ECLI:NL:GHAMS:2013:2569

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2013
Publicatiedatum
22 augustus 2013
Zaaknummer
200.091.770-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris inzake afwikkeling nalatenschap en tuchtrechtelijke maatregelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over een klacht van klaagster tegen haar notaris, die betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap van haar moeder. De klacht bestond uit negen onderdelen, waarbij klaagster de notaris verweten heeft niet adequaat te hebben gereageerd op verzoeken om contact met haar moeder, het niet openen van een gesloten enveloppe met belangrijke informatie, en het niet tijdig afwikkelen van de nalatenschap. Het hof oordeelde dat de notaris in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen, met name door de enveloppe niet onmiddellijk te openen en door stelselmatig niet te reageren op verzoeken van klaagster en haar gemachtigden. Het hof verklaarde enkele klachtonderdelen gegrond, waaronder het niet tijdig afhandelen van de nalatenschap, en legde de notaris een schorsing van twee weken op in de uitoefening van zijn ambt. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van notarissen en de noodzaak om adequaat te reageren op verzoeken van cliënten, vooral in gevoelige situaties zoals de afwikkeling van een nalatenschap.

Uitspraak

beslissing
__________________________________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.091.770/01 NOT
zaaknummer kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Zutphen: 7/2010
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 26 februari 2013
inzake:
[notaris],
notaris te [plaatsnaam],
APPELLANT,
gemachtigde:
mr. W.P.G.M. Schellekens-Stoks, advocaat te Nijmegen,
t e g e n
[klaagster],
wonende te [plaatsnaam],
GEÏNTIMEERDE.

1. Het geding in hoger beroep

1.1. Van de zijde van appellant, verder de notaris, is bij een op 4 augustus 2011 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met één bijlage – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Zutphen, verder de kamer, van 14 juli 2011, waarbij de kamer de klacht van geïntimeerde, verder klaagster, tegen de notaris ten dele ongegrond en ten dele gegrond heeft verklaard en aan de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn ambt voor de duur van twee maanden heeft opgelegd.
1.2. Van de zijde van klaagster zijn op 11 oktober 2011 twee brieven, gedateerd 4 oktober 2011 en 5 oktober 2011 – met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.3. Van de zijde van de notaris is op 13 oktober 2011 een aanvulling op zijn verzoekschrift
– met bijlagen – ter griffie van het hof ingekomen.
1.4. Van de zijde van klaagster is op 4 januari 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.5. Van de zijde van klaagster is in aanvulling haar verweerschrift op 10 januari 2012 een brief, gedateerd 6 januari 2012 – met producties – ter griffie van het hof ingekomen.
1.6. Van de zijde van de notaris is op 27 april 2012 een brief met één productie ter griffie van het hof ingekomen.
1.7. Van de zijde van klaagster is op 2 mei 2012 nog een aanvulling, gedateerd 28 april 2012, ter griffie van het hof ingekomen.
1.8. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 10 mei 2012. Klaagster is verschenen evenals de notaris en zijn gemachtigde. Allen hebben het woord gevoerd, klaagster en de gemachtigde van de notaris aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnota’s.

2. De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3. De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing onder 2 (2.1 tot en met 2.12) heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van deze feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat deze ook het hof tot uitgangspunt dienen.

4. Het standpunt van klaagster

4.1. Klaagster verwijt de notaris in de eerste plaats dat hij in de periode van december 2006 tot het overlijden van haar moeder, mevrouw [naam] (hierna te noemen: moeder), op 3 september 2007 niet heeft gereageerd op de verzoeken van klaagster om contact met moeder op te nemen. Ook toen klaagster eind juli 2007 de notaris op de hoogte stelde van het feit dat moeder niet lang meer te leven had en zij opnieuw naar hem had gevraagd, heeft de notaris geen enkele actie ondernomen.
4.2. Klaagster heeft begin 2007 een gesloten, aan de notaris gerichte enveloppe op verzoek van haar moeder naar de notaris gebracht, waarop vermeld was dat deze eerst na het overlijden van moeder geopend mocht worden. Klaagster verwijt de notaris dat hij de enveloppe toen niet onmiddellijk heeft geopend, maar pas na overlijden van moeder. Om die reden en omdat hij geen contact met moeder heeft opgenomen is pas na het overlijden van moeder aan de notaris bekend geworden dat moeder de zuster van klaagster, mevrouw [naam] volgens het nieuwe, in 2003 in werking getreden, erfrecht had willen onterven.
4.3. Klaagster heeft na overlijden van moeder bij het opruimen van de ouderlijke woning toevallig een door de notaris gepasseerde volmacht gevonden, waarin een kantoorgenoot van de notaris, [notaris], was gemachtigd om de belangen van de ouders van klaagster te behartigen indien zij daar zelf niet meer toe in staat zouden zijn. Klaagster verwijt de notaris dat hij klaagster niet op de hoogte gesteld heeft van het bestaan van deze volmacht. Als hij dit wel had gedaan, had hij haar veel werk uit handen kunnen nemen in de voor haar zware periode voorafgaand aan het overlijden van moeder. Klaagster heeft de notaris voortdurend op de hoogte gehouden van de situatie van moeder en ook van het feit dat het haar veel energie en moeite kostte om de belangen van haar moeder te behartigen.
4.4. Voorts verwijt klaagster de notaris dat hij na het overlijden van moeder te beperkte boedelvolmachten heeft opgesteld. De volmachten waren onvoldoende om tot verkoop en levering van de ouderlijke woning over te kunnen gaan. De zuster van klaagster die zich wel akkoord verklaard had met de verkoop van de woning wilde de voor de levering daarvan vereiste uitgebreidere volmacht pas tekenen nadat klaagster met een kort geding had gedreigd.
Als de notaris direct de juiste volmacht had opgesteld, was het inschakelen van een advocaat niet nodig geweest.
4.5. Klaagster verwijt de notaris bovendien dat hij namens de erven aan makelaar [naam] te [plaatsnaam] opdracht heeft gegeven om de ouderlijke woning te taxeren en te verkopen, terwijl hij ervan op de hoogte was dat klaagster het niet met zijn keuze van makelaar eens was.
4.6. Als opdrachtgever voor de verkoop van de woning had de notaris de makelaar tot de orde moeten roepen toen deze de desbetreffende woning onmiddellijk nadat deze uit de nalatenschap was gekocht weer (voor de koper) te koop zette tegen een hogere vraagprijs. De notaris heeft, zo verwijt klaagster hem, het voorts laten gebeuren dat de makelaar zich vervolgens jegens haar misdroeg toen zij niet wilde meewerken aan die doorverkoop en zij zijn courtage niet wilde betalen.
4.7. Klaagster verwijt de notaris voorts dat hij haar gedwongen heeft om de akte van levering van de woning bij volmacht te laten passeren. Zij wilde bij het passeren van die akte aanwezig zijn om de koper zelf in de ogen te kunnen kijken.
4.8. Klaagster verwijt de notaris dat hij niet heeft gereageerd op pogingen van de door haar ingeschakelde partijnotaris, [notaris] en advocaat, mr. M.E.F. Parramore, om contact met hem te krijgen. Pas nadat klaagster had gedreigd om een klacht bij de Kamer van Toezicht in te dienen, heeft de notaris een reactie naar [notaris] gestuurd. Nadat was afgesproken dat door de notaris een voorschot zou worden uitbetaald, heeft mr. Parramore moeten dreigen met het nemen van rechtsmaatregelen voordat de notaris het voorschot feitelijk uitbetaalde.
4.9. Ten slotte verwijt klaagster de notaris dat hij een deel van de nalatenschap ten onrechte onder zich heeft gehouden en de nalatenschap niet voortvarend heeft afgewikkeld. Nadat in augustus 2008 de ouderlijke woning was verkocht, had de notaris de nalatenschap kunnen verdelen. Klaagster en haar zuster waren het eens over de wijze waarop de nalatenschap verdeeld zou worden. Ondanks een toezegging van de notaris bij brief van 8 oktober 2008 dat hij de aandelen zou verdelen, is hij die toezegging niet nagekomen.

5. Het standpunt van de notaris

De verweren van de notaris komen in het navolgende, voor zover nodig, aan de orde.

6. De beoordeling

6.1. Het hof is van oordeel dat de klacht betreffende het verzoek van klaagster aan de notaris om contact op te nemen met moeder (zoals verwoord onder 4.1.) geen doel treft. Noch uit de brief van klaagster aan de notaris van 1 februari 2007 (productie bij de brief van klaagster aan de kamer van 18 juli 2011), naar welke brief klaagster bij de behandeling van haar klacht in hoger beroep heeft verwezen noch uit de brief van klaagster aan haar zuster van 7 juli 2007, waarvan klaagster de notaris destijds een kopie heeft doen toekomen en die door de notaris als productie 1 bij zijn aanvullend beroepschrift is overgelegd, volgt dat klaagster de notaris heeft verzocht contact met moeder op te nemen. Beide brieven bevatten een relaas van hetgeen moeder in de periode voorafgaand aan haar overlijden is overkomen, maar daarin valt geen verzoek te lezen aan de notaris moeder te bezoeken. Een dergelijk verzoek valt ook niet te lezen in de telefoonnotities, die door de notaris in appel zijn overgelegd.
6.2. Met betrekking tot het tweede klachtonderdeel (zoals verwoord onder 4.2.) heeft de notaris zich in de eerste plaats op de niet ontvankelijkheid van klaagster beroepen, omdat de klacht niet binnen drie jaar nadat klaagster van het feit waarover zij klaagt op de hoogte is geraakt, is ingediend. De notaris heeft aangevoerd dat hij er bij het in ontvangst nemen van de enveloppe (in het voorjaar van 2007) geen onduidelijkheid over heeft laten bestaan dat hij de enveloppe gesloten zou houden tot na het overlijden van de moeder van klaagster, zoals op de enveloppe was verzocht. Klaagster had haar klacht binnen de termijn van 3 jaar na het in ontvangst nemen van de enveloppe door de notaris moeten indienen.
6.3. Bepalend voor de vraag of klaagster tijdig heeft geklaagd, is het tijdstip waarop klaagster kennis heeft genomen van het feit dat de notaris de enveloppe niet onmiddellijk na ontvangst daarvan heeft geopend. Dat is op zijn vroegst in september 2007 geweest toen de notaris klaagster de geopende enveloppe heeft gegeven en heeft gezegd dat hij die pas na het overlijden van moeder had geopend, zoals de notaris heeft verklaard. De onderhavige klacht is op 7 mei 2010 ingediend. Dat is dus binnen 3 jaar nadat het klaagster bekend was geworden dat de notaris de hem in het voorjaar van 2007 overhandigde brief niet onmiddellijk maar pas na 3 september 2007 heeft geopend. De conclusie is dat klaagster in dit onderdeel van haar klacht ontvankelijk is.
6.4. Vervolgens moet worden onderzocht of de notaris klachtwaardig heeft gehandeld door de enveloppe niet onmiddellijk te openen. Artikel 48 lid 1 van de Wet op het notarisambt (Wna) luidt:
“Wanneer aan de notaris een akte in de zin van artikel 156, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt aangeboden, met verzoek deze in zijn protocol op te nemen, is hij verplicht van de inhoud daarvan kennis te nemen en van de aanbieding en opname een akte te verlijden en het stuk aan die akte te hechten, onverminderd het bepaalde in artikel 95 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek.”
De notaris heeft, door de enveloppe wel aan te nemen maar niet te openen, in strijd met de verplichting voortvloeiend uit dit artikel gehandeld. Indien hij de enveloppe niet voor het overlijden van moeder had willen openen omdat dat op de enveloppe was vermeld, had hij deze, gezien het bepaalde in artikel 48 lid 1 Wna niet moeten aannemen. Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.
6.5. Ter zake van het klachtonderdeel zoals verwoord onder 4.3. is het hof, anders dan de kamer, van oordeel dat het de notaris niet kan worden verweten dat hij na 8 jaar niet meer wist dat hij de akte waarbij de desbetreffende volmacht niet aan hem maar aan een van zijn kantoorgenoten werd verleend, had gepasseerd. Het had veeleer op de weg van moeder gelegen klaagster over het bestaan van de volmacht te informeren.
Gesteld noch gebleken is bovendien dat klaagster zich met concrete problemen bij het behartigen van de belangen van moeder tot de notaris heeft gewend, waarin de onderhavige volmacht uitkomst had kunnen bieden. Dit klachtonderdeel is dus ongegrond.
6.6. Anders dan de kamer is het hof van oordeel dat de klacht met betrekking tot de beperkte boedelvolmacht (zoals verwoord onder 4.4.) evenmin doel treft. Het is gebruikelijk dat bij de afwikkeling van een nalatenschap in eerste instantie een beperkte volmacht wordt gevraagd en dat voor transacties met een groot financieel belang – zoals de verkoop van een woning – door de erfgenamen een separate volmacht wordt verstrekt, zoals de notaris ook heeft aangevoerd. Daarbij komt dat ook het bij de aanvang van de afwikkeling van de nalatenschap door klaagster en haar zuster laten ondertekenen van een minder beperkte volmacht, waarmee ook de verkoop en levering van de woning zou hebben kunnen plaatsvinden, niet had kunnen voorkomen dat klaagsters zuster niet (meer) aan die verkoop wilde meewerken. Een volmacht kan immers worden ingetrokken. Dit klachtonderdeel is daarom ongegrond.
6.7. Ten aanzien van de klachtonderdelen zoals verwoord hiervoor onder 4.5., 4.6. en 4.7. heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt. Deze klachtonderdelen zijn ongegrond.
6.8. Het klachtonderdeel dat ziet op het niet of pas na lange tijd reageren door de notaris op brieven en e-mailberichten van de door klaagster ingeschakelde partijnotaris en advocaat (zoals verwoord onder 4.8. ) heeft de notaris ook in hoger beroep niet, althans niet voldoende gemotiveerd, weersproken. Met de kamer is het hof van oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is. Het betaamt een notaris niet om stelselmatig niet dan wel te laat te reageren op brieven en e-mails.
6.9. Ook het klachtonderdeel dat betrekking heeft op de afwikkeling van de nalatenschap is gegrond. Met de kamer acht het hof het onbegrijpelijk dat de notaris de nalatenschap van moeder niet onmiddellijk nadat de woning in augustus 2008 was verkocht heeft afgewikkeld en zelfs diverse toezeggingen aan klaagster en haar gemachtigden om tot afwikkeling over te gaan niet is nagekomen. Het hof volgt de notaris niet in zijn stelling dat de vertraging mede is veroorzaakt door de agressieve wijze van communiceren door klaagster en haar optreden vanaf medio 2008 toen het huis werd verkocht. Ook nadat klaagster eerst een notaris en vervolgens een advocaat had ingeschakeld om haar belangen te behartigen, heeft de notaris nagelaten tot een afwikkeling van de nalatenschap te komen en is hij toezeggingen aan de gemachtigden van klaagster tot een afwikkeling te komen niet nagekomen. Ook de door de notaris in zijn verweerschrift genoemde privéomstandigheden kunnen de vertraging in de afwikkeling niet rechtvaardigen.
6.10. Nu het hof minder klachtonderdelen gegrond verklaart dan de kamer in de bestreden beslissing heeft gedaan (alleen de klachtonderdelen 4.2., 4.8. en 4.9. zijn naar het oordeel van het hof gegrond), zal de beslissing van de kamer gedeeltelijk worden vernietigd, zoals hierna aan te geven. Het feit dat minder klachtonderdelen gegrond worden verklaard, heeft ook consequenties voor de opgelegde maatregel. Het hof acht de maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn ambt voor de duur van twee weken passend en geboden. Het hof heeft bij het bepalen van de zwaarte van de op te leggen maatregel in aanmerking genomen dat de notaris meermalen tuchtrechtelijk is veroordeeld wegens het niet of veel te laat beantwoorden van brieven van cliënten. De notaris heeft in hoger beroep weliswaar aangevoerd dat hij inmiddels maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat hij zich nog schuldig maakt aan het niet tijdig beantwoorden van brieven en het niet voortvarend afwikkelen van boedels, maar dat betekent niet dat hij hem niet een ernstig tuchtrechtelijke verwijt gemaakt kan worden, dat de op te leggen maatregel rechtvaardigt.
6.11. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.12. Het hiervoor voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

