Uitspraak
mr. F.J.E. van Rossumte Amsterdam,
mr. K.W.M. Bodeweste Amsterdam.
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De beoordeling
mettre fin à votre Contrat de Travail..”er onmiskenbaar op wijzen dat de brief ertoe strekt dat daarbij de arbeidsovereenkomst met [appellant] wordt opgezegd. Naar het oordeel van het hof is in dit verband niet slechts bepalend hoe [appellant] de inhoud van de brief heeft mogen opvatten maar vooral hoe hij deze daadwerkelijk heeft opgevat. In de inleidende dagvaarding stelt [appellant] zelf onder 6 dat hij “
de facto ‘op staande voet is ontslagen”, onder 7 dat Amsco in de brief in kwestie heeft gesteld dat zij het contract met hem “
moest beëindigen” en onder 8 dat dit ontslag “
sowieso onrechtmatig en schadeplichtig” is. Overigens gaat ook de door [appellant] bij conclusie van repliek als productie 14 overgelegde brief van 27 februari 2006 van zijn toenmalige Franse advocaat gaat er, zoals in de stellingen van Amsco ook besloten ligt (conclusie van dupliek, sub 37) van uit dat Amsco de arbeidsovereenkomst tussen partijen heeft beëindigd door middel van haar brief van 30 augustus 2004. Reeds tegen de achtergrond van dit een en ander kan het later in de procedure ontwikkelde betoog van [appellant] voor zover dat inhoudt dat Amsco de arbeidsovereenkomst niet heeft opgezegd geen stand houden. [appellant] heeft zijn op onregelmatig en kennelijk onredelijk ontslag gebaseerde vorderingen niet ingesteld binnen de in art. 7:683 lid 1 BW genoemde termijn van zes maanden, zodat het door Amsco gedane beroep op verjaring slaagt. Er staat geen bepaling van Kameroens recht aan dit beroep op verjaring in de weg. Voor zover [appellant] zijn vorderingen nog baseert op een toerekenbare tekortkoming van Amsco, handelen door Amsco in strijd met goed werkgeverschap als bedoeld in art. 7:611 BW of een door Amsco gepleegde onrechtmatige daad volgt het hof hem daarin niet. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld die, mede in aanmerking genomen het gesloten ontslagstelsel, toewijzing van zijn vordering op een van deze rechtsgronden zou rechtvaardigen. De grieven 1 en 5 zijn tevergeefs voorgedragen.