beslissing
____________________________________________________________________ __ __
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer: 200.113.780/01 GDW
zaaknummers kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam: 337.2011 + 123.2012
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 30 juli 2013
[gerechtsdeurwaarder]
,
gemachtigde:
mr. H.F.K. Schulz, advocaat te Amsterdam,
APPELLANT,
[klaagster]
,
gemachtigde:
mr. L. Hoogstad, advocaat te Veldhoven,
GEÏNTIMEERDE.
1. Het geding in hoger beroep
1.1. Van de zijde van appellant, verder de gerechtsdeurwaarder, is bij een op 21 september 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beschikking van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam, verder de kamer, van 7 augustus 2012, verzonden op 23 augustus 2012. Bij die beschikking heeft de kamer de door geïntimeerde, verder klaagster, tegen de gerechtsdeurwaarder ingediende klachten gegrond verklaard en aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing opgelegd voor de duur van één maand.
1.2. Van de zijde van klaagster is een verweerschrift – met bijlagen – ingekomen, ter griffie ontvangen op 5 november 2012.
1.3. Het hoger beroep is behandeld ter openbare zitting van 25 april 2013.
Klaagster, de gerechtsdeurwaarder en beide gemachtigden zijn verschenen. Verder is namens klaagster mr. D.I.J. Snijders, advocaat te Breda, verschenen. Allen hebben het woord gevoerd, de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder aan de hand van een aan het hof overlegde pleitnotitie.
2. De stukken van het geding
Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.
3. De feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beschikking heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat het hof ook van die feiten uitgaat.
4. Het standpunt van klaagster
Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder – naar de kern genomen – het volgende.
4.1. De gerechtsdeurwaarder heeft zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk. Zonder toestemming van klaagster heeft hij samen met vier andere mannen haar woning betreden. De gerechtsdeurwaarder heeft toegestaan dat de mannen de woning doorzochten en dat sloten werden geforceerd. Een van de mannen heeft zich intimiderend en agressief gedragen jegens een in de woning aanwezige vriendin van klaagster. De gerechtsdeurwaarder was voorts gekleed in vrijetijdskleding en heeft geweigerd zich te legitimeren.
4.2. De gerechtsdeurwaarder heeft in strijd met de geldende voorschriften de aankondiging openbare verkoop van klaagsters auto geplakt aan de brievenbus van de woning en daarbij verwezen artikel 187 Wetboek van Strafrecht (Sr). Met zijn handelwijze heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster in haar goede naam geschaad.
5. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder
5.1. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij in opdracht van de ex-echtgenoot van klaagster naar de woning van klaagster is gegaan voor het opmaken van een proces-verbaal van constatering. De opdrachtgever had het ernstige vermoeden dat klaagster zijn privé-eigendommen wilde laten verdwijnen. Volgens de gerechtsdeurwaarder had de opdrachtgever genoegzaam aangetoond dat hij mede-eigenaar was van de woning en deze dus mocht betreden. De ter plaatse geraadpleegde advocaat van klaagster deelde mee dat de opdrachtgever niet bij voorlopige voorziening de toegang tot de woning was ontzegd. De gerechtsdeurwaarder was correct gekleed in een nette bermuda en een net poloshirt,- vanwege het warme weer - en heeft zijn visitekaartje getoond om zich te legitimeren.
5.2. Ten aanzien van het aanplakken van de aankondiging openbare verkoop stelt de gerechtsdeurwaarder dat hij rechtsgeldig heeft gehandeld. Bovendien is klaagster tijdig en zonder bijkomende kosten op de hoogte gebracht van de verkoop.