7. De beslissing

Het hof:
- vernietigt de bestreden beslissing voor zover daarbij de hiervoor onder 4.1., 4.3. en 4.4. verwoorde klachtonderdelen gedeeltelijk gegrond zijn verklaard en aan de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn ambt voor de duur van twee (2) maanden is opgelegd en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart de hiervoor onder 4.1., 4.3. en 4.4. verwoorde klachtonderdelen in zoverre ongegrond;
- legt aan de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn ambt op voor de duur van twee (2) weken, ingaande op maandag 4 maart 2013 te 00.01 uur en eindigend op zondag 17 maart 2013 te 24.00 uur;
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. A.L.G.A. Stille, A.M.A. Verscheure en C.P. Boodt en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 26 februari 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN DE KANDIDAAT-NOTARISSEN TE ZUTPHEN
Klachtnummer: 7/2010
Beslissing inzake de klacht van:
[klaagster]
,
wonende te [plaatsnaam],
klaagster,
tegen
[notaris],
notaris te [plaatsnaam].
Partijen worden in deze beslissing mede aangeduid als klaagster en de notaris.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de klacht van 4 mei 2010 met bijlagen;
- de brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht aan klaagster van 3 juni 2010;
- de ongedateerde op 8 juni 2010 binnengekomen brief van klaagster;
- de aanvulling van de klacht bij ongedateerde brief van klaagster, binnengekomen op 18 juni 2010;
- de brief van de secretaris van de Kamer van Toezicht aan klaagster van 24 juni 2010;
- de aanvullende brief van klaagster met bijlagen van 18 juli 2010;
- de aanvullende brief van klaagster met bijlagen van 26 juli 2010;
- de reactie van de notaris met bijlagen van 24 september 2010;
- de repliek van klaagster van 13 november 2010 met bijlagen;
- de brief van klaagster van 7 januari 2011;
- de dupliek van de notaris met bijlagen van 19 januari 2011;
- de brief van klaagster van 3 februari 2011;
- de brief van klaagster van 15 februari 2011;
- het proces-verbaal van de openbare vergadering van de Kamer van 28 april 2011, waarbij klaagster zonder berichtgeving niet is verschenen;
- de brief van de notaris van 3 mei 2011, met als bijlagen de aan de Kamer tijdens de openbare vergadering toegezegde stukken: a) de akte van volmacht van 16 maart 1998 en b) het laatste testament van moeder. Ten overvloede heeft de notaris toen tevens kopieën van de volgende aan de erfgenamen verzonden stukken doen toekomen aan de Kamer: c) een op 3 mei 2011 gedateerde staat van uitgaven en ontvangsten en d) een tweetal rapportages van [bank], gedateerd 31 december 2010 en 31 maart 2011;
- de brief van de notaris van 9 juni 2011, waarin hij kopieën van de volgende aan de erfgenamen verzonden stukken aan de Kamer heeft doen toekomen: e) het ontwerp van de verantwoording/verdeling en f) het ontwerp van de verklaringen akkoordbevinding.

