ECLI:NL:GHAMS:2013:2645
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de gesloten plaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdzorg
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de gesloten plaatsing van een minderjarige, aangeduid als [de minderjarige], die in hoger beroep is gekomen tegen een beschikking van de kinderrechter. De ouders van [de minderjarige] zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor zijn opvoeding, maar hebben in deze procedure niet deelgenomen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen en hem in gesloten jeugdzorg te plaatsen. De kinderrechter heeft op 30 mei 2013 deze verzoeken toegewezen, wat de ouders en de minderjarige in hoger beroep hebben aangevochten.
De feiten van de zaak tonen aan dat de ouders in 1993 zijn gehuwd en dat [de minderjarige] in 1996 is geboren. Sinds maart 2012 is hij onder toezicht gesteld en is er een machtiging tot uithuisplaatsing verleend. De minderjarige verblijft sinds de bestreden beschikking in een gesloten behandelcentrum. Tijdens de zitting in hoger beroep is gebleken dat de minderjarige en zijn ouders het niet eens zijn met de zorgen die de Raad heeft geuit over de opvoedsituatie. De ouders stellen dat er geen sprake is van ernstige problemen en dat de minderjarige zich goed gedraagt.
Het hof heeft de situatie van de minderjarige beoordeeld en vastgesteld dat er zorgen zijn over zijn ontwikkeling. De minderjarige heeft zich in het verleden in een problematische situatie bevonden, waarbij hij in aanraking is gekomen met de politie en zich niet coöperatief heeft opgesteld tegenover hulpverleners. Het hof concludeert dat de gronden voor ondertoezichtstelling en de machtiging tot gesloten jeugdzorg ten tijde van de bestreden beschikking aanwezig waren en dat deze gronden ook thans nog bestaan. De ouders hebben geen grip op de minderjarige en de hulpverlening heeft niet het gewenste effect gehad. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking.