ECLI:NL:GHAMS:2013:2659

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2013
Publicatiedatum
29 augustus 2013
Zaaknummer
200.129.387
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bloembollenschuur en pachtovereenkomst in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Steclan Bloembollen B.V. tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland, waarin Steclan werd veroordeeld tot ontruiming van een bloembollenschuur en betaling van achterstallige kosten aan Woningstichting Den Helder. Steclan heeft op 21 juni 2013 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 6 juni 2013, waarin de voorzieningenrechter had geoordeeld dat Steclan de schuur uiterlijk binnen zes weken moest ontruimen en een bedrag van € 88.037,24 moest betalen voor water- en energieverbruik. Steclan heeft in het hoger beroep verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat de bloembollenoogst binnenkort zou beginnen en het voor haar onmogelijk zou zijn om op korte termijn een alternatieve bedrijfsruimte te vinden. Woningstichting heeft verweer gevoerd en gesteld dat zij een dringend belang heeft bij de tenuitvoerlegging van het vonnis, omdat zij de schuur uiterlijk 15 augustus 2013 aan de gemeente Den Helder moet overdragen. Het hof heeft geoordeeld dat er geen sprake is van misbruik van executiebevoegdheid en dat de incidentele vordering van Steclan tot schorsing van de tenuitvoerlegging moet worden afgewezen. Het hof heeft de zaak voor beraad partijen naar de rol verwezen en verdere beslissingen aangehouden.

Uitspraak

arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.129.387/01
zaaknummer rechtbank : C/14/145747/KG ZA 13-140
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 augustus 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STECLAN BLOEMBOLLEN B.V.,
gevestigd te Callantsoog, gemeente Schagen,
APPELLANTE in de hoofdzaak,
EISERES in het incident,
advocaat:
mr. E.H.M. Harberste Nijmegen,
tegen :
de stichting WONINGSTICHTING DEN HELDER,
gevestigd te Den Helder,
GEȈNTIMEERDE in de hoofdzaak,
VERWEERSTER in het incident,
advocaat:
mr. J. de Beurste Den Helder.
Partijen worden hierna Steclan respectievelijk Woningstichting genoemd.

1.Het geding in hoger beroep

Steclan is bij dagvaarding van 21 juni 2013 in hoger beroep gekomen van het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland (hierna: de voorzieningenrechter) van 6 juni 2013, onder bovengenoemd zaaknummer gewezen tussen Woningstichting als eiseres en Steclan als gedaagde. De dagvaarding bevat een aantal grieven en concludeert tot vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog weigering van de gevraagde voorziening.
Op de dienende dag heeft Steclan overeenkomstig de dagvaarding geconcludeerd en voorts bij incidentele conclusie ex artikel 351 Rv gevorderd dat het hof de tenuitvoer-legging van het vonnis van 6 juni 2013 zal schorsen (naar het hof begrijpt) totdat het hof in appel (eind)arrest heeft gewezen, met veroordeling van Woningstichting in de kosten van het incident.
Woningstichting heeft in het incident verweer gevoerd, een productie overgelegd en geconcludeerd dat het hof Steclan in haar incidentele vordering niet-ontvankelijk zal verklaren althans de incidentele vordering zal afwijzen, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Steclan in de kosten van het incident.
Tevens heeft Woningstichting bij memorie van antwoord in de hoofdzaak geconcludeerd tot, kort gezegd, bekrachtiging van het bestreden vonnis.
Ten slotte is arrest gevraagd in het incident.

