klachtonderdelen ongegrond heeft verklaard.
1.2.
Van de zijde van de notaris is op 9 juli 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 april 2013. Verschenen zijn klager sub 1 - die heeft verklaard dat hij mede namens klager sub 2 optreedt - en de notaris. Beiden hebben het woord gevoerd; klager sub 1 aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.
Ter terechtzitting is door de notaris nog een digitaal krantenartikel gedateerd 3 oktober 2012 in het geding gebracht, waartegen van de zijde van klagers geen bezwaar is gemaakt.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klagers

4.1.
In deze zaak gaat het - samengevat weergegeven - om het volgende.
Op 8 november 2001 is ten overstaan van de notaris een hypotheekakte verleden, waarin - onder meer en kort gezegd - door de comparanten (waaronder de twee hypotheekhoudende banken) voor de tenuitvoerlegging van die akte woonplaats ten kantore van de notaris is gekozen. Op 15 december 2011 heeft een kandidaat-gerechtsdeurwaarder, die was toegevoegd aan en onder verantwoordelijkheid van klager sub 2 werkzaam was, zich vervoegd bij het kantoor van de notaris om in opdracht van klager sub 2 een proces-verbaal van beslag op de bij voormelde hypotheekakte verhypothekeerde registergoederen te betekenen aan de twee hypotheekhoudende banken. De notaris heeft aan de kandidaat-gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat voor het doorsturen van het exploot aan de twee banken kosten in rekening zouden worden gebracht, zoals hij reeds aan de gerechtsdeurwaarders in [ provincie ] had medegedeeld. Hiervoor diende de kandidaat-gerechtsdeurwaarder een opdrachtformulier te ondertekenen, hetgeen hij heeft geweigerd. In overleg met klager sub 2 is het exploot alsnog aan het kantoor van de notaris betekend door dit in een gesloten enveloppe in de brievenbus achter te laten. De notaris heeft vervolgens het exploot retour gestuurd aan klagers. Klager sub 1 heeft over de hiervoor weergegeven gang van zaken op 23 december 2011 telefonisch contact gehad contact met de notaris.
4.2.
De klacht van klagers betrof in eerste aanleg het volgende.
i. Door de handelwijze van de notaris voert hij een oneigenlijke druk uit op de gerechtsdeurwaarder die ter plaatse zijn ambt uitoefent. Die gerechtsdeurwaarder heeft immers tot taak een exploot te betekenen, zodat het stellen van een voorwaarde hieraan onjuist is. Bovendien dwingt de notaris de gerechtsdeurwaarder tot het maken van onnodige kosten, hetgeen strijdig is met artikel 10 van de Verordening Beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders. In dit geval zou betekening van het beslag aan de twee banken in verschillende vestigingsplaatsen hebben moeten plaatsvinden, zodat er twee ambtshandelingen noodzakelijk zouden zijn terwijl met een had kunnen worden volstaan.
ii. De notaris heeft door het exploot retour te sturen voorkomen dat het exploot de banken heeft bereikt, terwijl deze er, gezien de domiciliekeuze van uit mochten gaan dat exploten hen wel zouden bereiken. Hierdoor heeft de notaris waarschijnlijk de banken en in ieder geval het vertrouwen in het ambt van notaris en zijn eigen beroepsuitoefening schade toegebracht.
iii. De handelwijze van de notaris heeft tot gevolg dat justitiabelen bij een executieveiling op ondoorzichtige wijze met kosten worden opgezadeld, die bovendien niet aan hun opdracht zijn verbonden.
iv. Het telefoongesprek tussen klager sub 1 en de notaris, waarin de notaris om opheldering is gevraagd en aan hem (juridische) uitleg is gegeven, heeft niet geleid tot een zorgvuldige behandeling door de notaris van de klacht. Uit de houding van de notaris bleek dat hij niet van zins was om de kwestie op te lossen.
4.3.1.
