ECLI:NL:GHAMS:2013:2311

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
29 juli 2013
Zaaknummer
200.122.900/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van een in Marokko uitgesproken echtscheiding

In deze zaak gaat het om de erkenning van een in Marokko uitgesproken echtscheiding tussen partijen, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit hebben. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde om kennis te nemen van haar verzoek tot echtscheiding en nevenvoorzieningen. De vrouw stelt dat de Marokkaanse echtscheiding niet erkend kan worden in Nederland, omdat deze niet tot stand is gekomen na een behoorlijke rechtspleging, zoals vereist door het Burgerlijk Wetboek. De man daarentegen verzoekt om bekrachtiging van de bestreden beschikking, stellende dat de Marokkaanse beschikking in Nederland erkend moet worden.

Het hof heeft de feiten en argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De vrouw heeft aangevoerd dat zij niet op de juiste wijze is opgeroepen in de Marokkaanse procedure en dat zij daardoor niet adequaat heeft kunnen verweren. Het hof oordeelt echter dat de vrouw tijdig op de hoogte was van de procedure en de mogelijkheid had om verweer te voeren. De man heeft zijn verzoek tot echtscheiding in Marokko ingediend voordat de vrouw haar verzoek in Nederland indiende, wat complicaties met zich meebracht.

Het hof concludeert dat de Marokkaanse beschikking voldoet aan de vereisten voor erkenning in Nederland, omdat deze is uitgesproken op basis van duurzame ontwrichting van het huwelijk, wat ook een grond voor echtscheiding is volgens Nederlands recht. De vrouw's argumenten dat de Marokkaanse beschikking in strijd is met de Nederlandse openbare orde worden verworpen. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het verzoek van de vrouw tot echtscheiding en nevenvoorzieningen. De proceskosten worden niet toegewezen, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 2 juli 2013
Zaaknummer: 200.122.900/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/13/502852 / FA RK 11-8948 (db ml)
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. M. Kaouass te Amsterdam,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. H. Zahi te Amsterdam,

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de vrouw en de man genoemd.
1.2.
De vrouw is op 4 maart 2013 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 23 januari 2013 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk C/13/502852 / FA RK 11-8948 (db ml).
1.3.
De vrouw heeft op 24 april 2013 een nader stuk ingediend.
1.5.
De man heeft op 2 mei 2013 een verweerschrift ingediend.
1.6.
De zaak is op 16 mei 2013 ter terechtzitting behandeld.
1.7.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn [in] 1983 met elkaar gehuwd te Larache (Marokko).
2.2.
Partijen hebben zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit.
2.3.
Bij beschikking van 18 januari 2012 van de rechtbank te Asilah, Marokko (hierna: de Marokkaanse beschikking) is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Deze procedure was door de man op 21 oktober 2011 aanhangig gemaakt, voordat de vrouw op 31 oktober 2011 haar verzoek tot echtscheiding met nevenvoorzieningen bij de rechtbank Amsterdam had ingediend.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het verzoek van de vrouw tot echtscheiding en de daaraan verbonden nevenvoorzieningen.
3.2.
De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking, voor recht te verklaren dat de Nederlandse rechter bevoegd is kennis te nemen van het verzoek tot echtscheiding en van de daarbij behorende nevenvoorzieningen, de zaak terug te verwijzen naar de rechtbank Amsterdam om de zaak verder te behandelen en de man te veroordelen in de kosten van dit geding.
3.3.
De man verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en de vrouw te veroordelen in de proceskosten van de man.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Ter zitting is gebleken dat de man op 14 mei 2013, dus twee dagen voor de behandeling ter zitting, nog stukken aan het hof heeft toegezonden. Gelet op het bezwaar van de vrouw hiertegen, zal het hof op deze stukken geen acht slaan.
4.2.
Het hof dient te beoordelen of de Nederlandse rechter bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van de vrouw tot echtscheiding met nevenvoorzieningen. In dat kader dient de vraag te worden beantwoord of de op 18 januari 2012 in Marokko uitgesproken echtscheiding tussen partijen voor erkenning in Nederland vatbaar is.
