Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de man om partneralimentatie. De man, die in 1982 met de vrouw was gehuwd, had in hoger beroep een verzoek ingediend om de vrouw te verplichten tot het betalen van een uitkering in zijn levensonderhoud. De rechtbank had eerder dit verzoek afgewezen, omdat de man niet voldoende had aangetoond dat hij behoeftig was. De man stelde dat hij recht had op een alimentatie van € 11.000,- per maand, maar de vrouw betwistte dit en stelde dat de man in staat was om zelf in zijn levensonderhoud te voorzien.
Het hof oordeelde dat de man de stelplicht en bewijslast had om zijn behoeftigheid aan te tonen. De man had weliswaar een behoeftelijst overgelegd, maar het hof vond dat hij onvoldoende bewijs had geleverd van zijn financiële situatie en dat zijn stellingen niet voldoende waren onderbouwd. De man had geen recente jaarrekeningen of belastingaangiften overgelegd, en zijn stelling dat hij leefde van een erfenis was niet onderbouwd. Bovendien had de vrouw betwist dat de man geen inkomen had en stelde dat hij in het verleden aanzienlijke bedragen had ontvangen uit vastgoedtransacties.
Uiteindelijk concludeerde het hof dat de man niet had aangetoond dat hij in zijn behoefte niet kon voorzien en dat zijn verzoek om partneralimentatie daarom niet kon worden toegewezen. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank en wees het verzoek van de man af. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het indienen van een verzoek om alimentatie, vooral in gevallen waar de financiële situatie van partijen complex is.