Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Haarlem inzake alimentatie en de verdeling van de huwelijksgemeenschap na de echtscheiding van partijen. De man is op 9 januari 2013 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 9 oktober 2012, waarin de rechtbank de alimentatie voor de vrouw heeft vastgesteld op € 12.500,- per maand. De vrouw heeft op 4 maart 2013 een verweerschrift ingediend, en beide partijen hebben nadere stukken ingediend. De zitting vond plaats op 24 april 2013, waar beide partijen met hun advocaten aanwezig waren.
Partijen zijn in 1973 gehuwd in gemeenschap van goederen en zijn op 6 november 2012 gescheiden. De man, geboren in 1951, is directeur van een onderneming en heeft een fiscaal loon van € 111.302,- in 2012. De vrouw, geboren in 1953, heeft 47,5% van de aandelen in de onderneming van de man en ontving tot november 2012 een inkomen van € 32.721,-. De man verzoekt de alimentatie te verlagen naar € 4.000,- per maand, terwijl de vrouw de bestreden beschikking wil handhaven.
Het hof oordeelt dat de man de draagkracht heeft om een uitkering van € 11.480,- per maand te betalen aan de vrouw, en vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank. De rechtbank had de behandeling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap aangehouden, en het hof verwijst deze zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 18 juni 2013.