ECLI:NL:GHAMS:2013:2718

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
200 112 526/01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over eigendomsrechten en nietige akten

In deze zaak hebben klagers, die eigendom claimen van een vrijstaand landhuis, een klacht ingediend tegen de notaris. Klagers stellen dat zij op 27 november 1987 de eigendom van het landhuis hebben verkregen, maar dat de notaris op 19 maart 2009 en 14 augustus 2009 twee notariële akten heeft gepasseerd die in strijd met de waarheid zijn. In deze akten wordt beweerd dat de eigendom in 1950 door iemand anders is verworven, wat volgens klagers onterecht is. Klagers menen dat de notaris in strijd heeft gehandeld met de Wet op het Notarisambt, met name artikelen 16 en 21, door nietige akten op te maken en geen gebruik te maken van zijn recht om de medewerking aan deze akten te weigeren. Het hof heeft de zaak behandeld op 11 april 2013, waarbij klagers en de notaris aanwezig waren. Klagers voerden aan dat de notaris hen niet heeft geïnformeerd over de eigendomsrechten en dat hij zijn geheimhoudingsplicht niet correct heeft nageleefd. De notaris betwistte de claims van klagers en stelde dat er geen cliëntrelatie bestond, waardoor de ministerieplicht niet van toepassing was. Het hof oordeelde dat de klacht ongegrond was, omdat klagers niet konden aantonen dat de notaris in strijd met de wet had gehandeld. De bestreden beslissing van de kamer van toezicht werd bevestigd, en het hof concludeerde dat de notaris geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen had gepleegd.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.112.526/01 NOT
kenmerk eerste aanleg : N11/121
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 augustus 2013
inzake
1. appellant 1 ],
wonende te [ woonplaats ],
gemachtigde: [ appellant 2 ],
2. [ appellant 2 ],
wonende te [ woonplaats ],
appellanten,
t e g e n
[ geïntimeerde ],
notaris te [ vestigingsplaats ],
geïntimeerde.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellanten, verder klagers, is bij een op 31 augustus 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Maastricht, verder de kamer, van 3 augustus 2012, waarbij de kamer de klacht van klagers tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2.
Van de zijde van de notaris is op 18 oktober 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 11 april 2013. Klaagster sub 2. optredend voor zichzelf en als schriftelijk gevolmachtigde van klager sub 1., is verschenen en heeft het woord gevoerd. Klager sub 1. en de notaris zijn niet verschenen.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klagers

4.1
Klagers stellen dat de notaris heeft gehandeld in strijd met de artikelen 16 en 21 van de Wet op het notarisambt (verder Wna) en voeren hiertoe het volgende aan.
4.2
Klagers stellen dat zij bij akte van levering van 27 november 1987 de eigendom hebben verkregen van een vrijstaand landhuis kadastraal bekend gemeente [ gemeente ], sectie [ … ] nummer [ … ]. De notaris heeft op 19 maart 2009 en 14 augustus 2009 twee notariële akten gepasseerd ter zake van de eigendom van een tot deze onroerende zaak behorend pad en strook tuin, waarbij klagers niet betrokken waren. In die akten staat, in strijd met de waarheid, dat de eigendom van de onroerende zaak in 1950 was verworven door wijlen de heer [ X ] (hierna: X). De notaris heeft in deze twee notariële akten de wijze van eigendomsverkrijging door X niet volledig omschreven. Daarnaast waren de erven X ten tijde van het opstellen en passeren van deze twee notariële akten helemaal niet beschikkingsbevoegd ten aanzien van de onroerende zaak.
4.3.
Klagers houden de notaris ingevolge artikel 16 Wna aansprakelijk op grond van onrechtmatige daad, nu hij in strijd met de wet een positieve verklaring aan derden heeft gegeven waarmee de inschrijving van een notariële akte een feit is geworden. Daarnaast heeft de notaris ingevolge artikel 21 Wna gehandeld in strijd met de wet en/of openbare (rechts)orde door (een) nietige akte(n) op te maken. Ondanks dat de notaris bekend was of had kunnen zijn met de eigendomsrechten van klagers, heeft hij geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn medewerking aan het passeren van de twee notariële akten te weigeren, hetgeen hem tuchtrechtelijk kan worden verweten.
4.4.
De notaris was, zich beroepende op zijn geheimhoudingsplicht, niet bereid om ondubbelzinnig op de verzoeken van klagers te reageren en klagers te voorzien van afschriften van de hen ontbrekende stukken. Klagers hebben daardoor nog steeds geen antwoord gekregen op hun vragen omtrent de titel van verkrijging in de twee notariële akten uit 2009. Dit betroffen, aldus klagers, geenszins vragen die vallen onder de geheimhoudingsplicht van de notaris.