2.Beoordeling

in het incident
2.1
Het gaat hier, samengevat en voor zover voor dit incident van belang, om het volgende. Bij het bestreden vonnis van 6 juni 2013 heeft de voorzieningenrechter Steclan veroordeeld om uiterlijk binnen zes weken na betekening van dit vonnis de bloembollenschuur met ondergrond en aanhorigheden, staande en gelegen te [adres], met al de haren en het hare te ontruimen en te verlaten en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Woningstichting te stellen, met machtiging van Woningstichting om – in geval van weigering of nalaten van de ontruiming – de ontruiming op kosten van Steclan te doen bewerkstelligen desnoods met behulp van politie en justitie, een en ander met inachtneming van artikel 556 lid 1 en artikel 557 Rv. Voorts is Steclan veroordeeld tot betaling aan Woningstichting van een bedrag van € 88.037,24 ter zake van achterstallige kosten voor water- en energieverbruik, met de wettelijke handelsrente, een bedrag van € 2.666,67 per maand ter zake van een gebruiksvergoeding voor iedere maand dat Steclan de bloembollenschuur van 1 juni 2013 tot en met de feitelijke ontruiming in gebruik houdt en een bedrag van € 1.628,72 ter zake van buitengerechtelijke kosten, met veroordeling van Steclan in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.2
Ter onderbouwing van haar incidentele vordering heeft Steclan – samengevat -aangevoerd dat binnenkort de bloembollenoogst een aanvang neemt en dat de bloembollen dan worden opgeslagen, gedroogd en vervolgens verwerkt, welke werkzaamheden duren tot het einde van het jaar. Het is voor Steclan niet mogelijk om op korte termijn op dit tijdstip in het seizoen een alternatieve bedrijfsruimte te vinden. Verder heeft zij aangevoerd dat nergens uit blijkt dat Woningstichting (daarentegen) op korte termijn over de schuur dient te beschikken. Immers uit niets is gebleken dat Woningstichting de schuur (en het perceel waarop de schuur staat) die zij aan de gemeente Den Helder heeft verkocht op korte termijn dient op te leveren.
Voorts heeft Steclan aangevoerd dat Woningstichting er geen belang bij heeft om al te beschikken over het bedrag dat Woningstichting in rekening heeft gebracht ter zake van pachtpenningen en leveranties van gas en water en tot betaling waarvan Steclan door de voorzieningenrechter is veroordeeld. Steclan wijst er in dit verband op dat Woningstichting een kapitaalkrachtige instelling is en dat betaling van het voornoemde bedrag door Steclan tot haar faillissement zal leiden. Daarbij komt dat zij in deze procedure heeft aangevoerd dat de pachtpenningen en de leveranties van gas en water op dit moment ten onrechte in rekening zijn gebracht, aldus Steclan. Volgens Steclan weegt haar belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging gedurende het hoger beroep daarom zwaarder dan het belang van Woningstichting om het vonnis ten uitvoer te leggen.
2.3 Woningstichting heeft verweer gevoerd en daarbij naar voren gebracht dat zij wel degelijk een dringend belang heeft bij de tenuitvoerlegging van het vonnis. Volgens Woningstichting is geen sprake van een juridische of feitelijke misslag noch van na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten die meebrengen dat de executie van het vonnis klaarblijkelijk een noodtoestand zou doen ontstaan op grond waarvan schorsing van de tenuitvoerlegging gerechtvaardigd is.
2.4
Het hof neemt tot uitgangspunt dat voor schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis waarvan beroep slechts plaats is indien tenuitvoerlegging misbruik van executiebevoegdheid oplevert. Een dergelijk misbruik zal aan de orde zijn indien de executant, mede gelet op de – voor hem kenbare – belangen van de veroordeelde die door de tenuitvoerlegging zullen worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij het gebruikmaken van zijn bevoegdheid om in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep tot tenuitvoerlegging over te gaan. Hiervan kan in het bijzonder sprake zijn indien het vonnis klaarblijkelijk op een juridische of feitelijke misslag berust, of indien na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten meebrengen dat de executie van het vonnis klaarblijkelijk een noodtoestand zou doen ontstaan voor degene te wiens laste het vonnis ten uitvoer wordt gelegd. Daarbij behoort de kans van slagen van het aangewende rechtsmiddel in de regel buiten beschouwing te blijven.
2.5 Gesteld noch gebleken is dat het bestreden vonnis klaarblijkelijk op een feitelijke of juridische misslag berust. Steclan heeft geen na het vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten gesteld waaruit zou kunnen volgen dat de tenuitvoerlegging daarvan klaarblijkelijk een noodtoestand bij haar zal doen ontstaan. Hoewel het hof wel wil aannemen dat een ontruiming van de schuur ingrijpend zal zijn voor Steclan, kan dit op zichzelf niet tot een toewijzing van de onderhavige incidentele vordering leiden. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat in het onderhavige incident er niet vanuit gegaan kan worden dat Woningstichting er geen dringend belang bij heeft op korte termijn te beschikken over de schuur. Woningstichting heeft immers gemotiveerd aangevoerd dat zij zich heeft verplicht een groot aantal percelen, waaronder het perceel waarop zich de schuur in kwestie bevindt, uiterlijk 15 augustus 2013 aan de gemeente Den Helder over te dragen. Voorts is van het door Steclan aangevoerde dreigende faillissement niet gebleken, daargelaten of dit aanleiding zou kunnen zijn voor een schorsing van de tenuitvoerlegging.
2.6
Uit het bovenstaande volgt dat de incidentele vordering zal worden afgewezen.
2.7
Steclan zal, als de in het ongelijk gestelde partij, bij het eindarrest in de hoofdzaak worden verwezen in de kosten van dit incident.
2.8
In de hoofdzaak zal de zaak voor beraad partijen naar de rol worden verwezen.

3.Beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vordering af;
houdt iedere verdere beslissing aan;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 20 augustus 2013 voor beraad partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.M. Smit, A.M.A. Verscheure en C.C. Meijer en op 6 augustus 2013 in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer.