ECLI:NL:GHAMS:2013:2707

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
200.125.201/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht over kosten gerechtsdeurwaarder bij beslaglegging en aanwezigheid slotenmaker

In deze zaak gaat het om een klacht van een klager tegen een gerechtsdeurwaarder die kosten in rekening heeft gebracht voor de aanwezigheid van een slotenmaker tijdens een beslaglegging op 14 februari 2012. De klager stelt dat er geen werkzaamheden door de slotenmaker zijn verricht, aangezien hij vrijwillig toegang tot zijn woning heeft verleend. De gerechtsdeurwaarder heeft echter betoogd dat de aanwezigheid van de slotenmaker noodzakelijk was voor de efficiëntie van de beslaglegging, ook al zijn er geen werkzaamheden uitgevoerd. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam heeft de klacht van de klager gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder berispt.

Het Gerechtshof Amsterdam heeft het hoger beroep van de gerechtsdeurwaarder behandeld op 6 juni 2013. Het hof heeft vastgesteld dat de gerechtsdeurwaarder de kosten voor de slotenmaker niet bij de klager in rekening mocht brengen, omdat de aanwezigheid van de slotenmaker niet noodzakelijk was voor de goede uitvoering van de ambtshandeling. Het hof heeft de beslissing van de kamer bevestigd, maar met verbetering van de gronden. De gerechtsdeurwaarder moet de kosten zelf dragen, aangezien de slotenmaker niet in actie hoefde te komen.

De uitspraak benadrukt dat kosten die een gerechtsdeurwaarder maakt voor ambtshandelingen alleen doorberekend mogen worden als deze kosten noodzakelijk zijn voor de uitvoering van die handelingen. In dit geval was dat niet het geval, waardoor de klacht gegrond werd verklaard en de maatregel van berisping passend werd geacht.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.125.201/01 GDW
zaaknummer kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam: 359.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 27 augustus 2013
inzake:
[gerechtsdeurwaarder],
toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te[plaats]
gemachtigde:
mr. P.R. Zelle,
APPELLANT,
t e g e n
[klager],
wonend te [plaats],
GEÏNTIMEERDE.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 3 april 2013 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beschikking van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 19 februari 2013, verzonden op 19 maart 2013. Bij die beschikking heeft de kamer de door geïntimeerde, verder klager, tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klacht gegrond verklaard en aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping opgelegd.
1.2.
Het hoger beroep is behandeld ter openbare zitting van 6 juni 2013.
Klager, de gerechtsdeurwaarder en diens gemachtigde zijn verschenen. Allen hebben het woord gevoerd.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beschikking heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.

4.Het standpunt van klager

Klager beklaagt zich erover dat de gerechtsdeurwaarder in het kader van beslaglegging op zijn inboedel op 14 februari 2012 naast explootkosten een bedrag van € 47,00 voor kosten van een slotenmaker in rekening heeft gebracht. Bij de beslaglegging op de roerende zaken van klager is door de huisgenote van klager aan de gerechtsdeurwaarder vrijwillig toegang tot de woning verleend. Er zijn in het geheel geen werkzaamheden door een slotenmaker verricht. Bovendien, zo stelt klager, is bij de beslaglegging geen slotenmaker aanwezig geweest.

5.Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder

5.1.
De kamer heeft ten onrechte overwogen dat slechts kosten van een slotenmaker in rekening mogen worden gebracht, als een eerdere beslagpoging is mislukt en na aankondiging dat bij een volgende beslagactie een slotenmaker zal worden ingeschakeld.
5.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat er bij de beslaglegging wel degelijk een slotenmaker aanwezig was. Weliswaar heeft de slotenmaker geen werkzaamheden aan het slot van de woning van klager uitgevoerd, maar deze heeft wel kosten gemaakt om aanwezig te zijn, te weten voorrijkosten en reserveringskosten.
5.3.
De gerechtsdeurwaarder stelt dat hij deze kosten terecht bij klager in rekening heeft gebracht. Hij laat zich op een beslagroute altijd vergezellen van een slotenmaker. Bijstand van een slotenmaker bij een beslagroute is volgens hem ook bij een eerste beslagpoging efficiënt en noodzakelijk: indien de schuldenaar niet vrijwillig toegang tot de woning verschaft kan de slotenmaker direct het slot van de deur openen en hoeft de beslaglegging niet te worden uitgesteld totdat de slotenmaker ter plaatse aanwezig kan zijn.

6.De beoordeling

6.1.
Vast staat dat er bij gelegenheid van de beslaglegging op 14 februari 2012 geen werkzaamheden aan het slot van de woning van klager zijn uitgevoerd door een slotenmaker. De huisgenote van klager heeft de gerechtsdeurwaarder toegang tot de woning verschaft. Aan het hof staat ter beoordeling of de gerechtsdeurwaarder op grond van het bepaalde in het Besluit Tarieven Ambtshandelingen Gerechtsdeurwaarder (BTAG) aan klager kosten in rekening mocht brengen voor de aanwezigheid van de slotenmaker. Het hof overweegt daartoe het volgende.
6.2.
De gerechtsdeurwaarder heeft terecht aangevoerd dat de kamer in haar beslissing ten onrechte – onder verwijzing naar artikel 8 lid 2 BTAG – heeft overwogen dat kosten van een slotenmaker slechts mogen worden (door)berekend, als een eerdere beslagpoging is mislukt en de komst van een slotenmaker aan de schuldenaar is aangekondigd. Bedoeld artikellid ziet op de verhoging van de kosten van (het proces-verbaal van) de beslaglegging zelf. Het gaat in deze zaak echter om de door de gerechtsdeurwaarder gemaakte verschotten.
6.3.
Ingevolge artikel 9 lid 1 aanhef en onder a van het BTAG worden de kosten die een gerechtsdeurwaarder voor zijn ambtshandelingen mag doorberekenen verhoogd met de door de gerechtsdeurwaarder gemaakte verschotten, voor zover het doen en het beloop van die verschotten voor de goede verrichting van de ambtshandeling noodzakelijk waren.
Wat er ook zij van de stelling van de gerechtsdeurwaarder dat preventieve bijstand van een slotenmaker bij een beslagroute efficiënt is, dat betekent nog niet dat de daaraan verbonden kosten noodzakelijk zijn. Als een deurwaarder ervoor kiest zich op een beslagroute door een slotenmaker te laten vergezellen, zal hij de daaraan verbonden kosten zelf moeten dragen indien de slotenmaker niet in actie behoeft te komen. In een dergelijk geval kan de gerechtsdeurwaarder de aan de aanwezigheid van een slotenmaker verbonden kosten niet bij een schuldenaar in rekening brengen. Of de slotenmaker al dan niet bij de beslaglegging op
14 februari 2012 aanwezig is geweest, kan dan verder in het midden blijven.
6.4.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de klacht gegrond is. Het hof acht de maatregel van berisping passend en geboden.
6.5.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.6.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

Het hof:
- bevestigt de bestreden beslissing, onder verbetering van de gronden.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 augustus 2013 door de rolraadsheer.