ECLI:NL:GHAMS:2013:2298

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
29 juli 2013
Zaaknummer
200.119.269/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.G. Kleene-Eijk
  • G.J. Driessen - Poortvliet
  • E.A. Maan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening machtiging tot verkoop van woning in het kader van bewind

In deze zaak gaat het om de verlening van een machtiging tot verkoop van een woning in het kader van bewind. Appellante, de dochter van de onder bewind gestelde vader, heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Haarlem. De kantonrechter had op 19 oktober 2012 een machtiging verleend voor de verkoop van de woning die in gemeenschappelijk eigendom is van de vader en de moeder. Appellante is van mening dat de woning moet worden aangehouden zodat zij haar vader daar kan verzorgen, terwijl de moeder en de bewindvoerder de verkoop van de woning wensen. Tijdens de zitting in hoger beroep is naar voren gekomen dat de moeder, die in een zorgcentrum verblijft, geen reden ziet om de woning aan te houden en dat de vader, die in een verpleeghuis verblijft, niet bij appellante wil wonen. Het hof heeft vastgesteld dat appellante niet heeft aangetoond dat zij in staat is om de benodigde zorg voor haar vader thuis te bieden. De vader heeft specifieke zorg nodig die niet kan worden geboden in de huidige situatie. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter om de machtiging tot verkoop van de woning te verlenen, bekrachtigd, met uitzondering van de beslissing dat de bewindvoerder de auto van de vader mag verkopen. De overige beslissingen van de kantonrechter zijn in stand gelaten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 9 juli 2013 (bij vervroeging)
Zaaknummer: 200.119.269/ 01
Zaaknummer eerste aanleg: 573553 jb
in de zaak in hoger beroep van:
[naam dochter],
wonende te Nieuw-Vennep,
tevens in haar hoedanigheid van mentor van [x],
verblijvende in [verblijfplaats 1],
appellante,
advocaat: mr. N.D. Groenewoud te Nieuw-Vennep.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante is op 21 december 2012 in hoger beroep gekomen van enkele beslissingen zoals vervat in het gecombineerd proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 27 september 2012 en op 1 oktober 2012 (en zoals gemotiveerd bij beschikking van 14 maart 2013) van de rechtbank Haarlem, sector kanton (hierna: de kantonrechter), met kenmerk 573553 jb, alsmede van de op 19 oktober 2012 door de kantonrechter verleende machtiging tot verkoop van de hierna nader aan te duiden woning.
1.2.
[y] (hierna: de moeder) en de heer [g] (hierna: de bewindvoerder) in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van [x] (hierna: de vader) hebben op 4 maart 2013 een verweerschrift ingediend.
1.3.
Appellante heeft op 22 januari 2013 en 25 april 2013 nadere stukken ingediend.
1.4.
De moeder en de bewindvoerder hebben op 20 maart 2013, 19 april 2013 en 22 april 2013 nadere stukken ingediend.
1.5.
De zaak is op 1 mei 2013 ter terechtzitting behandeld.
1.6.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
  • appellante, bijgestaan door haar advocaat;
  • de bewindvoerder, bijgestaan door mr. M.J.F.A. Mutsaers, advocaat te Haarlem.
1.7.
De moeder, [naam broer] (hierna: de broer), mevrouw [l] en de advocaat-generaal zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
1.8.
De vader en de moeder zijn op 26 juni 2013 gehoord in de respectieve instellingen waar zij verblijven.