In hoger beroep hebben klagers het derde klachtonderdeel aldus toegelicht dat dit klachtonderdeel ziet op de
telefonische mededeling van de notaris aan klager sub 1dat hij kosten verbergt voor zijn opdrachtgevers dan wel kosten in rekening brengt die niet zijn overeengekomen. Voorts hebben klagers - voor zover van belang - nog het volgende aangevoerd. Van een notaris mag worden verwacht dat hij zich bewust is van de juridische gevolgen van een woonplaatskeuze in een door hem verleden akte. De kosten die een onverplichte woonplaatskeuze ten kantore van de notaris met zich brengt is een aangelegenheid die de notaris contractueel dient af te wikkelen met degene in wiens opdracht hij de akte opstelt. Er bestaat geen rechtsgrond die kosten bij degene die zich tot de gekozen woonplaats wendt in rekening te brengen. Anders dan de notaris stelt, is de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) de mening toegedaan dat de notaris de kosten die worden gemaakt indien beslag is betekend bij de notaris en hij de stukken moet doorsturen aan de bank, niet bij de beslaglegger - want die is niet de opdrachtgever van de notaris - kan declareren. Het terugsturen van een authentiek stuk als een deurwaardersexploot dat op de wettelijk voorgeschreven wijze is betekend, is het opzettelijk frustreren van de rechtsgang.
4.3.2.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep hebben klagers medegedeeld dat zij het vierde klachtonderdeel buiten de behandeling van het hoger beroep wilden laten.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft de stellingen van klagers betwist en zich als volgt verweerd.
5.1.
Dat de notaris aan de door de kandidaat-gerechtsdeurwaarder verlangde werkzaamheden kosten verbindt, is in overeenstemming met de richtlijnen van de KNB. Een notaris behoeft namelijk geen werkzaamheden te verrichten indien hij weet dat hij daarvoor niet zal worden betaald. Aan de kandidaat-gerechtsdeurwaarder is medegedeeld dat in de brievenbus gedeponeerde proces-verbalen van beslag retour zouden worden gezonden aan de beslagleggende deurwaarder. Gezien het belang van spoedige kennisgeving van een beslag aan de hypotheekhouders, hetgeen ook onder de op een gerechtsdeurwaarder rustende zorgplicht valt, verdient het daarom aanbeveling de betekening te laten plaatsvinden ten kantore van de hypotheekhoudende banken en niet ten kantore van de notaris waar domicilie is gekozen. Overigens is de notaris van mening dat hier sprake is van een tariefklacht die aan de ringvoorzitter in [ provincie ] moet worden voorgelegd.
5.2.
In hoger beroep heeft de notaris - voor zover van belang - nog aangevoerd dat de beslaglegger wel degelijk de opdrachtgever van de notaris is.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het hoger beroep heeft de notaris nog gesteld dat zijn notariskantoor de gerechtsdeurwaarders in [ provincie ] bij brief heeft medegedeeld alleen tegen betaling bereid te zijn exploten door te sturen naar banken. Op vragen van het hof heeft de notaris nog verklaard dat de mededeling aan de gerechtsdeurwaarders in [ provincie ] in 2010 naar aanleiding van een concreet geval van hem alleen uitgegaan. Vele notarissen hebben hem hierin gevolgd. De Ring [ plaats ], noch de KNB zijn hierbij betrokken geweest.

6.De beoordeling

6.1.
Het hof verstaat dat op klachtonderdeel 4.2. sub iv. niet (meer) behoeft te worden beslist, aangezien klagers ter terechtzitting hebben verklaard dat zij dit klachtonderdeel buiten de behandeling van het hoger beroep willen laten, zodat dit klachtonderdeel als ingetrokken kan worden beschouwd en het algemeen belang naar het oordeel van het hof geen voortzetting van de behandeling vergt.
6.2.1.
Met betrekking tot het onder 4.2. sub iii. weergegeven klachtonderdeel heeft de kamer terecht overwogen dat klagers in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard omdat zij bij dit klachtonderdeel geen rechtstreeks belang hebben, hetgeen klagers ook hebben erkend. Het hof verwijst in dit kader naar hetgeen het hof in zijn beslissing van 16 november 2010 (ECLI:NL:GHAMS:2010:BP2050) heeft overwogen, namelijk dat - onder vigeur van artikel 99 Wna, zoals dat gold ten tijde van de indiening van de klacht - de enkele omstandigheid dat een notaris - zoals iedere justitiabele in Nederland - belang heeft bij een goed functioneren van het notariaat in het algemeen, hem niet tot belanghebbende maakt bij het handelen of nalaten van iedere individuele notaris. Daartoe is vereist dat die notaris een eigen belang heeft bij een tuchtrechtelijke uitspraak over het handelen en/of nalaten van de (andere) notaris. Voor een gerechtsdeurwaarder heeft naar ‘s hofs oordeel hetzelfde te gelden.