5.Het standpunt van de notaris

De notaris heeft de klacht van klagers gemotiveerd betwist en hiertoe het volgende aangevoerd.
5.1.
Niet valt in te zien welke grondslag klagers als buitenstaanders zouden kunnen ontlenen aan artikel 16 Wna, waarin is bepaald dat tussen de notaris en zijn cliënt een overeenkomst naar burgerlijk recht bestaat, met name nu klagers expliciet stellen dat er sprake zou zijn van een onrechtmatige daad van de notaris.
5.2.
Klagers stellen ten onrechte dat de notaris gehandeld heeft in strijd artikel 21 Wna door (een) nietige akte(n) op te maken en dat hij in 2009 zijn medewerking aan deze akte(n) had moeten weigeren. Artikel 21 Wna heeft betrekking op de relatie tussen een notaris en diens cliënt en slechts in die verhouding kunnen de ministerieplicht van een notaris (en mogelijke uitzonderingen daarop) aan de orde zijn. Klagers zijn in dit geval echter derden, jegens wie de ministerieplicht niet geldt. Voor zover klagers hebben bedoeld te stellen dat sprake is van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamd (de tuchtnorm zoals neergelegd in artikel 98 lid 1 Wna) betwist de notaris dat sprake is geweest van schending van enig recht of belang van klagers, dan wel de openbare orde door het passeren van beide notariële akten in 2009. Het passeren van beide akten heeft, zoals door klagers ook uitdrukkelijk is erkend, noch feitelijk noch juridisch enig gevolg voor hen gehad zodat ook hierom de klacht geen stand kan houden. Bij de tweede akte is de juridische situatie, zoals die vóór het passeren van de eerste akte was, immers hersteld.
5.3.
Voor zover zijn notariële geheimhoudingsplicht daar niet aan in de weg stond, heeft de notaris de vragen van klagers naar behoren beantwoord.

6.De beoordeling

6.1.
Het hof volgt de notaris in zijn verweer dat in onderhavige zaak geen cliëntverhouding bestond tussen klagers en de notaris en dat reeds om die reden niet geoordeeld kan worden dat er sprake is van schending door de notaris van de artikelen 16 en 21 Wna. Dit neemt niet weg dat er sprake kan zijn van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van de notaris wegens enig handelen of nalaten dat een behoorlijk notaris niet betaamt (in de zin van artikel 98 Wna) ter zake waarvan klagers in beginsel wel een klachtrecht toekomt. Of, en zo ja in hoeverre klagers het handelen van de notaris in een tuchtprocedure aan de orde te stellen, hangt af van het antwoord op de vraag of klagers ter zake als belanghebbende kunnen worden aangemerkt. Het hof is van oordeel dat zulks hier het geval is. Klagers stellen immers dat de notaris met het passeren van de litigieuze akten uit 2009 hun eigendomsrecht heeft geschonden.
6.2.
Uit de door klagers in het geding gebrachte akte van 19 maart 2009 blijkt dat daarbij de eigendom van een strook tuin, kadastraal bekend gemeente [ gemeente ], sectie [ … ], nummer
[ … ], welke onroerende zaak blijkens de akte behoorde tot de nalatenschap van X, is toegescheiden aan twee van zijn drie erfgenamen. Uit de door klagers eveneens in het geding gebrachte akte van 14 augustus 2009 blijkt dat die toescheiding in zoverre weer ongedaan is gemaakt dat de situatie van vóór de eerste akte is hersteld. De drie erfgenamen van X verkregen tezamen de eigendom van de onroerende zaak in de verhouding van hun wettelijk erfdeel. Uit deze akten volgt dat de notaris, anders dan klagers hem verwijten, geen akten heeft gepasseerd die, indien klagers op goede gronden menen eigenaren te zijn van de onroerende zaak die onderwerp was van de gewraakte akten, op hun desbetreffende rechten inbreuk hebben gemaakt. Klagers kunnen immers de rechten op de onroerende zaak die zij jegens X pretendeerden te hebben ook na het passeren van de onderhavige akten geldend maken jegens diens erven. De vraag of klagers eigenaren zijn van de desbetreffende onroerende zaak, die overigens een ander kadastraal nummer heeft dan de onroerende zaak waarvan zij in 1987 de eigendom hebben verworven, is ter beoordeling aan de civiele rechter. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
6.3.
Nu klagers het klachtonderdeel dat de notaris ten onrechte niet bereid zou zijn geweest om op de verzoeken van klagers te reageren tegenover het uitdrukkelijke verweer van de notaris dat hij hun vragen zoveel dat met respectering van zijn geheimhoudingsplicht mogelijk was heeft beantwoord, anders dan op hun weg gelegen had, onvoldoende feitelijk hebben onderbouwd is dit klachtonderdeel eveneens ongegrond.
6.4.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5.
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof met de kamer van oordeel dat beide onderdelen van de klacht ongegrond zijn. Dit leidt ertoe dat de bestreden beslissing zal worden bevestigd.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 augustus 2013 door de rolraadsheer.
DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT-NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT MAASTRICHT
De kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen voormeld heeft de volgende beslissing gegeven inzake de klacht van:

1.[ klager ], en

2. [ klaagster ],

beiden wonend te [ adres en woonplaats ],
hierna te noemen: klagers,
tegen
[ de notaris ],
notaris te [ vestigingsplaats ],
hierna te noemen: de notaris.
1.
Het verloop van de procedure.
Klagers hebben bij brief van 3 november 2011, ingekomen bij de Kamer van toezicht (hier verder te noemen: de Kamer) te Maastricht op 4 november 2011, een klacht ingediend tegen de notaris.
De Kamer heeft een afschrift van deze klacht op 7 november 2011 toegezonden aan de notaris met het verzoek om commentaar. Een (voorlopige) reactie van de notaris is ingekomen op 16 november 2011, van welke reactie een afschrift is gestuurd naar klager. Op 10 januari 2012 is een verweerschrift ontvangen van de raadsman van de notaris, mr. J.J.Th. Paulissen, advocaat te Neerbeek, gemeente Beek, welk verweerschrift aan klagers althans hun gemachtigde is toegezonden.
Op 7 mei 2012 heeft de Kamer de klacht behandeld. Klagers zijn verschenen in persoon bijgestaan door hun gemachtigde mr. E.C. Joosen, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V. te Roermond. Eveneens is verschenen de notaris, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J.Th. Paulissen.
Na afloop van de behandeling heeft de voorzitter bepaald dat er zo spoedig mogelijk een beslissing in deze zaak zal worden genomen.
2.
De inhoud van de klacht en de reactie van de notaris daarop.
Bij brief van 3 november 2011 van mr. E.C. Joosen namens klagers hebben klagers hun klachten verwoord. Klagers stellen dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld. De notaris heeft aldus klagers in strijd met de artikelen 16 en 21 van de Wet op het Notarisambt gehandeld.
De notaris heeft immers onrechtmatig gehandeld nu hij in strijd met de wet een positieve verklaring aan derden heeft gegeven, waarmee de inschrijving van een notariële akte in het kadaster een feit is geworden.
Verder heeft de notaris een nietige akte opgemaakt hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 21 lid 2 van de Wet op het notarisambt. De notaris had immers de mogelijkheid om wegens gegronde reden van welke aard ook zijn medewerking aan het opmaken van die akte te weigeren hetgeen hij om onduidelijke redenen niet heeft gedaan terwijl hij bekend was dan wel bekend had kunnen zijn met de eigendomsrechten van klagers.
Klagers hebben moeten constateren dat de notaris, ondanks de aanspraak van hen op deze onroerende zaak, in 2009 twee notariële akten heeft gepasseerd (d.d. 19 maart 2009 en 14 augustus 2009) waardoor de eigendom van deze onroerend zaak thans derden (de familie X) toe zou behoren.
Met de notaris is de Kamer van oordeel dat de klacht van klagers voor zover gegrond op het bepaalde in artikel 16 van de wet op het Notarisambt niet opgaat.
Artikel 16 bepaalt: “
Het verrichten van wettelijke werkzaamheden en werkzaamheden die de notaris in samenhang daarmee pleegt te verrichten, berust op een overeenkomst tussen de notaris en de cliënt, bedoeld in titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek.”
Niet valt in te zien op grond waarvan klagers een beroep zouden kunnen doen op het bepaalde in dat artikel nu dit artikel enkel en alleen bepaalt dat tussen de notaris en de cliënt een overeenkomst naar burgerlijk recht bestaat. Cliënten zijn in dit geval niet klagers.
Indien de notaris onrechtmatig gehandeld zou hebben dient de notaris eventueel in rechte betrokken te worden bij de civiele rechter.
Voor zover de klacht gegrond is op het bepaalde in artikel 21 lid 2 van de wet op het Notarisambt moet ook deze klacht worden verworpen.
Artikel 21 bepaalt dat de notaris verplicht is de hem bij of krachtens de wet opgedragen of de door een partij verlangde werkzaamheden te verrichten waarbij de notaris echter verplicht is een dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging de werkzaamheid die van hem verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben, of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft.
Met de notaris is de Kamer van oordeel dat het bepaalde in artikel 21 lid 2 van de Wet op het Notarisambt in de eerste plaats betrekking heeft op de relatie tussen de notaris en zijn cliënt, in welke verhouding slechts de ministerieplicht, en mogelijke uitzonderingen daarop aan de orde kunnen zijn. Klagers zijn echter derden jegens wie de ministerieplicht, noch de uitzonderingen daarop, gelden.
De Kamer zal - gelet op hetgeen hiervoren is overwogen - de volgende beslissing nemen.
Beslissing
Verklaart de klachten tegen de notaris ongegrond.
Aldus gegeven te Maast richt op 3 augustus 2012 door mr. R.C.A.M. Philippart, voorzitter,
mr. R.H.J. Otto en mr. C.L.J.R. Douven, kroonleden, mr. R.L.G.M. Steegmans en mr. R.M.J. van Gent, notarisleden, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van J.C.M. Pooters als secretaris.