ECLI:NL:GHAMS:2013:2542
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- A.V.T. de Bie
- M.M.A. Gerritzen-Gunst
- J.A. van Keulen
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor verhuizing binnen Nederland en de noodzaak tot verhuizing
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Alkmaar, waarin haar verzoek om vervangende toestemming te verhuizen met haar minderjarige kind naar [plaatsnaam a] werd afgewezen. De vrouw en de man hebben samen een kind, [de minderjarige], en na hun relatie hebben zij een zorgregeling getroffen. De vrouw stelt dat de verhuizing noodzakelijk is om bij haar partner in [plaatsnaam a] te kunnen wonen en daar een nieuw leven op te bouwen. De man betwist de noodzaak van de verhuizing en stelt dat de huidige zorgregeling in het belang van [de minderjarige] is. Tijdens de zitting is de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig geweest en heeft geadviseerd de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen, met de nadruk op het belang van het kind om in haar vertrouwde omgeving te blijven.
Het hof overweegt dat bij de beoordeling van het verzoek tot vervangende toestemming tot verhuizing, de noodzaak tot verhuizing, de rechten van de andere ouder en het kind op contact, en de continuïteit van de zorg in acht moeten worden genomen. Het hof concludeert dat de vrouw onvoldoende heeft aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk is. De vrouw heeft altijd in [plaatsnaam b] gewoond en gewerkt, en de stelling dat haar partner niet kan verhuizen is niet onderbouwd. Bovendien zou de verhuizing ingrijpende gevolgen hebben voor [de minderjarige], die uit haar vertrouwde omgeving zou worden gehaald en minder contact met haar vader zou hebben.
Daarom bekrachtigt het hof de beschikking van de rechtbank, waarbij de belangen van [de minderjarige] om in haar vertrouwde omgeving te blijven zwaarder wegen dan de wens van de vrouw om te verhuizen. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 21 mei 2013.