Voorts volgt het hof de kamer in haar oordeel dat klagers in de overige klachtonderdelen kunnen worden ontvangen, klager sub 2 omdat de kandidaat-gerechtsdeurwaarder onder zijn verantwoordelijkheid het exploot heeft uitgebracht en klager sub1 omdat hij destijds telefonisch met de notaris heeft gesproken over diens gewraakte handelwijze.
6.2.2.
Dat per 1 januari 2013 door een wetswijziging het begrip ‘belanghebbende’ ruimer uitgelegd zal worden (Tweede Kamer, 2009-2010, 32 250, nr. 3, p. 26), doet aan het vorenstaande niet af, nu het indienen van deze klacht vóór laatstgenoemde datum heeft plaatsgevonden. Een goede procesorde brengt dan met zich dat de wijziging van het begrip ‘belanghebbende’ in een lopende tuchtprocedure geen gevolgen heeft ten nadele van de notaris over wie geklaagd wordt.
6.3.
De kamer heeft in haar beslissing voorts op goede gronden die het hof overneemt en tot de zijne maakt overwogen dat er, anders dan de notaris heeft gesteld, geen sprake is van een declaratiegeschil en dat de kamer derhalve bevoegd is van de klacht kennis te nemen. Partijen verschillen immers niet van mening over de hoogte van het honorarium van de notaris voor werkzaamheden en/of overige in rekening gebrachte kosten maar over de vraag of de notaris gerechtigd is kosten in rekening te brengen indien een exploot aan zijn adres, als gekozen domicilie, wordt betekend.
6.4.
Ten aanzien van het hiervoor onder 4.2. sub i. weergegeven klachtonderdeel overweegt het hof het volgende. In de op 8 november 2001 ten overstaan van de notaris verleden hypotheekakte is door de comparanten, waaronder twee banken als hypotheekhouders, voor de tenuitvoerlegging van die akte - in afwijking van de werkelijke woonplaats - domicilie ten kantore van de notaris gekozen. Het opnemen van een dergelijke bepaling door de notaris in een door hem verleden akte brengt de verplichting voor de notaris met zich dat deze indien hem post bereikt bestemd voor de woonplaatskiezer, bijvoorbeeld een exploot van een beslaglegger, die stukken ter kennis van de betrokkene brengt. Er moet van uit worden gegaan dat de gevolgen van een dergelijke woonplaatskeuze waaronder de kosten die hieruit zouden kunnen voortvloeien, destijds door de notaris in zijn aan (een) partij(en) in rekening gebrachte honorarium zijn verdisconteerd. Dat de notaris kennelijk op enig moment heeft besloten aan het doorsturen van door gerechtsdeurwaarders op zijn kantoor betekende exploten aan derden die domicilie op zijn kantoor hebben gekozen, kosten te verbinden en dat in 2010 bij brief aan de gerechtsdeurwaarders in [ provincie ] heeft medegedeeld, kan hieraan niet afdoen. Aan die mededeling zijn klagers, zoals zij ook hebben aangevoerd, niet gebonden. Dit betekent dat de notaris ten onrechte aan het doorsturen aan de banken van het door de kandidaat-gerechtsdeurwaarder op 15 december 2011 aan het kantoor van de notaris uitgebrachte exploot, de voorwaarde van betaling van de daaraan verbonden kosten heeft gesteld. Ook heeft de notaris door het beslag exploot terug te zenden aan klagers klager sub 2 onnodig belemmerd zijn ambtelijke taken uit te oefenen. Deze handelwijze valt de notaris tuchtrechtelijk te verwijten.