2.Vaststaande feiten

De navolgende feiten worden als vaststaand aangenomen:
2.1
Mevrouw [naam], moeder van klaagster (hierna ook te noemen: moeder), is in december 2006 met een rechterlijke machtiging opgenomen in een gesloten afdeling van een verpleegtehuis. Klaagster en mevrouw [naam] (hierna ook te noemen: de zuster) zijn de twee dochters van erflaatster en haar reeds in 2002 overleden echtgenoot. De rechterlijke machtiging is in het voorjaar van 2007 niet verlengd, waarna moeder is overgeplaatst naar een open afdeling van het verpleegtehuis.
2.2
In februari 2007 heeft klaagster een gesloten enveloppe in de woning van haar moeder gevonden, waarop stond dat deze voor [notaris] bestemd was en pas na overlijden van moeder geopend moest worden. Na overleg met haar moeder heeft klaagster de gesloten enveloppe aan de notaris gegeven.
2.3
Op 3 september 2007 is moeder overleden. Zij had laatstelijk beschikt over haar nalatenschap bij testament van 8 juli 1999, verleden voor de notaris. In dit testament is klaagster tot enige erfgenaam benoemd, zodat voor de zuster van klaagster slechts een beroep op de legitieme portie, als bedoeld in artikel 960 van het oud Burgerlijk Wetboek, resteerde. De nalatenschap bevatte onder meer een woning te [plaatsnaam], een perceel bosgrond te [plaatsnaam], een effectenportefeuille en banksaldi.
2.4
Half september 2007 heeft de notaris klaagster de inhoud van de in 2.2 vermelde enveloppe laten zien. Hierin bevond zich onder meer een handgeschreven briefje van moeder, gedateerd 18 november 2006, waarin stond dat zij haar testament in die zin wilde veranderen dat zij de zuster van klaagster wilde onterven.
2.5
In het voorjaar van 2008 heeft klaagster in haar ouderlijk huis een akte van volmacht gevonden, gedateerd 16 maart 1998 en verleden voor de notaris, waarin de ouders van klaagster een volmacht gaven aan [kandidaat-notaris], destijds verbonden aan het kantoor van [notaris] als kandidaat-notaris en thans als zelfstandig notaris, om hen in alle opzichten te vertegenwoordigen.
2.6
Op 29 februari 2008 heeft de notaris een verklaring van erfrecht afgegeven, waarin een beperkte volmacht tot beheer en vereffening was opgenomen.
2.7
In april 2008 heeft de notaris namens de erfgenamen aan de heer [naam] van [kantoornaam] te [plaatsnaam] opdracht gegeven om de woning van moeder te verkopen. Aangezien de eerder door de erfgenamen afgegeven volmachten onvoldoende waren om tot verkoop van de woning over te kunnen gaan, heeft de notaris nieuwe volmachten opgesteld en op 3 april 2008 aan de erfgenamen ter ondertekening toegezonden.
De zuster wilde echter pas de nieuwe volmacht ondertekenen als zij meer informatie had ontvangen over de (in)boedelbestanddelen. De notaris heeft haar bij e-mail van 17 april 2008 de informatie verstrekt, met de mededeling dat er inmiddels een aantrekkelijk bod op de woning was gedaan, waarop snel gereageerd moest worden. De zuster heeft in reactie hierop in haar brief van 20 april 2008 meegedeeld dat zij nog niet alle gevraagde informatie had ontvangen.
Bij brief van 21 april 2008 aan de zuster heeft mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle, gedreigd namens klaagster een kort geding aan te spannen, indien de zuster niet binnen 24 uur haar medewerking zou verlenen aan de verkoop van de woning. De zuster van klaagster heeft op 22 april 2008 de volmacht ondertekend en op 24 april 2008 heeft de notaris een nieuwe verklaring van erfrecht gepasseerd.
2.8
In mei 2008 is de woning verkocht aan [naam]. Vlak na ondertekening van de koopovereenkomst is de woning door [kantoornaam] in opdracht van [naam] opnieuw te koop gezet voor een hogere vraagprijs.
Op 22 augustus 2008 is de woning bij volmacht door de erfgenamen geleverd aan [naam].
2.9
Bij e-mailberichten van 30 september 2008 en 6 oktober 2008 heeft klaagster de notaris verzocht om de nalatenschap verder af te wikkelen, aangezien overeenstemming bestond tussen klaagster en haar zuster over de verdeling. Voorts heeft zij de notaris verzocht om de niet omstreden gelden naar haar over te maken. Zij heeft daarbij haar zorgen geuit over de op handen zijnde financieel-economische crisis en in verband daarmee aangedrongen op een spoedige afwikkeling.
In reactie hierop heeft de notaris in zijn e-mailbericht van 8 oktober 2008 aan klaagster toegezegd dat hij de volgende dag de bank zou verzoeken om haar deel van de effectenportefeuille naar haar over te maken.
Nadat klaagster had gemerkt dat de notaris geen contact had opgenomen met de bank, heeft zij haar verzoeken aan de notaris om de niet omstreden gelden over te maken en de aandelenportefeuille te verdelen diverse malen telefonisch, per e-mail en in een persoonlijk gesprek op 17 oktober 2008 herhaald. Uiteindelijk heeft de notaris een voorschot op de bankrekening van klaagster gestort. De aandelen zijn niet overgedragen.
2.1
In zijn brief van 25 maart 2010 aan de notaris heeft [notaris], notaris te [plaatsnaam], zich gemeld als de partijnotaris van klaagster. Hij heeft de notaris verzocht om met hem in overleg te treden over hetgeen nog moest gebeuren om tot een finale afwikkeling van de nalatenschap te komen. Op 7 april 2010 heeft [notaris] aan de notaris per e-mail en per fax een herinnering gezonden, omdat hij nog niets van de notaris had vernomen. Klaagster heeft in haar brief van 12 april 2010 aan de notaris verzocht om alsnog contact op te nemen met [notaris]. Hieraan heeft zij toegevoegd dat zij anders een klacht tegen hem zou indienen bij de Kamer van Toezicht.
De notaris heeft gereageerd in zijn e-mail van 13 april 2010 aan [notaris], waarin hij heeft toegezegd om uiterlijk op 15 mei 2010 een voorstel voor verdeling te zullen doen.
heeft in zijn e-mailbericht van 27 april 2010 aan de notaris verzocht om alle aan klaagster toekomende gelden aan haar uit te keren. De notaris heeft aan dit verzoek geen gehoor gegeven.
2.11
In juni 2010 heeft mr. M.E.F. Parramore, advocaat te Amsterdam, de zaak van [notaris] overgenomen. In zijn brief van 4 juni 2010 heeft mr. Parramore de notaris verzocht om het in de e-mail van 13 april 2010 aan [notaris] toegezegde voorstel voor de verdeling alsnog vóór 16 juni 2010 toe te zenden en vóór dezelfde datum een aanzienlijk voorschot naar klaagster over te maken. Bij brief van 17 juni 2010 heeft de notaris een concept van de staat van uitgaven en ontvangsten aan mr. Parramore gezonden. In zijn brief heeft hij verder meegedeeld dat hij niet zonder toestemming van de zuster tot uitkering van een voorschot aan klaagster kon overgaan, omdat het een onverdeelde boedel betrof. Hij heeft eraan toegevoegd dat de zuster inmiddels had ingestemd met uitkering van het voorschot aan beide erfgenamen.
Mr. Parramore heeft in zijn brief van 5 juli 2010 de notaris verzocht om over te gaan tot uitkering van het voorschot.
Nadat mr. Parramore in zijn e-mailbericht van 23 juli 2010 had gedreigd met het nemen van rechtsmaatregelen, heeft de notaris op dezelfde dag het beloofde voorschot alsnog aan klaagster uitbetaald.
2.12
Tijdens de mondelinge behandeling van de klacht door de Kamer tijdens de openbare vergadering van 28 april 2011 bleek dat - afgezien van uitkering van een aantal voorschotten - de nalatenschap nog steeds onverdeeld was gebleven.