4.3.
De vrouw stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de Marokkaanse beschikking voor erkenning in Nederland vatbaar is. De Marokkaanse echtscheiding mag in Nederland niet worden erkend, omdat die niet tot stand is gekomen na een behoorlijke rechtspleging, zoals artikel 10:57 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vereist. Zo heeft zij bij toeval kennis genomen van het verzoek tot echtscheiding dat de man bij de rechtbank in Marokko had ingediend. Een neef van de vrouw hoorde van het ingediende verzoek en heeft uiteindelijk zijn collega-advocaat, mr. M. El Abbas, gevraagd de zaak voor de vrouw te observeren. Mr. El Abbas heeft de rechtbank uitdrukkelijk gewezen op het feit dat de vrouw op een behoorlijke wijze opgeroepen diende te worden op haar werkelijke adres in Nederland. Hij heeft geen inhoudelijk verweer gevoerd, omdat hij daartoe niet gemachtigd was door de vrouw. De man heeft voorts willens en wetens onjuiste informatie verstrekt over het feitelijke adres van de vrouw, door niet haar adres in Nederland op te geven. Vanwege die misleiding is de vrouw door de rechtbank in Marokko niet opgeroepen via diplomatieke kanalen en heeft zij geen inhoudelijk verweer kunnen voeren. Daarom is de beschikking in strijd met de Nederlandse openbare orde. Immers, er is aldus in strijd gehandeld met de beginselen van de goede procesorde.
De man heeft voorts ter onderbouwing van de duurzame ontwrichting bij de rechtbank te Asilah een aantal argumenten aangevoerd die naar Nederlands recht verwerpelijk zijn en neerkomen op een beroep op verwijtbaarheid aan de zijde van de vrouw. Een echtscheiding die op dergelijke argumenten is gebaseerd mag niet in het Nederlandse rechtsverkeer worden geaccepteerd wegens strijd met de openbare orde. Bovendien kan een echtscheidingsprocedure in Marokko inhoudelijk niet gelijk worden gesteld aan een echtscheidingsprocedure in Nederland. De man heeft naar Marokkaans recht het uitsluitend gezag over de kinderen. De vrouw heeft na de echtscheiding naar Marokkaans recht geen recht op alimentatie. Dit moet er eveneens toe leiden dat de beschikking niet in aanmerking komt voor erkenning in Nederland. Tot slot handelt de man in strijd met de beginselen van redelijkheid en billijkheid door een echtscheidingsprocedure in Marokko te starten, terwijl de vrouw in Nederland woonachtig is. Daarmee belast hij haar zowel geestelijk als financieel. Dat is ook de reden dat de vrouw een proceskostenveroordeling vraagt.
De man betwist de stellingen van de vrouw. Hij meent – kort gezegd – dat de Marokkaanse beschikking in Nederland op de voet van artikel 10:57 BW moet worden erkend en dat de rechtbank zich op grond van artikel 12 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) terecht onbevoegd heeft verklaard.
Op de stellingen van partijen wordt waar nodig hierna nader ingegaan.
4.4.
Op grond van artikel 10:57 BW wordt een in het buitenland na een behoorlijke rechtspleging verkregen ontbinding van het huwelijk of scheiding van tafel en bed in Nederland erkend, indien zij tot stand is gekomen door de beslissing van een rechter of andere autoriteit en indien aan die rechter of andere autoriteit daartoe rechtsmacht toekwam. Op grond van artikel 10:59 BW wordt aan een in het buitenland tot stand gekomen ontbinding van het huwelijk erkenning onthouden indien deze erkenning kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde. Daarvan is sprake als deze evident in strijd is met waarden en normen die in de Nederlandse rechtsorde als fundamenteel worden beschouwd.
4.5.
