Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, gaat het om de behoefte van de kinderen in het kader van hun uithuisplaatsing en de draagkracht van de ouders. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de bijdrage van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, [zoon] en [dochter], was vastgesteld. De man had in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld, waarin hij verzocht om de bijdrage op nihil te stellen. De vrouw verzocht de bestreden beschikking te vernietigen en de man te veroordelen in de kosten van beide instanties.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 1995 gehuwd en hebben twee kinderen. Het huwelijk is in 2007 ontbonden. De man is onder toezicht gesteld en heeft een bewindvoerder. De rechtbank had eerder bepaald dat de man een bijdrage in de kosten van de kinderen moest betalen, maar de man stelde dat zijn financiële situatie was veranderd en dat hij niet langer in staat was om deze bijdrage te voldoen. Het hof moest beoordelen of de man nog steeds een bijdrage moest betalen en zo ja, hoeveel.
Het hof overwoog dat de behoefte van de kinderen tijdens hun uithuisplaatsing moet worden vastgesteld op basis van de kosten die de verzorgende ouder daadwerkelijk maakt. Het hof hield rekening met de kosten van de verzorging en opvoeding van de kinderen, maar ook met de draagkracht van beide ouders. Uiteindelijk oordeelde het hof dat de man in staat was om een bijdrage te betalen van € 60,- per maand voor [zoon] en € 27,- per maand voor [dochter], met ingang van 30 december 2011. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd en de nieuwe bedragen werden vastgesteld. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.