Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de vrouwis het volgende gebleken.
de manis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam op 13 augustus 2013, gaat het om de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van een minderjarige en de bijbehorende zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders. De vrouw, appellante in principaal hoger beroep, heeft in maart 2013 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 5 december 2012. De man, geïntimeerde in principaal hoger beroep, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De vrouw verzoekt om de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij haar vast te stellen, terwijl de man verzoekt om de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds de scheiding voornamelijk bij de vrouw verblijft en dat zij goed presteert op school. De vrouw heeft gezondheidsproblemen, waardoor zij niet in staat is om de minderjarige te halen en te brengen. Het hof heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is dat de hoofdverblijfplaats bij de vrouw blijft, maar dat de man verantwoordelijk is voor het halen en brengen van de minderjarige. Daarnaast is de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige door de man vastgesteld op € 440,- per maand, in plaats van de eerder vastgestelde € 136,50. De verzoeken van de vrouw om partneralimentatie zijn afgewezen, omdat de man geen draagkracht heeft om deze te betalen. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de bestreden beschikking is bekrachtigd voor zover de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vrouw is vastgesteld.