Het is voorts juist dat indien het onderhavige beslag ten kantore van beide hypotheekhoudende banken zou moeten worden betekend, zoals door de notaris is voorgesteld, twee ambtshandelingen zouden moeten worden verricht en onnodig hogere kosten zouden moeten worden gemaakt. Dit is in strijd met de wijze waarop een gerechtsdeurwaarder zijn ambtshandelingen dient te verrichten. Ook op deze grond is de opstelling van de notaris tuchtrechtelijk klachtwaardig. Dit leidt tot de slotsom dat dit klachtonderdeel gegrond is.
6.5.
Met betrekking tot het hiervoor onder 4.2. sub ii. weergegeven klachtonderdeel is het hof van oordeel dat, zoals hiervoor onder 6.4. reeds is overwogen, in het geval de notaris post bereikt bestemd voor de woonplaatskiezer, de notariële zorgplicht meebrengt dat de notaris de ontvangst van die stukken ter kennis van de betrokkene brengt. Terecht hebben klagers aangevoerd dat de notaris door het exploot retour te sturen heeft voorkomen dat het exploot de banken heeft bereikt, terwijl deze ervan uit mochten gaan dat exploten hen wel zouden bereiken. Door het rechtsgeldig uitgebrachte deurwaardersexploot niet ter kennis van de hypotheekhouders te brengen heeft de notaris zijn rol in deze miskend en de belangen van de desbetreffende banken veronachtzaamd. Dit klachtonderdeel is eveneens gegrond.
6.6.
Het hof is van oordeel dat de notaris van zijn handelwijze een verwijt kan worden gemaakt en acht de maatregel van berisping passend en geboden. Hierbij heeft het hof mede in aanmerking genomen dat de notaris (ook) in hoger beroep een gebrek aan inzicht heeft getoond in zijn onjuiste handelwijze.
6.7.
Nu het hof tot een andere beslissing is gekomen dan de kamer, kan de beslissing van de kamer niet in stand blijven en zal die beslissing worden vernietigd.
6.8.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.9.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing;
en, opnieuw rechtdoende:
- verstaat dat het klachtonderdeel onder 4.2. sub iv. is ingetrokken;
- verklaart klagers in het klachtonderdeel zoals weergegeven onder 4.2. sub iii. niet- ontvankelijk;
- verklaart de onder 4.2. sub i. en ii. weergegeven klachtonderdelen gegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van berisping op.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 augustus 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN TE LEEUWARDEN
Reg.nr.:
Datum uitspraak:
28-2011
17 april 2012
UITSPRAAK
van de Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden, hierna te noemen de Kamer, in de zaak van:

1.[ klager 1 ],

gerechtsdeurwaarder te [ plaats ],
hierna te noemen: klager sub 1,
procederende in persoon,
en

2.[ klager 2 ],

gerechtsdeurwaarder te [ plaats ],
hierna te noemen: klager sub 2,
gemachtigde: [ klager 1 ],
hierna gezamenlijk te noemen: klagers,
tegen
[ de notaris ],
notaris te [ plaats ],
hierna te noemen: de notaris,
procederende in persoon.
PROCESVERLOOP
1.1
Bij brief van 29 december 2011 hebben klagers een klacht ingediend tegen de notaris.
1.2
De notaris heeft schriftelijk verweer gevoerd bij brief van 10 februari 2012.
1.3
De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden op 12 maart 2012 ter vergadering van de voltallige Kamer. Klager sub 1 is verschenen. De notaris is eveneens verschenen. Van het verhandelde ter zitting zijn door de secretaris aantekeningen gemaakt.
MOTIVERING
Vaststaande feiten
2.1
In de onderhavige zaak zal worden uitgegaan van de navolgende vaststaande feiten.
2.2
Op 8 november 2001 is ten overstaan van de notaris een akte gepasseerd waarin is vastgelegd dat de hypotheekgever, zijnde [ naam ] gevestigd te [ plaats ] (hierna te noemen: de hypotheekgever), en de bank, zijnde de naamloze vennootschap Rabohypotheekbank N.V. statutair gevestigd te Amsterdam en kantoorhoudende te Eindhoven en de coöperatie Coöperatieve Rabobank Noordwest Friesland U.A. statutair gevestigd en kantoorhoudende te [ plaats ] (hierna te noemen: de bank), zijn overeengekomen dat door de hypotheekgever ten behoeve van de bank het recht van hypotheek en pandrechten worden gevestigd op de in de akte en algemene voorwaarden omschreven goederen, strekkende tot zekerheid als in de betreffende akte omschreven.