6. De beoordeling
6.1. Met betrekking tot de eerste klacht overweegt het hof als volgt.
Het feit dat de gerechtsdeurwaarder de opdracht heeft aangenomen om een proces-verbaal van constatering in de woning van klaagster te maken, kan hem niet worden verweten. De gerechtsdeurwaarder mocht ervan uitgaan dat de mededelingen van zijn opdrachtgever omtrent zijn recht tot toegang tot de woning van klaagster, gelet op het afschrift uit de Gemeentelijke Basis Administratie en het kadastraal uittreksel en gezien het feit dat zijn opdrachtgever over de sleutels van de woning beschikte, juist waren. Het hof acht het echter wel laakbaar dat de gerechtsdeurwaarder toen hij geconfronteerd werd met gang van zaken ter plaatse, alsnog uitvoering heeft gegeven aan de opdracht. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat de gerechtsdeurwaarder, zoals hij ter zitting in hoger beroep heeft verklaard, bij aankomst bij de woning van klaagster zag dat zijn opdrachtgever onder anderen was vergezeld van een beveiliger en een slotenmaker. De gerechtsdeurwaarder had zich op dat moment terughoudend dienen op te stellen. Daarnaast verliep de toegang tot de woning moeizaam: de in de woning aanwezige vrouw gaf te kennen dat zij in opdracht van klaagster niemand binnen mocht laten, ook zijn opdrachtgever niet, en de sleutels van de voor- en achterdeur bleken niet meer te passen. Dat de gerechtsdeurwaarder onder deze omstandigheden en met de wetenschap dat tussen zijn opdrachtgever en klaagster een echtscheidingsprocedure liep, zich desondanks met de vier mannen in de woning heeft begeven en niet heeft voorkomen dat zij de woning doorzochten en sloten werden geforceerd, is ongepast en betaamt een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder niet. Dit klemt te meer nu de gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat hij, eenmaal aanwezig in de woning, het overzicht verloor. Dat de gerechtsdeurwaarder op ongepaste wijze was gekleed of heeft geweigerd zich bekend te maken is echter niet komen vast te staan, terwijl niet duidelijk is gemaakt in welk belang klaagster is geschonden doordat de gerechtsdeurwaarder geen echt legitimatiebewijs maar slechts zijn visitekaartje heeft getoond.
6.2. Verder is het hof, evenals de kamer, van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder onzorgvuldig heeft gehandeld door de aankondiging openbare verkoop van de auto aan het huis van klaagster te plakken. Hiermee heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster in haar belangen geschaad. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder, dat hij klaagster juist tijdig van de verkoop op de hoogte heeft gesteld, kan hem niet baten: de gerechtsdeurwaarder gaat eraan voorbij dat betekening daartoe het geëigende middel is.
6.3. Het hof benadrukt dat de gerechtsdeurwaarder als zelfstandig openbaar ambtenaar opdrachten als de onderhavige zorgvuldig dient te beoordelen, waarbij van hem een kritische houding mag worden verwacht. Blijkens het hiervoor overwogene heeft de kritische houding op dat moment bij de gerechtsdeurwaarder ontbroken. De kamer heeft beide klachten terecht gegrond verklaard. Door zich teveel te schikken naar de wensen van zijn opdrachtgever heeft de gerechtsdeurwaarder bovendien miskend dat hij bij het uitvoeren van zijn opdracht ook rekening had te houden met de belangen van de wederpartij. Het hof acht daarom, met de kamer, de maatregel van schorsing in de uitoefening van het ambt passend en geboden. Het hof realiseert zich echter dat een schorsing een zware sanctie is met verstrekkende gevolgen voor de gerechtsdeurwaarder. In afwijking van de kamer is het hof daarom van oordeel dat, gelet enerzijds op de ernst van de verweten handelwijze maar anderzijds ook op het ontbreken van eerdere tuchtechtelijke veroordelingen, met een schorsing van twee weken kan worden volstaan.
6.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als thans niet ter zake dienend buiten beschouwing blijven.
6.5. Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.
7. De beslissing
- vernietigt de bestreden beslissing wat betreft de daarbij opgelegde maatregel;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van twee weken, ingaande maandag 5 augustus 2013 te 0.00 uur.
- bevestigt de bestreden beslissing voor het overige.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 30 juli 2013 door de rolraadsheer.
KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM4
Beschikking van 7 augustus 2012 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klachten met nummers 337.2011 en 123.2012 en van:
[klaagster]
klaagster,
gemachtigde: mr. L. Hoogstad,
advocaat te Veldhoven,
[gerechtsdeurwaarder]
,
beklaagde.
Ontstaan en loop van de procedure
Bij brieven met bijlagen, ingekomen op 18 mei 2011, 7 juni 2011, 20 juli 2011, 14 december 2011 en 3 februari 2012, heeft klaagster twee klachten ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder. Bij brieven met bijlagen, ingekomen 22 mei 2011, 18 juli 2011 en 7 maart 2012, heeft de gerechtsdeurwaarder op de klachten gereageerd. De klachten zijn behandeld ter openbare terechtzitting van 26 juni 2012 alwaar klaagster, haar gemachtigde en de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 7 augustus 2012.