ECLI:NL:GHAMS:2013:2615
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- R.G. Kemmers
- A.V.T. de Bie
- J.C.E. Ackermans-Wijn
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ondertoezichtstelling van minderjarige in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de kinderrechter die de ondertoezichtstelling van zijn minderjarige kind, [minderjarige 1], heeft uitgesproken. De vader is van mening dat de gronden voor deze ondertoezichtstelling niet aanwezig zijn. De kinderrechter had op 28 februari 2013 besloten dat [minderjarige 1] onder toezicht zou worden gesteld van Bureau Jeugdzorg Noord-Holland (BJZNH) op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De vader heeft in hoger beroep aangevoerd dat de zorgen over [minderjarige 1] ongegrond zijn, aangezien hij zich goed ontwikkelt en er geen actuele signalen zijn die wijzen op een bedreiging van zijn zedelijke of geestelijke belangen.
Tijdens de zitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de ouders niet goed communiceren en dat de vader de gezinsvoogd niet toelaat tot zijn woning. De Raad heeft echter gesteld dat de zorgen over [minderjarige 1] voortkomen uit de problematiek van de ouders en dat er een risico bestaat dat de situatie verslechtert. Het hof heeft de argumenten van de vader en de Raad zorgvuldig afgewogen en geconcludeerd dat de zorgen ten tijde van de bestreden beschikking onvoldoende waren om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. Het hof heeft vastgesteld dat [minderjarige 1] zich goed ontwikkelt en dat er geen actuele zorgen zijn die een ondertoezichtstelling rechtvaardigen.
Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd voor zover deze betrekking heeft op de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en het verzoek van de vader toegewezen. Tevens is de Raad veroordeeld in de proceskosten van de vader, die zijn begroot op € 2.692,-. Deze uitspraak is gedaan door het Gerechtshof Amsterdam op 20 augustus 2013.