ECLI:NL:GHAMS:2013:2382

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
2 augustus 2013
Zaaknummer
200.119.608-01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhouding tussen kort geding en bodemprocedure in civiele rechtszaak met betrekking tot eigendomsvoorbehoud en afgifte van een voertuig

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep van de besloten vennootschap BUSINESS FINANCIAL SERVICES B.V. (hierna: BFS) tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Haarlem. BFS is in hoger beroep gekomen van een vonnis van 4 december 2012, waarin de voorzieningenrechter de vordering van BFS om afgifte van een Hyundai i 30 aan [geïntimeerde] had afgewezen. BFS had de vordering gebaseerd op een eigendomsvoorbehoud dat zou zijn overeengekomen met Autobedrijf Gebroeders [X] B.V., de verkoper van het voertuig. De voorzieningenrechter oordeelde dat [geïntimeerde] de auto had verkregen van een beschikkingsonbevoegde partij, maar wees de vordering van BFS af omdat [X] zich niet had gehouden aan de terugbetalingsverplichting die voortvloeide uit de kredietovereenkomst met BFS.

BFS heeft in hoger beroep tien grieven geformuleerd en verzocht om vernietiging van het vonnis en veroordeling van [geïntimeerde] tot afgifte van de auto. [geïntimeerde] heeft de grieven bestreden en verzocht om bekrachtiging van het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat er een bodemprocedure aanhangig is, waarin mogelijk eerder een eindvonnis zal worden gewezen dan in deze kort geding procedure. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen om BFS in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen over de voortgang van de bodemprocedure.

De uitspraak van het hof is gedaan op 30 juli 2013, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhield en de zaak naar de rol verwees. Dit arrest is gewezen door de meervoudige burgerlijke kamer van het hof, bestaande uit de rechters J.E. Molenaar, R.J.M. Smit en D.J. van der Kwaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team II
zaaknummer : 200.119.608/01 KG
zaaknummer rechtbank: 196842 / KG ZA 12-495 (Haarlem)
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 juli 2013
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUSINESS FINANCIAL SERVICES B.V.,
handelend onder de naam
Hyundai Dealer Finance,
gevestigd te Zeist,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats], gemeente [gemeente],
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.P. Groen te Alkmaar.
Partijen worden hierna BFS en [geïntimeerde] genoemd.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

Bij dagvaarding van 18 december 2012 is BFS in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Haarlem van 4 december 2012, in deze zaak onder voormeld zaaknummer in kort geding gewezen tussen BFS als eiseres in conventie, verweerster in reconventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie, eiser in reconventie.
BFS heeft bij memorie tien grieven geformuleerd – waarvan de zevende en achtste grief abusievelijk ten tweede male als grief V en VI, en de negende en tiende grief als grief VII en VIII, zijn aangeduid –, producties overgelegd en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw recht doende, [geïntimeerde] op straffe van verbeurte van een dwangsom zal veroordelen tot afgifte aan BFS van het voertuig van het merk Hyundai, type i 30 met kenteken 85-XNP-6 (met alle bijbehorende zaken), [geïntimeerde] niet ontvankelijk zal verklaren in zijn reconventionele vorderingen althans hem deze zal ontzeggen en [geïntimeerde] zal veroordelen in de proceskosten van beide instanties.
[geïntimeerde] heeft bij memorie de grieven van BFS bestreden, producties in het geding gebracht en geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten van het hoger beroep.
Ten slotte is arrest gevraagd op de stukken van beide instanties.

2.De feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis waarvan beroep onder 2.1 tot en met 2.8 een aantal feiten vermeld en tot uitgangspunt genomen. Omdat die feiten, behoudens (een gedeelte van) het onder 2.4 vermelde feit, tussen partijen niet in geschil zijn, zal ook het hof in zoverre daarvan uitgaan.

3.De beoordeling

3.1.
Het gaat in deze zaak, voor zover thans relevant, om het volgende.
( i) Greenib Car B.V. (verder: Greenib) is de Nederlandse importeur van Hyundai motorvoertuigen.
(ii) Greenib heeft een dealerovereenkomst gesloten met Autobedrijf Gebroeders [X] B.V. (verder: [X]) op basis waarvan Greenib Hyundai motorvoertuigen verkocht en leverde aan [X]
(iii) BFS is een zustervennootschap van Greenib en heeft op 28 februari 2008 met [X] een 'Kredietovereenkomst Hyundai Motorvoertuigen' (verder: de kredietovereenkomst) gesloten ter financiering van de gehele handelsvoorraad aan Hyundai motorvoertuigen van [X]
(iv) Op 31 augustus 2012 is door [X] een Hyundai i 30 CW met kenteken 85-XNP-6 (verder: de auto) verkocht en geleverd aan [geïntimeerde] voor een bedrag van € 13.500,=. Daarbij is door [X] niet het kentekenbewijs deel II van de auto aan [geïntimeerde] afgegeven.
( v) [X] is door de rechtbank Haarlem op 25 september 2012 in staat van faillissement verklaard.
(vi) BFS heeft op 1 oktober 2012 de kredietovereenkomst met [X] opgezegd. Op dat moment had BFS een vordering op [X] ter zake van de financiering van in totaal 23 voertuigen, waaronder die ter zake van de auto die op 31 augustus 2012 is gekocht door [geïntimeerde].
(vii) [geïntimeerde] is bij brief van 28 september 2012 en bij brief van 3 oktober 2012 gesommeerd de auto met sleutels en kentekenbewijzen af te geven.
(viii) [geïntimeerde] weigert afgifte van de auto.
3.2.
BFS heeft in eerste aanleg gevorderd [geïntimeerde] op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen tot afgifte aan BFS van de auto (met alle bijbehorende zaken). Zij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat zij krachtens een tussen haar en [X] geldend eigendomsvoorbehoud eigenares is gebleven van de auto, zodat [geïntimeerde] van een beschikkingsonbevoegde heeft verkregen, en, voorts, dat [geïntimeerde] – bij gebreke van onderzoek naar deel II van het kentekenbewijs – moet worden geacht niet te goeder trouw te zijn geweest ten tijde van de levering van de auto, zodat hem geen beroep op artikel 3:86 BW toekomt. [geïntimeerde] heeft hiertegen verweer gevoerd en in reconventie gevorderd BFS op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen hem het bij de auto behorende kentekenbewijs deel II ter hand te stellen. Hij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat van het door BFS gepretendeerde eigendomsvoorbehoud niet is gebleken, zodat sprake is van een geldige levering, en, voorts, dat hij – subsidiair – in elk geval aanspraak kan maken op de aan artikel 3:86 BW te ontlenen bescherming.
3.3.
De voorzieningenrechter heeft bij het vonnis waarvan beroep overwogen, kort samengevat, dat uit artikel 9.1 van de kredietovereenkomst in samenhang met de artikel 3.4 van die overeenkomst volgt dat het [X], die bij de verkoop aan [geïntimeerde] handelde in de normale uitoefening van haar bedrijf, was toegestaan de door BFS gefinancierde auto's over te dragen, zij het dat zij zich had verplicht het openstaande krediet met betrekking tot de betreffende auto uiterlijk de dag van de overdracht te voldoen. Volgens de voorzieningenrechter leidt de omstandigheid dat [X] zich niet heeft gehouden aan de in artikel 3.4 van de kredietovereenkomst omschreven terugbetalingsverplichting er niet toe dat zij alsnog beschikkingsonbevoegd moet worden geacht. Op grond van een en ander heeft de voorzieningenrechter in conventie de vordering van BFS afgewezen en BFS veroordeeld in de proceskosten, en in reconventie BFS op straffe van verbeurte van een dwangsom veroordeeld het bij de auto behorende kentekenbewijs deel II aan [geïntimeerde] ter hand te stellen en BFS veroordeeld in de proceskosten.
3.4
Alvorens de grieven te bespreken, overweegt het hof dat [geïntimeerde] bij memorie van antwoord (onder 39) heeft gesteld dat BFS bij dagvaarding van 19 oktober 2012 tevens een bodemprocedure (voor de kantonrechter te Zaandam) tegen hem heeft geëntameerd, dat hij in die procedure op 4 april 2013 van dupliek zal moeten dienen en dat de bodemrechter mogelijkerwijs eerder een eindvonnis zal hebben gewezen dan dit hof (in kort geding) arrest wijst in de onderhavige zaak. BFS heeft zich hierover niet kunnen uitlaten en zal in de gelegenheid worden gesteld dit bij akte alsnog te doen. In dit verband merkt het hof nog op dat BFS in eerste aanleg niet heeft betwist dat over deze kwestie een bodemprocedure tussen partijen aanhangig is. Mocht inmiddels in de bodemzaak vonnis zijn gewezen, dan wordt BFS verzocht dat vonnis bij de door haar te nemen akte in het geding te brengen. [geïntimeerde] zal op de akte van BFS kunnen reageren.
3.5
In verband met het voorgaande zal het hof de zaak naar de rol verwijzen.
3.6
Het hof zal iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van
27 augustus 2013teneinde BFS in de gelegenheid te stellen een akte te nemen als hiervoor onder 3.4 bedoeld, waarna [geïntimeerde] hierop bij akte zal kunnen reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.E. Molenaar, R.J.M. Smit en D.J. van der Kwaak, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juli 2013 door de rolraadsheer.