2.3
In de akte van 8 november 2011 is de volgende bepaling opgenomen:
"
Woonplaatskeuze
Voor de tenuitvoerlegging van deze akte verklaarden comparanten woonplaats te kiezen ten kantore van de bewaarder van deze akte."
2.4
Op 15 december 2011 heeft kandidaat-gerechtsdeurwaarder [ X ] (hierna te noemen: de kandidaat-gerechtsdeurwaarder), die toegevoegd is aan en onder verantwoordelijkheid van klager sub 2 werkzaam is, zich vervoegd bij het kantoor van de notaris om in opdracht van klager sub 2 bij exploot een proces-verbaal van beslag op de in de overweging 2.2 bedoelde registergoederen te betekenen.
2.5
Een op het kantoor van de notaris werkzame kandidaat-notaris heeft de kandidaat-gerechtsdeurwaarder medegedeeld dat kosten in rekening zullen worden gebracht voor doorzending van het exploot en dat eerst na ondertekening van een opdrachtformulier door de kandidaat-gerechtsdeurwaarder het exploot in ontvangst zal worden genomen. Het opdrachtformulier dient als bevestiging dat het terzake te factureren bedrag zal worden voldaan door klagers.
2.6
De kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft geweigerd het opdrachtformulier te ondertekenen.
2.7
De kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft vervolgens het exploot in een gesloten envelop in de brievenbus van het notariskantoor achtergelaten.
2.8
De notaris heeft de envelop met daarin het exploot ongeopend retour gezonden aan klagers.
2.9
Op 23 december 2011 heeft een telefoongesprek tussen klager sub 1 en de notaris plaatsgevonden. Tijdens dat gesprek is onder meer gesproken over de handelwijze van de notaris in deze en de afspraken die hij heeft gemaakt met [ … ] gerechtsdeurwaarders over de wijze van handelen in zaken waarin sprake is van een woonplaatskeuze, zoals opgenomen in de onderhavige akte.
Het standpunt van klagers
3. Klagers hebben zich - kort samengevat - op het standpunt gesteld dat de notaris het vertrouwen in het notarisambt en zijn eigen beroepsuitoefening schade heeft toegebracht door zijn handelwijze terzake de betekening van een proces-verbaal van beslag op registergoederen door de kandidaat-gerechtsdeurwaarder ten kantore van de notaris.
Het standpunt van de notaris
4. De notaris heeft verweer gevoerd. De notaris heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de Kamer onbevoegd is kennis te nemen van de onderhavige klachten, omdat sprake is van een declaratiegeschil. Subsidiair heeft de notaris zich op het standpunt gesteld dat alle klachtonderdelen ongegrond zijn.
De beoordeling
5.1
De Kamer dient in onderhavige zaak de vraag te beantwoorden of de notaris tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. Alvorens aan beantwoording van die vraag toe te komen, dient de Kamer eerst in te gaan op de vraag of klagers als belanghebbende zijn aan te merken en derhalve kunnen worden ontvangen in alle klachtonderdelen.
5.2
Met betrekking tot het klachtonderdeel dat justitiabelen worden benadeeld door het bij een executieveiling door de notaris niet inzichtelijk maken van de kosten voor het doorzenden van het exploot van beslag (klachtonderdeel 3 in het klaagschrift) overweegt de Kamer dat klagers in zoverre niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Klagers hebben hierbij, zoals zij zelf ook reeds hebben aangegeven, geen rechtstreeks belang, hetgeen een voorwaarde is voor het in behandeling nemen van een klacht. Voorts heeft te gelden dat de stelling van klagers in deze onvoldoende concreet is.