2.De feiten

2.1.
Appellante is de dochter van de vader, geboren [in] 1927, en de moeder, geboren [in] 1931. De vader en de moeder hebben een woning in gemeenschappelijk eigendom in [plaatsnaam]. De vader verblijft in [verblijfplaats 1]. De moeder verblijft in [verblijfplaats 2].
2.2.
Appellante en de broer zijn bij beschikking van 8 augustus 2011 tot mentoren benoemd van de vader.
De mentor van de moeder is mevrouw [l].
2.3.
Bij beschikking van 22 december 2011 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan de vader onder bewind gesteld. De bewindvoerder is de bewindvoerder van zowel de vader als de moeder.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Ter zitting van de kantonrechter van 27 september 2012 en 1 oktober 2012 is, voor zover thans van belang, bepaald:
  • dat zowel appellante als de broer geen enkele actie onderneemt met betrekking tot de zorg en behandeling van de vader in de woning van de vader en de moeder;
  • dat appellante voordat zij de vader op een andere locatie dan de huidige wil verzorgen dit voorlegt aan de kantonrechter;
  • dat appellante een sleutel van de woning van de vader uiterlijk op 2 oktober 2012 afgeeft aan de bewindvoerder;
  • dat de bewindvoerder de auto van de vader mag verkopen nu appellante heeft verklaard die niet te willen kopen, maar dat hij de auto eerst aan de broer dient aan te bieden.
Bij beschikking van 14 maart 2013 heeft de kantonrechter de beslissingen zoals hiervoor vermeld gemotiveerd.
3.2.
Bij beschikking van 19 oktober 2012 is de door de bewindvoerder gevraagde machtiging tot verkoop van de woning te [plaatsnaam] door de kantonrechter verleend.
3.3.
Appellante verzoekt de genomen beslissingen te vernietigen.
3.4.
De moeder en de bewindvoerder verzoeken - naar het hof begrijpt - het verzoek van appellante af te wijzen en haar te veroordelen in de kosten van deze procedure.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Ter zitting in hoger beroep hebben appellante en de bewindvoerder verklaard dat zij hebben afgesproken dat de bewindvoerder de auto van de vader (nog) niet zal verkopen. Derhalve zal het hof de betreffende beslissing van de kantonrechter vernietigen.
4.2.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting in hoger beroep is verklaard, alsmede gelet op hetgeen de moeder op 26 juni 2013 heeft verklaard, blijkt dat de moeder wenst dat de woning die zij samen met de vader in eigendom heeft, wordt verkocht. Nadat zij in 2009 haar heup had gebroken is zij na een revalidatietraject in de woning teruggekeerd. Aanvankelijk hoopte zij nog zelfstandig te kunnen blijven wonen. Inmiddels heeft de moeder zich neergelegd bij haar verblijf in een zorgcentrum en ziet zij geen reden de woning, waarvan zij de meubels niet meer heeft, nog langer aan te houden.
Appellante wil echter dat de woning wordt aangehouden zodat zij de vader daar kan verzorgen. Hij kan zijn wens niet goed meer uiten, maar toen hij dat nog wel kon, heeft hij tegen haar gezegd thuis te willen sterven. Appellante is bovendien niet tevreden met de wijze waarop haar vader wordt verzorgd in [verblijfplaats 1]. Hij is een keer uit bed gevallen, hij vermagert en hij heeft gebitsproblemen. Daarom heeft appellante haar vader beloofd hem thuis te zullen verzorgen.
4.3.
In het dossier bevindt zich een verklaring van Poldermakelaars BV van 17 april 2013 met de volgende inhoud. Zij hebben op 26 oktober 2010 de woning van de vader en de moeder bezocht op verzoek van de vader omdat hij een “persoonlijk probleem“ met hen wilde bespreken. Bij het gesprek was ook de dochter aanwezig. Zij voerde hoofdzakelijk het woord. Het bleek dat de vader en de moeder vanwege hun afnemende gezondheid de woning te koop wilden aanbieden. De moeder heeft op 26 juni 2013 tegenover het hof bevestigd dat zij en de vader in die periode erover dachten de woning te verkopen, omdat zij kleiner wilden gaan wonen en wilden gaan reizen. De vader heeft op 26 juni 2013 eenduidig aan het hof te kennen gegeven dat hij niet bij appellante wil wonen, maar wenst te blijven in verpleeghuis [verblijfplaats 1]. In het licht van het voorgaande heeft appellante haar stelling dat de vader thuis wil sterven niet aangetoond.
De vader kan worden omschreven als een zware verpleeghuispatiënt met een indicatie voor een intensieve 24-uurs verzorging. Hij heeft derhalve specifieke zorg nodig. Nu appellante gezien haar achtergrond en opleiding de vereiste kwalificaties om haar vader goed te verzorgen niet lijkt te hebben, heeft zij niet aangetoond dat zij de vader thuis de verzorging kan bieden die hij nodig heeft. Dat de vader in [verblijfplaats 1] niet goed wordt verzorgd, zoals appellante stelt, heeft zij niet onderbouwd. Onderzoek door een deskundige naar de vraag of de vader in [verblijfplaats 1] op de voor hem meest geschikte plek verblijft acht het hof bij deze stand van zaken niet noodzakelijk.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen brengt het belang van de vader niet mee dat de woning wordt aangehouden en dient het belang van de vader en de moeder bij verkoop van de woning zwaarder te wegen dan het belang van de dochter bij aanhouding van de woning om haar wens de vader daar te kunnen verzorgen te vervullen.
4.4.
Appellante heeft verder nog aangevoerd dat de kantonrechter zijn bevoegdheid te buiten is gegaan door beslissingen te nemen ten aanzien van de locatie waar de vader wordt verpleegd en de afgifte van de sleutel van de woning.
Ten aanzien van de beslissing dat zowel appellante als de broer geen enkele actie dient te ondernemen met betrekking tot de verzorging van de vader in de woning en dat appellante voordat zij de vader op een andere locatie dan de huidige wil verzorgen dit voor dient te leggen aan de kantonrechter, overweegt het hof dat de kantonrechter in het kader van zijn toezicht op het mentorschap de bevoegdheid heeft aan de mentor een aanwijzing te geven indien hij een voornemen van de mentor in strijd met het belang van de betrokkene acht.
Ten aanzien van de beslissing dat appellante een sleutel van de woning uiterlijk op 2 oktober 2012 afgeeft aan de bewindvoerder, overweegt het hof dat de bevoegdheid van de kantonrechter, mede vanwege de nauwe samenhang met de beslissingen ten aanzien van de locatie waar de vader wordt verpleegd, zich in het kader van zijn toezicht op zowel het mentorschap als het bewind tevens uitstrekt tot een beslissing als deze.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de beslissingen van de kantonrechter in stand laten, met uitzondering van de beslissing vermeld onder 4.1.
4.5.
Er is onvoldoende aanleiding om appellante te veroordelen in de proceskosten, zoals door de moeder en de bewindvoerder is verzocht.
4.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter dat de bewindvoerder de auto van de vader mag verkopen;
bekrachtigt de overige bestreden beslissingen.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.G. Kleene-Eijk, mr. G.J. Driessen - Poortvliet en mr. E.A. Maan in tegenwoordigheid van mr. F.J.E. van Geijn als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2013.