ECLI:NL:GHAMS:2013:2512
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.J. Driessen - Poortvliet
- M.F.G.H. Beckers
- M.J.J. de Bontridder
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid en gezag over minderjarige in internationaal privaatrechtelijke context
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2013, staat de vraag centraal of de man en de vrouw gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen over hun minderjarige kind, geboren in 2010. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek om een aantekening in het gezagsregister te maken dat hij samen met de vrouw het gezag heeft over het kind, werd afgewezen. De vrouw heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en verzoekt het gezamenlijk gezag te beëindigen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: de man heeft het kind op 16 november 2010 naar Italiaans recht erkend. De man en de vrouw hebben een relatie gehad en zijn gezamenlijk met het gezag belast zolang zij samenleefden. De vrouw heeft de Nederlandse nationaliteit en de man de Italiaanse. Na een periode van samenleven in Italië, is de vrouw met het kind naar Nederland verhuisd, wat leidde tot een juridische discussie over de voortzetting van het gezamenlijk gezag.
Het hof overweegt dat op basis van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 en het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1961, de gezagsverhouding die in Italië is ontstaan, ook in Nederland erkend moet worden. Het hof concludeert dat de man en de vrouw gezamenlijk het gezag over het kind uitoefenen, ook na hun vestiging in Nederland. De vrouw's verzoek om het gezamenlijk gezag te beëindigen wordt afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat het gezamenlijk gezag niet in het belang van het kind zou zijn. Het hof gelast de griffier van de rechtbank Amsterdam om een aantekening te maken in het Centraal Gezagsregister dat de man en de vrouw gezamenlijk met het gezag over het kind zijn belast.