Uitspraak
artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)van:
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Haarlem van 28 maart 2013. Het verzoekschrift was ingediend door de verzoeker, die een vergoeding van € 357,- vroeg voor de kosten van rechtsbijstand in verband met een strafzaak die was geëindigd met een zuiver politiesepot. De rechtbank had de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, maar het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld.
Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep tijdig was ingesteld en dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, zoals vereist door artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad had eerder in een arrest van 19 februari 2013 aangegeven dat het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman op grond van artikel 591a niet is uitgesloten, ook niet in het geval van een politiesepot.
In deze specifieke zaak was er sprake van een zuiver politiesepot, waarbij geen inhoudelijke bemoeienis van een officier van justitie had plaatsgevonden. De verzoeker en zijn echtgenote waren door hun schoondochter beschuldigd van onttrekking van hun kleindochter aan het ouderlijk gezag, maar de politie had besloten niet tot vervolging over te gaan wegens gebrek aan bewijs. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de gevraagde vergoeding van € 1.322,- toe te kennen, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand en het forfaitaire bedrag voor het indienen en toelichten van het verzoekschrift.
De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en het hof kende de vergoeding toe, met de opdracht tot onverwijlde betekening aan de verzoeker.