In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Amsterdam, betreft het een hoger beroep van de besloten vennootschap BUSINESS FINANCIAL SERVICES B.V. (hierna: BFS) tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Haarlem. BFS is in hoger beroep gekomen van een vonnis van 4 december 2012, waarin de voorzieningenrechter de vordering van BFS om afgifte van een Hyundai i 30 aan [geïntimeerde] had afgewezen. BFS had de vordering gebaseerd op een eigendomsvoorbehoud dat zou zijn overeengekomen met Autobedrijf Gebroeders [X] B.V., de verkoper van het voertuig. De voorzieningenrechter oordeelde dat [geïntimeerde] de auto had verkregen van een beschikkingsonbevoegde partij, maar wees de vordering van BFS af omdat [X] zich niet had gehouden aan de terugbetalingsverplichting die voortvloeide uit de kredietovereenkomst met BFS.
BFS heeft in hoger beroep tien grieven geformuleerd en verzocht om vernietiging van het vonnis en veroordeling van [geïntimeerde] tot afgifte van de auto. [geïntimeerde] heeft de grieven bestreden en verzocht om bekrachtiging van het vonnis. Het hof heeft vastgesteld dat er een bodemprocedure aanhangig is, waarin mogelijk eerder een eindvonnis zal worden gewezen dan in deze kort geding procedure. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen om BFS in de gelegenheid te stellen een akte in te dienen over de voortgang van de bodemprocedure.
De uitspraak van het hof is gedaan op 30 juli 2013, waarbij het hof iedere verdere beslissing aanhield en de zaak naar de rol verwees. Dit arrest is gewezen door de meervoudige burgerlijke kamer van het hof, bestaande uit de rechters J.E. Molenaar, R.J.M. Smit en D.J. van der Kwaak.