3.De klacht, de gronden waarop deze berust en het verweer

3.1
De klacht van klaagster valt uiteen in negen onderdelen.
Klachtonderdeel 1: geen gehoor geven aan verzoek van moeder om contact op te nemen.
In de periode van december 2006 tot het overlijden van moeder op 3 september 2007 heeft de notaris nooit gereageerd op de verscheidene verzoeken van klaagster namens haar moeder om contact met haar op te nemen. Ook toen klaagster eind juli 2007 de notaris op de hoogte stelde van het feit dat moeder niet lang meer te leven had en zij opnieuw naar hem had gevraagd, heeft de notaris geen enkele actie ondernomen.
Klachtonderdeel 2: ten onrechte enveloppe van moeder niet direct geopend.
Klaagster heeft begin 2007 een gesloten, aan de notaris gerichte enveloppe op verzoek van haar moeder naar de notaris gebracht. De notaris heeft ten onrechte de enveloppe toen niet geopend, maar pas na overlijden van moeder. Om die reden, en omdat hij geen contact met moeder heeft opgenomen - zoals verwoord in klachtonderdeel 1 - is pas na overlijden van moeder aan de notaris bekend geworden, dat moeder de zuster van klaagster volgens het nieuwe, in 2003 in werking getreden erfrecht had willen onterven.
Klachtonderdeel 3: ongebruikt laten van volmacht van moeder aan notariskantoor.
Klaagster heeft na overlijden van moeder bij het opruimen van de ouderlijke woning toevallig een door de notaris gepasseerde volmacht gevonden, waarin kantoorgenoot [kandidaat-notaris] was gemachtigd om de belangen van moeder te behartigen indien zij daar zelf niet meer toe in staat zou zijn.
De notaris heeft klaagster nooit op de hoogte gesteld van het bestaan van deze volmacht. Als hij dit wel had gedaan, had hij haar veel werk uit handen kunnen nemen in de voor haar zware periode voorafgaand aan het overlijden van moeder. Klaagster heeft de notaris voortdurend op de hoogte gehouden van de situatie van moeder en ook van het feit dat het haar veel energie en moeite kostte om de belangen van haar moeder te behartigen.
Klachtonderdeel 4: volmacht onvoldoende voor verkoop van ouderlijke woning.De zuster van klaagster had al mondeling toestemming verleend voor de verkoop van de ouderlijke woning, maar de notaris heeft dit ten onrechte niet schriftelijk vastgelegd. De door hem opgestelde beperkte volmacht had geen betrekking op de verkoop. Er zijn nieuwe volmachten opgesteld, maar op het moment dat een bod op de woning werd gedaan, wilde de zuster deze niet tekenen. Hierdoor zag klaagster zich genoodzaakt om te dreigen met een kort geding, waarna de zuster alsnog de notaris de vereiste volmacht heeft gegeven. Als de notaris direct de juiste volmacht had opgesteld, was het inschakelen van een advocaat niet nodig geweest.
Klachtonderdeel 5: een makelaar de opdracht voor de verkoop van de woning gegeven, terwijl hij wist dat klaagster deze makelaar niet wilde.De notaris heeft aan een makelaar de opdracht gegeven om de woning te taxeren en te verkopen, terwijl hij ervan op de hoogte was dat klaagster het niet met zijn keuze van de makelaar eens was.
Klachtonderdeel 6: de notaris heeft de makelaar niet tot de orde geroepen inzake de doorverkoop van de woning en de wijze waarop dit is gebeurdAls opdrachtgever voor de verkoop van de ouderlijke woning, had de notaris de makelaar tot de orde moeten roepen inzake het direct weer te koop zetten voor een hogere vraagprijs, de intimidaties van de makelaar toen klaagster niet wilde meewerken aan de doorverkoop en de dreiging met beslaglegging indien klaagster de courtage niet zou betalen. De notaris was van deze misdragingen van de makelaar volledig op de hoogte en heeft dit desondanks allemaal laten gebeuren.
Klachtonderdeel 7: de notaris dwong klaagster om de akte van levering bij volmacht te laten tekenen.Nadat koper de ouderlijke woning direct weer in de verkoop had gedaan voor een hogere vraagprijs, wilde klaagster zelf de akte van levering komen ondertekenen. Zij wilde de koper zelf in de ogen kunnen kijken. De notaris heeft haar echter door intimidatie gedwongen om de akte bij volmacht te laten passeren.
Klachtonderdeel 8: de notaris reageert niet op pogingen van de door klaagster ingeschakelde partijnotaris en advocaat om contact met hem te krijgen.Klaagster heeft in maart 2010 partijnotaris [notaris] ingeschakeld omdat de nalatenschap nog steeds niet was afgewikkeld. Op de diverse verzoeken van [notaris] om met hem contact op te nemen over het afhandelen van de nalatenschap heeft de notaris niet gereageerd. Pas nadat klaagster had gedreigd om een klacht bij de Kamer van Toezicht in te dienen, heeft hij een reactie naar [notaris] gestuurd. Advocaat mr. Parramore heeft de zaak van [notaris] overgenomen. Nadat was afgesproken dat door de notaris een voorschot zou worden uitbetaald, heeft mr. Parramore moeten dreigen met het nemen van rechtsmaatregelen voordat daadwerkelijk door de notaris het voorschot werd uitbetaald.
Klachtonderdeel 9: de notaris heeft een deel van de nalatenschap onder zich gehouden en de nalatenschap niet afgewikkeldNadat in augustus 2008 de ouderlijke woning was verkocht, had de notaris de nalatenschap kunnen verdelen. Klaagster en haar zuster waren het eens over de wijze waarop de nalatenschap verdeeld zou worden. Alleen het perceel bosgrond zou voorlopig onverdeeld blijven. Ondanks een toezegging van de notaris bij brief van 8 oktober 2008 dat hij de aandelen zou verdelen, heeft hij deze nog steeds in beheer.
De notaris heeft alleen na lang aandringen tweemaal een voorschot uitgekeerd. Hij heeft echter nog steeds gelden en aandelen onder zich, zonder dat daarvoor een geldige reden is. Dit betekent voor klaagster dat zij haar effecten al die tijd niet naar eigen goeddunken heeft kunnen beheren. Evenmin heeft zij overzichten ontvangen waarin is vermeld op welke wijze de onder de notaris berustende gelden en effecten zijn beheerd.
3.2
De verweren van de notaris komen in het navolgende, voor zover nodig, aan de orde.

4.De beoordeling van de klacht

Klachtonderdeel 1: geen contact opgenomen met moeder
4.1
Klaagster klaagt erover dat zij vanaf december 2006 tot het overlijden van moeder begin september 2007 diverse malen namens haar moeder tevergeefs aan de notaris heeft verzocht om contact met moeder op te nemen.
In artikel 99, lid 12 van de Wet op het notarisambt (Wna) is bepaald dat een klacht slechts kan worden ingediend gedurende drie jaren na de dag waarop klager kennis heeft genomen van het handelen of nalaten van de notaris dat tot tuchtrechtelijke maatregelen aanleiding kan geven. Dit betekent dat voor zover de verzoeken zijn gedaan vóór 7 mei 2007 – zijnde drie jaren vóór de datum waarop de klacht is ingediend - klaagster niet kan worden ontvangen in haar klacht, omdat zij langer dan drie jaar hiervan op de hoogte is.
Uit de klacht blijkt dat in ieder geval eind juli 2007, toen bekend was dat moeder binnenkort zou overlijden, klaagster namens moeder telefonisch aan de notaris heeft doorgegeven dat moeder hem wilde spreken. Dit gedeelte van het klachtonderdeel is wel tijdig ingediend.
Klaagster kan tevens als belanghebbende worden aangemerkt. Uit de aantekeningen van moeder in de na haar overlijden geopende enveloppe is gebleken dat moeder de zuster van klaagster wilde onterven volgens het nieuwe erfrecht 2003. Het is zeer waarschijnlijk dat moeder hierover de notaris had willen spreken. Indien een gewijzigd testament tot stand was gekomen naar aanleiding van een bezoek van de notaris aan moeder, zou klaagster enig erfgenaam zijn geweest en zou haar zuster alleen een vordering op de nalatenschap hebben gehad. Dit zou de juridische positie van klaagster hebben versterkt en de afwikkeling van de nalatenschap hebben vereenvoudigd.
Gelet ook op de rol van klaagster als belangenbehartiger van moeder in de laatste fase van haar leven en gezien het feit dat moeder zelf geen klacht meer kan indienen, dient klaagster als belanghebbende te worden beschouwd.
4.2
De notaris heeft ten verwere aangevoerd dat een bezoek aan moeder toch geen zin zou hebben gehad, omdat hem uit berichtgeving van klaagster en de maatschappelijk werkster van moeder voldoende was gebleken dat moeder niet meer wilsbekwaam was.
De Kamer is echter van oordeel dat het tot de verantwoordelijkheid van de notaris behoort dat hij zich er zelf van vergewist of degene die contact met hem zoekt zijn wil voldoende kan bepalen. Hij had moeder derhalve moeten bezoeken om zelf een mening te vormen over haar geestelijke gesteldheid en niet mogen afgaan op de berichten van anderen. De Kamer tilt zwaar aan wat welhaast neerkomt op een dienstweigering.
Dit klachtonderdeel is gegrond, voor zover het betrekking heeft op het verzoek om contact op te nemen met moeder vlak voor haar overlijden in de zomer van 2007. Voor zover het klachtonderdeel betrekking heeft op de periode daarvoor, kan klaagster niet worden ontvangen in dit klachtonderdeel.
Klachtonderdeel 2: enveloppe van moeder ongeopend gelaten tot haar overlijden
4.5
Het klachtonderdeel dat de notaris ten onrechte een gesloten enveloppe van moeder niet heeft geopend tot na het overlijden van moeder is tijdig ingediend. Klaagster heeft in februari 2007 de enveloppe bij de notaris afgeleverd, maar zij is pas in september 2007 bekend geworden met het feit dat de notaris pas na moeders overlijden de enveloppe had geopend. Zij heeft de klacht binnen drie jaar na dat moment ingediend.
Klaagster kan tevens als belanghebbende bij de klacht worden beschouwd om de redenen verwoord in overweging 4.1.
4.6
Uit het verweer van de notaris blijkt dat hij vlak na overlijden van moeder, maar vóór het bezoek van klaagster aan de notaris half september 2007 de enveloppe heeft geopend. De notaris heeft als reden voor het gesloten laten van de enveloppe van moeder tot haar overlijden opgegeven dat dit overeenkomstig de op de enveloppe geschreven instructie van moeder was.
Hij heeft hiermee echter naar het oordeel van de Kamer in strijd met artikel 48 van de Wna gehandeld. Hij had geen stukken onder zich mogen houden waarvan hij de inhoud niet kende. Hij had de enveloppe direct moeten openen dan wel terug moeten sturen dan wel in overleg erover moeten treden. In ieder geval had hij er geen onduidelijkheid over mogen laten bestaan.
Dit klachtonderdeel treft dan ook doel.
Klachtonderdeel 3: volmacht van moeder ongebruikt gelaten.
4.9
Dit klachtonderdeel is eveneens tijdig ingediend. Klaagster heeft de volmacht van moeder aan kantoorgenoot [kandidaat-notaris] ontdekt in het voorjaar van 2008 bij het ontruimen van haar ouderlijke woning. Vanaf dat moment wist zij dat [kandidaat-notaris] bij volmacht had kunnen handelen in de laatste levensfase van haar moeder en is de termijn van drie jaar aangevangen.
Ook is zij als belanghebbende bij dit klachtonderdeel aan te merken. Indien de notaris op de bestaande volmacht had gewezen, had [kandidaat-notaris] klaagster veel praktische zaken uit handen kunnen nemen, waardoor de periode voorafgaand aan het overlijden van moeder voor klaagster minder belastend was geweest.
4.1
De notaris heeft erkend dat hij er niet aan heeft gedacht dat in 1998 door moeder een algehele volmacht was gegeven aan [kandidaat-notaris].
Naar het oordeel van de Kamer had de notaris dit wel moeten weten. Hij was ervan op de hoogte dat klaagster veel zaken voor haar moeder moest regelen en dat dit belastend voor haar was. Het behoort tot de zorgplicht van een notaris dat hij onder die omstandigheden in ieder geval nagaat of een dergelijke volmacht door moeder is afgegeven.
Dit klachtonderdeel is terecht voorgesteld.
Klachtonderdeel 4: volmacht onvoldoende voor verkoop van woning
4.13
Zoals de notaris ook heeft erkend, heeft hij in eerste instantie te beperkte volmachten opgesteld om tot verkoop van de ouderlijke woning te kunnen overgaan. Hij heeft dit pas ontdekt toen de woning al in de verkoop stond, waardoor de zuster van klaagster haar medewerking aan de daadwerkelijke verkoop van de woning kon opschorten. Door eerder te zorgen voor toereikende volmachten hadden de gerezen complicaties ten aanzien van de medewerking van de zuster voorkomen kunnen worden.
Dit klachtonderdeel is gegrond.
Klachtonderdeel 5: verkoopopdracht aan een makelaar gegeven, waarvan hij wist dat klaagster daar bezwaren tegen had.
4.16
De notaris heeft ten verwere aangevoerd dat hij klaagster niet heeft gedwongen om de betreffende makelaar de verkoopopdracht te geven. Indien zij haar bezwaren tegen deze makelaar vooraf aan de notaris kenbaar had gemaakt, had hij een andere makelaar de verkoopopdracht gegeven.
De Kamer is van oordeel dat de notaris het verwijt in dit klachtonderdeel voldoende heeft weerlegd. Zoals ook uit de stukken blijkt, is klaagster akkoord gegaan met de keuze van de makelaar. Het lijkt erop dat de weerzin van klaagster met name in een later stadium is ontstaan. Dit is een omstandigheid die de notaris niet kan worden tegengeworpen.
Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.
Klachtonderdeel 6: de makelaar niet tot de orde geroepen inzake de doorverkoop van de woning
4.19
De Kamer meent dat het klachtonderdeel over de doorverkoop en de wijze waarop dit is gebeurd, zich inhoudelijk richt tegen de koper, [naam], en tegen de makelaar [kantoornaam] die deze doorverkoop heeft begeleid. [naam] was vrij om te besluiten de woning direct weer door te verkopen. Hierin hoefde de notaris zich niet te mengen. Het feit dat hij de opdracht voor de verkoop namens de erfgenamen heeft ondertekend, zoals door klaagster is benadrukt, doet hier niet aan af. Voor zover de verwijten zich in feite richten tegen de gedragingen van de makelaar, kan klaagster wellicht bij diens branche-organisatie een klacht tegen de makelaar indienen.
Overigens acht de Kamer het niet onjuist dat een notaris aan partijen doorgeeft dat de makelaar beslaglegging overweegt als zij de courtage niet betalen. Deze mededeling kan dan ook niet als een dreigement worden opgevat.
Dit klachtonderdeel treft geen doel.
Klachtonderdeel 7: klaagster gedwongen om de akte van levering bij volmacht te laten tekenen
4.22
Klaagster wilde vlak voor de overdracht, ondanks het bestaan van een volmacht, de leveringsakte zelf ondertekenen om de koper en de makelaar in de ogen te kunnen kijken.
Gelet op de ontstane situatie, waarbij de spanningen hoog waren opgelopen, acht de Kamer het begrijpelijk dat de notaris heeft geprobeerd om klaagster buiten het kantoor te houden en gebruik te maken van de aan hem verleende volmacht. Van een bedreiging van klaagster door de notaris is dan ook geen sprake.
Dit klachtonderdeel dient ongegrond te worden verklaard.
Klachtonderdeel 8: niet reageren op brieven en e-mailberichten van partijnotaris en advocaat van klaagster
4.25
De notaris heeft dit klachtonderdeel niet weersproken.
Uit de stukken blijkt dat de notaris op verzoeken van partijnotaris [notaris] en advocaat mr. Parramore te laat heeft gereageerd en bovendien vaak pas na dreiging met indienen van een klacht dan wel het nemen van rechtsmaatregelen. Het betaamt een notaris niet om stelselmatig niet dan wel te laat reageren op brieven en e-mailberichten.
Het klachtonderdeel dient dan ook gegrond te worden verklaard.
Klachtonderdeel 9: onder zich houden van een deel van de nalatenschap in plaats van de nalatenschap af te wikkelen
4.28
Moeder is op 3 september 2007 overleden. Haar woning is op 22 augustus 2008 verkocht. De nalatenschap kon daarna worden afgewikkeld, aangezien klaagster en haar zuster overeenstemming hadden over de verdeling en de nalatenschap. Klaagster heeft hier in het najaar van 2008 ook bij de notaris diverse malen op aangedrongen, mede vanwege de op dat moment dreigende financieel-economische crisis.
De notaris heeft in reactie daarop in zijn brief van 8 oktober 2008 toegezegd dat hij de volgende dag de bank de opdracht zou geven om haar deel van de effectenportefeuille aan haar over te maken. Uit de stukken blijkt echter dat hij dit niet heeft gedaan. Hij heeft enkel een voorschot aan klaagster uitgekeerd.
Klaagster heeft in het jaar 2010 partijnotaris [notaris] ingeschakeld omdat de nalatenschap nog steeds niet was afgewikkeld. [notaris] heeft getracht om met de notaris in overleg te treden om tot een definitieve afwikkeling te komen. Uiteindelijk heeft de notaris in zijn e-mailbericht van 13 april 2010 toegezegd dat hij op 15 mei 2010 een voorstel voor de verdeling zou doen, maar aan deze toezegging heeft hij zich evenmin gehouden. Pas nadat advocaat mr. Parramore door klaagster was ingeschakeld, heeft hij een concept van de staat van uitgaven en ontvangsten opgesteld. Voor uitbetaling van een tweede voorschot was dreiging met het nemen van rechtsmaatregelen door mr. Parramore nodig.
4.29
