ECLI:NL:GHAMS:2013:2624

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2013
Publicatiedatum
27 augustus 2013
Zaaknummer
200.117.032/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beschikking inzake verhaalsbijdrage door de gemeente Schagen ten behoeve van een minderjarige

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Alkmaar, waarin de gemeente Schagen werd gemachtigd om een verhaalsbijdrage van de man te vorderen ten behoeve van zijn minderjarige kind. De man, die in faillissement verkeert, heeft geen verweer gevoerd in de eerste aanleg en is ook niet verschenen ter zitting. De rechtbank had de verhaalsbijdrage vastgesteld op € 1.483,53 per maand. De man heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij geen draagkracht heeft om deze bijdrage te voldoen, aangezien hij in een staat van faillissement verkeert en geen vast inkomen of verblijfplaats heeft. Het hof heeft vastgesteld dat de man inderdaad failliet is verklaard en dat hij geen draagkracht heeft. Het hof vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de gemeente af. Tevens merkt het hof op dat de verhaalsbijdrage mogelijk te hoog is vastgesteld, aangezien deze niet boven de behoefte van de onderhoudsgerechtigde mag uitkomen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 19 maart 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 19 maart 2013
Zaaknummer: 200.117.032/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: 138170/FA RK 12-447
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. K. el Joghrafi te Rotterdam,
tegen
Gemeente Schagen,
zetelende te Schagen,
geïntimeerde,

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de gemeente genoemd.
1.2.
De man is op 20 november 2012 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 22 augustus 2012 van de rechtbank Alkmaar, met kenmerk 138170/FA RK 12-447.
1.3.
De gemeente heeft op 30 januari 2013 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De zaak is op 21 februari 2013 ter terechtzitting behandeld.
1.5.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de advocaat van de man;
- de heer H.F. Boymans, namens de gemeente.
1.6.
De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
De man heeft een relatie gehad met [naam x] (hierna: [x]). Uit deze relatie is geboren [naam minderjarige] [in] 2003 (hierna: [de minderjarige]).
2.2.
Aan [x] wordt sinds 4 oktober 2011 mede ten behoeve van [de minderjarige] bijstand verleend naar de norm voor een éénoudergezin. De uitkering bedraagt bruto € 1.438,53 per maand met ingang van 1 januari 2012.
2.3.
Bij brief van 23 november 2011 is de man door de gemeente verzocht zijn financiële omstandigheden op te geven teneinde de gemeente in de gelegenheid te stellen de grens van zijn onderhoudsplicht ten aanzien van [de minderjarige] te bepalen. Bij brief van 17 februari 2012 is dit verzoek herhaald. De man heeft niet op deze brieven gereageerd.
2.4.
Bij verhaalsbesluit van burgemeester en wethouders van de gemeente van 9 maart 2012 is de verhaalsbijdrage ambtshalve vastgesteld op € 1.438,53 per maand met ingang van 1 januari 2012.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is het verzoek van de gemeente te bepalen, dat de man met ingang van 1 januari 2012 ten behoeve van [de minderjarige] een verhaalsbijdrage van € 1.483,53 per maand aan de gemeente zal betalen, zolang de bijstandsverstrekking voortduurt, toegewezen. De man is in eerste aanleg niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.
3.2.
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, het verzoek van de gemeente alsnog af te wijzen, dan wel een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
3.3.
De gemeente verzoekt het hoger beroep van de man af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
De man stelt in hoger beroep dat hij geen enkele draagkracht heeft. Hij voert hiertoe aan dat hij in faillissement verkeert en dat hij geen vast inkomen of vaste verblijfplaats heeft. De gemeente heeft verweer gevoerd.
4.2.
Het hof overweegt als volgt. Ter zitting is gebleken dat de gemeente telefonisch contact heeft gehad met de curator van de man, mr. Thöenes te Rotterdam. De curator heeft in dit gesprek aan de gemeente bevestigd dat de man in staat van faillissement is verklaard met ingang van 20 oktober 2011 en dat er sprake is van een schuld van circa € 141.000,-. De gemeente heeft op een later moment nog telefonisch contact met de man gehad. De gemeente heeft ter zitting in hoger beroep desgevraagd verklaard dat niet (langer) wordt betwist dat de man failliet is, maar erop gewezen dat de man daarvan geen stukken heeft overgelegd.
Het hof is van oordeel dat nu niet in geschil is dat de man failliet is met ingang van 20 oktober 2011, daarmee vast staat dat de man geen draagkracht heeft (gehad) om de verhaalsbijdrage te voldoen. Het hof zal de bestreden beschikking derhalve vernietigen en het inleidend verzoek van de gemeente alsnog afwijzen.
4.3.
Het hof merkt ten overvloede nog op dat het hem voorkomt dat burgemeester en wethouders van de gemeente in het verhaalsbesluit ook om een andere reden de verhaalsbijdrage te hoog hebben vastgesteld. Ingevolge artikel 62 van de Wet werk en bijstand kunnen kosten van bijstand worden verhaald tot de grens van de onderhoudsplicht, bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dit betekent dat het bedrag van de te verhalen kosten in elk geval zijn bovengrens vindt in de behoefte van de onderhoudsgerechtigde(n). In het geval dat de onderhoudsgerechtigde minderjarig is, geldt, afgezien van bijzondere, de behoefte verhogende kosten, als uitgangspunt dat de behoefte wordt bepaald aan de hand van de tabel “Eigen aandeel kosten van kinderen”, opgenomen in de bijlage van het Tremarapport. Indien slechts sprake is van één minderjarige onderhoudsgerechtigde, is in geen geval dan de uitkomst dat de behoefte € 1.483,53 per maand bedraagt. Ook onder de naar verwachting in de nabije toekomst te hanteren nieuwe normen voor de behoeftebepaling in geval van kinderalimentatie zal dat niet anders zijn.
4.4.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
wijst het inleidend verzoek van de gemeente af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. M. Wigleven en mr. J.A. van Keulen in tegenwoordigheid van mr. E.E. Kraan als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2013.