ECLI:NL:GHAMS:2013:2511
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- G.J. Driessen - Poortvliet
- M.F.G.H. Beckers
- M.J.J. de Bontridder
- Rechtspraak.nl
Ontheffing van het gezag over kinderen in het kader van een langdurige hulpverleningsgeschiedenis
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 6 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontheffing van het gezag van een vader over zijn twee kinderen, geboren in 2003 en 2007. De vader was in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin hij op 13 maart 2013 van het gezag over zijn kinderen was ontheven. De ouders waren in 2004 gehuwd, maar hun huwelijk was in 2011 ontbonden. Na de echtscheiding behielden zij gezamenlijk het ouderlijk gezag. De kinderen waren sinds 2007 onder toezicht gesteld en in 2009 was een machtiging verleend voor hun uithuisplaatsing. De vader betwistte dat hij ongeschikt was om voor de kinderen te zorgen en voerde aan dat hij in staat was om hen op termijn weer op te voeden.
De Raad voor de Kinderbescherming en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSJ) stelden echter dat de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie in gevaar was door huiselijk geweld en alcoholproblemen bij beide ouders. Het hof oordeelde dat de vader onvoldoende inzicht had in zijn eigen problematiek en die van de kinderen, en dat er geen perspectief was op thuisplaatsing. De kinderen ontwikkelden zich goed in het pleeggezin waar zij sinds 2009 verbleven. Het hof concludeerde dat de gronden voor ontheffing van het gezag aanwezig waren en bekrachtigde de beschikking van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt het belang van duidelijkheid en zekerheid voor de kinderen over hun toekomst, en dat de maatregelen van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing niet langer toereikend waren om de dreiging van verwaarlozing af te wenden. Het hof achtte het in het belang van de kinderen dat zij in het huidige pleeggezin konden blijven, waar zij zich goed ontwikkelden.