Voor zover de vrouw ter zitting in hoger beroep stelt dat de Marokkaanse rechter geen rechtsmacht toekwam, omdat de Marokkaanse rechter zijn rechtsmacht heeft aangenomen op grond van de onjuiste veronderstelling dat de vrouw net als de man woonplaats had in Marokko, gaat het hof daaraan voorbij. Voor het antwoord op de vraag of de buitenlandse rechter terecht zijn rechtsmacht heeft aangenomen, moet worden beoordeeld of hij dit heeft gedaan op grond van een rechtsmachtregeling die naar internationale maatstaven aanvaardbaar is. Het hof stelt vast, gelijk de vrouw ter zitting heeft beaamd, dat de Marokkaanse rechter zijn rechtsmacht mede heeft ontleend aan het feit dat beide partijen de Marokkaanse nationaliteit hebben. Dit voldoet aan voornoemde maatstaven.
4.6.
De vrouw stelt dat er geen sprake is geweest van een behoorlijke rechtspleging, omdat zij niet goed is opgeroepen en zich niet heeft kunnen verweren.
Uit het verhandelde ter zitting in hoger beroep blijkt dat de vrouw in november 2011 vernam dat de man in Marokko de echtscheidingsprocedure was begonnen. De man had zijn verzoek tot echtscheiding naar het adres van haar broer in Marokko toegezonden. Daarop heeft haar broer contact met haar opgenomen en gezegd dat zij naar Marokko moest komen. Via haar neef is zij in contact gekomen met mr. El Abbas. Zij heeft met laatstgenoemde contact opgenomen en hem duidelijk gemaakt dat zij inmiddels een echtscheidingsprocedure in Nederland was begonnen. Volgens de vrouw heeft mr. El Abbas haar geadviseerd om in Marokko de procedure te voeren. Op de vraag of namens de vrouw verweer is gevoerd, heeft zij ter zitting geantwoord dat niet te weten en niet te willen weten. Uit een brief van ministerie van Justitie en Vrijheden in Marokko d.d. 20 juni 2012 blijkt voorts dat mr. El Abbas namens de vrouw aanwezig was bij de zittingen van 23 november 2011 en 30 november 2011. Hij heeft daar uitstel van de behandeling van de zaak gevraagd en aangegeven dat de vrouw op de juiste wijze opgeroepen diende te worden. Uit de Marokkaanse beschikking blijkt verder dat op 4 januari 2012 de laatste zitting is geweest.
Uit het vorenstaande blijkt naar het oordeel van het hof dat de vrouw tijdig de mogelijkheid heeft gehad verweer te voeren in de procedure in Marokko. Dat de vrouw niet volgens de juiste wijze is opgeroepen, maakt zulks niet anders, nu het doel van een oproeping in het onderhavige geval is dat de aanhangigheid van de procedure aan de vrouw bekend wordt gemaakt en dat zij in staat wordt gesteld zich in die procedure adequaat te verweren. Vast staat dat de vrouw zodanig tijdig kennis heeft gehad van de procedure in Marokko dat zij de mogelijkheid had om mr. El Abbas tijdig te instrueren. Bij die stand van zaken kan niet worden volgehouden dat het feit dat de vrouw niet langs diplomatieke kanalen is opgeroepen impliceert dat van een behoorlijke rechtspleging geen sprake is geweest. De keuze van de vrouw om in Marokko geen inhoudelijk verweer te voeren, omdat zij de procedure in Nederland wenste te voeren, komt voor haar rekening.
4.7.
In tegenstelling tot hetgeen de vrouw aanvoert, is het hof met de man van oordeel dat de Marokkaanse beschikking niet in strijd is met de openbare orde, reeds omdat daaruit blijkt dat de echtscheiding is uitgesproken op grond van duurzame ontwrichting van het huwelijk, hetgeen naar Nederlands recht eveneens grond is voor echtscheiding. De wijze waarop de man zijn stelling dat van een duurzame ontwrichting sprake was heeft onderbouwd, maakt dat niet anders. Dat de vrouw volgens Marokkaans recht geen recht heeft op maandelijkse partneralimentatie en geen gezag heeft over de kinderen, maakt evenmin dat de Marokkaanse beschikking in strijd komt met de openbare orde, nog afgezien van het feit dat partijen ten tijde van de uitspraak geen minderjarige kinderen hadden.
4.8.
Ter zitting in hoger beroep heeft de vrouw nog gesteld dat de Marokkaanse beschikking, voor zover het betreft de uitgesproken echtscheiding, in Nederland niet voor erkenning vatbaar is, nu van die beschikking naar Marokkaans procesrecht geen hoger beroep mogelijk is en zij daarmee strijdig is met Nederlandse rechtsbeginselen. Volgens de vrouw kan een dergelijke beschikking slechts worden erkend als blijkt dat partijen op een gelijkwaardige manier hebben geparticipeerd in de procedure en de gedaagde partij ermee instemt dat de beschikking in Nederland wordt erkend. Dat de vrouw op een gelijkwaardige manier in de procedure in Marokko heeft kunnen participeren heeft het hof hiervoor reeds overwogen. Nu dit het geval is, maakt het geen verschil dat het Marokkaanse recht hoger beroep tegen de echtscheidingsbeslissing uitsluit. Voorts is het niet van belang of de gedaagde partij met de erkenning zou instemmen, gelet op de vereisten van art. 10:57 lid 1 BW waaraan is voldaan, zodat het hof ook daaraan voorbij zal gaan.
De vrouw voert voorts nog aan dat de man in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld door een echtscheidingsprocedure in Marokko te starten in plaats van in Nederland terwijl beiden hier woonachtig zijn. Kennelijk bedoelt de vrouw hiermee dat de man met deze handelwijze misbruik van procesrecht heeft gemaakt. Ook hierin volgt het hof haar niet. Uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de man reeds eerder in Marokko een echtscheidingverzoek had ingediend. In die eerdere procedure is de vrouw verschenen. Partijen hebben toen op instigatie van de Marokkaanse rechter een verzoeningspoging ondernomen die niet tot het beoogde resultaat heeft geleid. Enige tijd later heeft de man alsnog het onderhavige verzoek ingediend. Onder deze omstandigheden is van misbruik van procesrecht geen sprake.
Ten slotte betoogt de vrouw dat het huwelijk van partijen in Nederland niet als ontbonden kan worden beschouwd, omdat de Marokkaanse beschikking niet in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand is ingeschreven. Voor zover de vrouw stelt dat de Marokkaanse uitspraak daardoor niet voor erkenning in Nederland vatbaar is, gaat het hof daaraan voorbij. Of naar buitenlands recht een ontbinding van het huwelijk tot stand is gekomen, moet worden beoordeeld aan de hand van de vereisten die dat buitenlandse recht daaraan stelt. Het ontbreken van de inschrijving staat daarom niet in de weg aan de erkenning van de Marokkaanse beschikking. Het hof overweegt ten overvloede dat de regel van artikel 1:163 leden 1 en 3 BW dat de echtscheiding tot stand komt door inschrijving van de beschikking in de registers van de burgerlijke stand binnen zes maanden nadat deze in kracht van gewijsde is gegaan, geen constitutief vereiste vormt voor een in het buitenland naar buitenlands recht uitgesproken ontbinding van het huwelijk.
4.9.
De conclusie is dat de Marokkaanse beschikking in Nederland voor erkenning vatbaar is. Als gevolg daarvan is op grond van artikel 12 Rv de Nederlandse rechter onbevoegd kennis te nemen van het inleidend verzoek van de vrouw tot echtscheiding en de daarbij behorende nevenvoorzieningen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen en de verzoeken van de vrouw in hoger beroep afwijzen.
4.10.
Partijen zijn gewezen echtgenoten. Daarom is er geen aanleiding om een van beide partijen te veroordelen in de proceskosten, zoals door partijen over en weer is verzocht.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.V.T. de Bie, mr. A. van Haeringen en mr. J.J.M. Bruinsma in tegenwoordigheid van mr. H.T. Klein Schiphorst als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2013.