In deze zaak gaat het om een vordering van [geïntimeerde] tegen [appellante] wegens onregelmatig ontslag en het niet betalen van loon. [geïntimeerde] heeft van 4 mei 2008 tot 27 april 2010 als schoonmaker en afwasser gewerkt voor [appellante] in restaurant '[naam]' te Amsterdam, waar hij een gemiddeld loon van € 1.500,= netto per maand ontving. Op 27 april 2010 stelt [geïntimeerde] onregelmatig ontslagen te zijn door [appellante], die hem geen loon over april 2010 en vakantiegeld heeft betaald. Hij vordert in deze procedure onder andere € 1.500,= netto voor loon over april 2010, schadevergoeding wegens onregelmatig ontslag, vakantietoeslag en vergoeding voor niet genoten vakantie-uren. De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen, maar de wettelijke verhoging gematigd tot 25%.
In hoger beroep heeft [appellante] de toewijzing van de vorderingen bestreden. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] inderdaad onregelmatig is ontslagen, omdat [appellante] de opzegtermijn van één maand niet in acht heeft genomen. Het hof heeft de grief van [appellante] die zich richtte tegen de toewijzing van het loon over april 2010 verworpen, omdat [appellante] niet heeft aangetoond dat het loon was betaald. De grief die betrof de hoogte van het loon werd gedeeltelijk gegrond verklaard, waardoor het hof het bedrag voor loon over april 2010 heeft verlaagd naar € 1.350,=.
De vordering van [geïntimeerde] voor vakantiegeld en vergoeding voor niet genoten vakantie-uren werd door het hof eveneens toegewezen, omdat [appellante] niet voldoende bewijs heeft geleverd dat [geïntimeerde] zijn vakantiegeld maandelijks ontving. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd voor zover het meer toekende dan € 1.350,= voor loon en € 2.155,50 voor wettelijke verhoging, en heeft het vonnis voor de rest bekrachtigd. [appellante] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.