Tot op de dag van de mondelinge behandeling van de klacht berusten de aandelen en een gedeelte van het geld nog steeds bij de notaris en is de nalatenschap nog niet afgewikkeld. De notaris heeft de Kamer tijdens de mondelinge behandeling van de klacht niet duidelijk kunnen maken waarom de nalatenschap nog steeds niet was afgewikkeld. Hij heeft alleen aangevoerd dat het in die periode zeer druk op het kantoor was vanwege de financieel-economische crisis. Hij heeft daar echter terecht aan toegevoegd dat dit geen geldige reden kan zijn voor een dergelijke vertraging.
Pas na de mondelinge behandeling is hij daadwerkelijk begonnen de nalatenschap definitief af te handelen.
De Kamer acht het onbegrijpelijk dat de notaris de nalatenschap, ondanks vele verzoeken van klaagster, [notaris] en mr. Parramore, zo lang onverdeeld heeft gelaten. Hij heeft gedurende die lange tijd ook onvoldoende inzicht gegeven in de omvang en het beheer van de boedel. Hij is hiermee ernstig tekort geschoten in zijn zorgplicht als notaris.
Dit klachtonderdeel is dan ook terecht voorgesteld.
Conclusie
4.32
Conclusie dient derhalve te zijn dat klachtonderdeel 1 gegrond is voor zover het betrekking heeft op het verzoek aan de notaris in juli 2007 om contact op te nemen met moeder en voor het overige niet-ontvankelijk, klachtonderdelen 2, 3, 4, 8 en 9 gegrond zijn en de overige klachtonderdelen ongegrond.
De Kamer is van oordeel dat de geconstateerde onzorgvuldigheden dusdanig ernstig zijn dat ter zake daarvan een maatregel dient te worden opgelegd. De klachtonderdelen 8 en 9 rekent zij de notaris zwaar aan, omdat hij hier niet voor het eerst in gebreke is.
Jarenlang is de boedel zonder een aanwijsbare reden onverdeeld gebleven en is onvoldoende inzicht gegeven in de wijze waarop de onder hem berustende gelden en aandelen zijn beheerd. De communicatie verliep gebrekkig en toezeggingen werden gedaan die niet dan wel pas na lang aandringen werden nagekomen. Klaagster heeft een partijnotaris en vervolgens een advocaat moeten inschakelen om de notaris tot enige actie te bewegen en uiteindelijk was er een mondelinge behandeling van de door klaagster tegen hem ingediende klacht door de Kamer voor nodig om over te gaan tot de definitieve afhandeling van de nalatenschap, zoals die blijkt uit de hierboven onder het verloop van de procedure vermelde stukken c tot en met f. De Kamer acht dit dusdanig laakbaar dat zij in haar oordeel niet heeft meegewogen dat de notaris na de mondelinge behandeling van de klacht de zaak alsnog lijkt te zijn gaan afwikkelen.
De Kamer heeft in 2000 aan de notaris een berisping in de zin van de Wet op het notarisambt 1842 (hetgeen overeenkomt met de maatregel van waarschuwing volgens de huidige Wna) opgelegd omdat hij brieven van klager niet dan wel veel te laat had beantwoord. In 2001 heeft de Kamer de notaris een berisping opgelegd vanwege het feit dat hij gedurende een aantal jaren geen actie had ondernomen tot afwikkeling van een nalatenschap en diverse toezeggingen had gedaan zonder die na te komen. De Kamer heeft in 2005 geconstateerd dat de notaris stelselmatig niet had gereageerd op diverse brieven en telefonische verzoeken om terug te bellen en zijn belofte om binnen een bepaalde termijn alsnog te reageren niet was nagekomen.
Ondanks deze eerdere opgelegde maatregelen lijkt de notaris niet van de ernst van zijn nalaten in de onderhavige zaak doordrongen te zijn.
In dit geval komt daar nog eens bij de weigering van dienstverlening aan een bejaarde dame, wier testament hij eerder verleden had en niet lang meer te leven had. Het is onbegrijpelijk dat een notaris een enveloppe niet opent en van een bezoek afziet op grond van mededelingen van derden (mogelijk zelfs belanghebbenden).
De Kamer acht het optreden van de notaris dermate strijdig met de zorgplicht die hij jegens zijn cliënten dient te betrachten, dat zij de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt voor de duur van twee maanden aangewezen acht.
4.33
Nadat de beslissing onherroepelijk is geworden, zal de Kamer aan de notaris bij aangetekende brief de datum meedelen waarop de maatregel van kracht wordt.
4.34
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing worden gelaten.
4.35
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

5.De beslissing

De Kamer:
verklaart klachtonderdeel 1 gegrond voor zover dit betrekking heeft op het daarin als onjuist aangeduide handelen en verklaart klaagster voor het overige niet-ontvankelijk;
verklaart klachtonderdelen 2, 3, 4, 8 en 9 gegrond;
verklaart de klacht voor het overige ongegrond;
legt aan de notaris de maatregel van schorsing in de uitoefening van zijn ambt voor de duur van twee maanden op.
Aldus gegeven door mr. G. Vrieze, plaatsvervangend voorzitter, mr. V. Oostra, mr. W.M. Eijkelestam, mr. E.J. Oostrik en mr. A.S. Hansma, leden, zulks in tegenwoordigheid van mr. W.E. Markus-Burger als secretaris en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juli 2011.
secretaris voorzitter
Binnen 30 dagen na de dag van verzending van de brief, waarbij deze beslissing wordt toegezonden, kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroepschrift dient binnen de termijn van 30 dagen door het Gerechtshof te zijn ontvangen. Het adres van het Gerechtshof luidt: Gerechtshof te Amsterdam t.a.v. kamer 17A, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.