5.3
Met betrekking tot de overige klachtonderdelen (klachtonderdelen 1, 2 en 4 in het klaagschrift) overweegt de Kamer dat zij uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht door klagers afleidt dat enkel de kandidaat-gerechtsdeurwaarder rechtstreeks betrokken is geweest bij de betekening van het exploot en dat klager sub 2 daarmee geen bemoeienis heeft gehad. Echter, omdat de kandidaat-gerechtsdeurwaarder onder verantwoordelijkheid van klager sub 2 de betreffende werkzaamheden heeft uitgevoerd, moet hij geacht worden belanghebbende te zijn bij een beoordeling van deze klacht. Klager sub 2 kan dan ook worden ontvangen in de overige klachtonderdelen. Klager sub 1 kan eveneens worden ontvangen in deze klachtonderdelen, omdat hij destijds een telefoongesprek met de notaris heeft gevoerd over de onderhavige kwestie en in zoverre eveneens belanghebbende is.
5.4
Voorts dient, alvorens aan een inhoudelijke beoordeling van de klacht toe te komen, te worden ingegaan op het meest verstrekkende verweer van de notaris dat de Kamer onbevoegd is kennis te nemen van de onderhavige klacht, omdat volgens hem sprake is van een declaratiegeschil. Van een declaratiegeschil is sprake als partijen van mening verschillen over de rekening van het honorarium van de notaris voor ambtelijke werkzaamheden en de overige aan de zaak verbonden kosten als bedoeld in artikel 55 van de Wet op het notarisambt (Wna). Indien daarvan sprake is, kan de meest gerede partij daarover bij met redenen omkleed schriftelijk verzoek de voorzitter van het bestuur van de ring, bedoeld in artikel 82, eerste lid, van de Wna, in het arrondissement waar de notaris gevestigd is, een beslissing vragen.
Naar het oordeel van de Kamer is in het onderhavige geval van een declaratiegeschil echter geen sprake. Immers, partijen verschillen van mening over de handelwijze van de notaris terzake het uitbrengen van een exploot door een gerechtsdeurwaarder, maar niet over een rekening van de notaris voor door hem verrichte werkzaamheden. Dit verweer van de notaris treft dan ook geen doel.
5.5
Ingevolge artikel 98, eerste lid, van de Wna zijn (kandidaat-)notarissen aan tuchtrechtspraak onderworpen ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens deze wet gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die zij als (kandidaat-)notarissen behoren te betrachten ten opzichte van degenen te wier behoeve zij optreden en ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk (kandidaat-)notaris niet betaamt. De Kamer dient te onderzoeken of de handelwijze van de notaris zoals door klagers beschreven een verwijtbare handeling in de zin van dit artikel oplevert.
5.6
Klagers hebben zich op het standpunt gesteld dat de notaris door zijn handelwijze het vertrouwen in het ambt van notaris en zijn eigen beroepsuitoefening heeft geschaad. De Kamer zal hierna op de klachtonderdelen afzonderlijk ingaan.
5.7
Klagers hebben het eerste klachtonderdeel dat de notaris door zijn handelwijze een oneigenlijke druk op de gerechtsdeurwaarder uitoefent, uitgesplitst in twee onderdelen. Met betrekking tot het onderdeel dat de notaris druk heeft uitgeoefend door aan het aannemen van de authentieke akte de voorwaarde te stellen dat de betreffende gerechtsdeurwaarder met de notaris een overeenkomst van opdracht sluit voor het - tegen betaling van de kosten daarvan - doorzenden van het exploot door de notaris, overweegt de Kamer dat van een druk op de gerechtsdeurwaarder geen sprake kan zijn geweest. Immers, de gerechtsdeurwaarder heeft, ingevolge artikel 46, derde lid, van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) de mogelijkheid om, indien degene voor wie het exploot is bestemd, weigert het afschrift in ontvangst te nemen - waarvan in het onderhavige geval feitelijk sprake is geweest, omdat de notaris het exploot enkel onder de gestelde voorwaarde in ontvangst wilde nemen en de betreffende kandidaat-gerechtsdeurwaarder aan deze voorwaarde niet heeft willen voldoen - een afschrift van het exploot in een gesloten envelop aan de woonplaats te laten dan wel per gewone post te verzenden, onder vermelding van die weigering op het exploot. Degene voor wie het exploot is bestemd, wordt dan geacht het afschrift in persoon te hebben ontvangen.
