Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de erkenning van een in Marokko uitgesproken echtscheiding tussen partijen, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit hebben. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van haar verzoek tot echtscheiding en nevenvoorzieningen. De vrouw stelt dat de Marokkaanse echtscheiding niet erkend kan worden in Nederland, omdat deze niet tot stand is gekomen na een behoorlijke rechtspleging, zoals vereist door het Burgerlijk Wetboek. De man daarentegen verzoekt om bekrachtiging van de bestreden beschikking, stellende dat de Marokkaanse beschikking in Nederland erkend moet worden.
Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De vrouw heeft aangevoerd dat zij niet op de juiste wijze is opgeroepen in de Marokkaanse procedure en dat zij daardoor niet adequaat heeft kunnen verweren. Het hof oordeelt echter dat de vrouw tijdig op de hoogte was van de procedure en de mogelijkheid had om verweer te voeren. De man heeft zijn verzoek tot echtscheiding in Marokko ingediend voordat de vrouw haar verzoek in Nederland indiende, wat complicaties met zich meebracht.
Het hof concludeert dat de Marokkaanse beschikking voldoet aan de vereisten voor erkenning in Nederland, omdat deze is uitgesproken op basis van duurzame ontwrichting van het huwelijk, wat ook een grond voor echtscheiding is volgens Nederlands recht. De vrouw's argumenten dat de Marokkaanse beschikking in strijd is met de Nederlandse openbare orde worden verworpen. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek van de vrouw tot echtscheiding en nevenvoorzieningen. De proceskosten worden niet toegewezen, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.