Met betrekking tot de stelling dat de notaris de gerechtsdeurwaarder heeft gedwongen onnodige kosten te maken overweegt de Kamer dat haar niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder onnodig kosten heeft moeten maken en dat haar evenmin is gebleken dat sprake is geweest van dwang, gelet op hetgeen hiervoor reeds is overwogen. De Kamer zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.
5.8
Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel dat de notaris het exploot retour heeft gezonden en de schade die dat handelen de geadresseerden heeft berokkend, overweegt de Kamer dat de notaris aan de kandidaat-gerechtsdeurwaarder heeft kenbaar gemaakt dat hij het exploot zou terugsturen als de kandidaat-gerechtsdeurwaarder het exploot in een gesloten envelop in de brievenbus van het notariskantoor zou achterlaten. Klagers hadden er op dat moment voor kunnen kiezen om het exploot te betekenen aan het adres van de in het exploot genoemde geadresseerden om er zeker van te zijn dat het exploot hen zou bereiken. Klagers hebben daar echter niet voor gekozen, met als gevolgen dat de envelop met daarin het exploot ongeopend retour is gezonden en dat mogelijk schade zou zijn toegebracht aan de geadresseerden. Ten aanzien van het laatste merkt de Kamer overigens op dat klager sub 1 ter zitting heeft verklaard dat de betrokkenen geen schade hebben geleden. Concluderend is de Kamer van oordeel dat dit klachtonderdeel eveneens ongegrond dient te worden verklaard.
5.9
Ten aanzien van het vierde klachtonderdeel over de handelwijze van de notaris tijdens het telefoongesprek tussen hem en klager sub 1 op 23 december 2011 overweegt de Kamer dat uit de woorden van de notaris "
U doet maar!" niet kan worden afgeleid dat sprake is van ongeïnteresseerdheid, vooringenomenheid en ontoegankelijkheid aan de zijde van de notaris. Ter zitting heeft de notaris verklaard dat hij deze woorden heeft gebezigd naar aanleiding van de opmerking dat klager sub 1 terzake een klacht zal indienen tegen de notaris en dat hij deze woorden niet als onheus heeft bedoeld. Gelet hierop kan naar het oordeel van de Kamer niet gezegd worden dat de notaris blijk heeft gegeven van de door klagers gestelde ongeïnteresseerdheid, vooringenomenheid en ontoegankelijkheid. De Kamer zal dit klachtonderdeel dan ook ongegrond verklaren.
5.1
Voor zover klager sub 1 ter zitting aan zijn klacht heeft willen toevoegen dat de notaris door het opnemen van een woonplaatskeuze in de betreffende akte de gevolgen daarvan dient te dragen, is de Kamer van oordeel dat dit klachtonderdeel buiten beschouwing dient te worden gelaten, omdat de notaris geen gelegenheid heeft gehad hiertegen verweer te voeren.
5.11
Concluderend is de Kamer van oordeel dat klagers ten aanzien van het derde klachtonderdeel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard en dat de overige klachtonderdelen ongegrond moeten worden verklaard.
DE BESLISSING
De Kamer van Toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Leeuwarden:
- verklaart klagers ten aanzien van het derde klachtonderdeel niet-ontvankelijk;
- verklaart klagers ten aanzien van de overige klachtonderdelen ontvankelijk;
- verklaart deze overige klachtonderdelen ongegrond.
Deze beslissing is genomen te Leeuwarden door mr. R. Giltay, plaatsvervangend voorzitter, mrs. J.C.G. Leijten, H.Ph. Breuker, P. Nijenhuis en N.T. Vink, (plaatsvervangend) leden, bijgestaan door mr. S. Ambachtsheer, secretaris, en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2012.
S. Ambachtsheer R. Giltay
De beslissing is verzonden op
Binnen dertig dagen na de dag van verzending van de aangetekende brief waarin van bovenstaande beslissing wordt kennisgegeven, kan hoger beroep tegen deze beslissing worden ingesteld. Dit dient te geschieden door middel van een verzoekschrift bij de griffie van het Gerechtshof te Amsterdam, Prinsengracht 436, correspondentieadres: Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.