ECLI:NL:GHAMS:2013:2267

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
25 juli 2013
Zaaknummer
200.119.224/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een mentor voor een persoon met Alzheimer

In deze zaak gaat het om de benoeming van een mentor voor mevrouw [n], die lijdt aan Alzheimer en sinds 2011 in een verpleeghuis verblijft. Appellante [x] is in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin een onafhankelijke derde, [l], tot mentor is benoemd. [x] verzoekt om zelf als mentor benoemd te worden, maar het hof oordeelt dat het belang van mevrouw [n] het meest gediend is bij de benoeming van een onafhankelijke derde. Het hof overweegt dat er binnen de familie onenigheid bestaat over de zorg voor mevrouw [n] en dat de kinderen verschillende opvattingen hebben over wat in haar belang is. [x] stelt dat zij de meest aangewezen persoon is om als mentor op te treden, maar het hof concludeert dat de onderlinge verhoudingen en de verschillende meningen binnen de familie maken dat een onafhankelijke derde beter in staat is om de belangen van mevrouw [n] te behartigen. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en bevestigt de benoeming van [l] als mentor.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 16 juli 2013
Zaaknummer: 200.119.224/01
Zaaknummer eerste aanleg: EB 1705-12
in de zaak in hoger beroep van:
[x],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. T.C.P. Christoph te Utrecht.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellante wordt hierna [x] genoemd.
1.2.
[x] is op 27 december 2012 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 2 oktober 2012 van de rechtbank Amsterdam, sector kanton, locatie Hilversum (hierna: de kantonrechter), met kenmerk EB 1705-12.
1.3.
De heer [naam l] (hierna ook: [l]) heeft op 30 januari 2013 een verweerschrift ingediend.
1.4.
Mevrouw [naam j] (hierna ook: [j]) heeft op 1 maart 2013 een verweerschrift ingediend.
1.5.
De zaak is op 2 mei 2013 ter terechtzitting behandeld.
1.6.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
  • [x], bijgestaan door haar advocaat;
  • mevrouw [naam n] (hierna: [n]);
  • [l];
  • [j];
  • de heer[naam g] (hierna: [g]).
1.7.
De heer [m] (hierna: de bewindvoerder) en de hoofd advocaat-generaal bij dit gerechtshof zijn, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.De feiten

2.1.
[n] is geboren [in] 1934. Zij is eind 2008 gediagnosticeerd met Alzheimer. Sinds 18 oktober 2011 verblijft zij in een verpleeghuis van Inovum, [verblijfplaats 1].
[x], [g] en [j] (hierna tezamen: de kinderen) zijn de kinderen van [n].
2.2
Bij beschikking van 9 december 2009 is een bewind ingesteld over de goederen die [n] (zullen) toebehoren met benoeming van [p] als bewindvoerder.
2.3.
Bij beschikking van 1 september 2011 is [p] ontslagen als bewindvoerder en is de heer [m] tot bewindvoerder benoemd.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is:
  • een mentorschap ingesteld ten behoeve van [n];
  • [l], kantoorhoudende te [adres], benoemd tot mentor;
  • het LOVCK tarief van toepassing verklaard;
  • het verzoek van [x] om haar te benoemen als mentor, afgewezen.
Deze beschikking is gegeven op het verzoek van [x] om instelling van een mentorschap ten behoeve van [n], met benoeming van haar tot mentor.
3.2.
[x] verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, haar verzoek om haar als mentor te benoemen alsnog toe te wijzen.
3.3.
[l] verzoekt – naar het hof begrijpt – de bestreden beschikking te bekrachtigen.
3.4.
[j] verzoekt [x] in het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar grieven af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Tussen appellante, [l] en de overige belanghebbenden bestaat verschil van mening over de persoon van de te benoemen mentor.
4.2.
[x] stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de belangen van haar moeder in handen dienen te worden gelegd van een onafhankelijke derde, daar waar zij zelf de meest aangewezen persoon is om tot mentor te worden benoemd. Zij is altijd het eerste aanspreekpunt geweest wanneer het om de te regelen zaken voor haar moeder ging. Het zou het meest in het belang van haar moeder zijn als deze situatie gecontinueerd wordt. Haar broer acht zij ongeschikt om als mentor te worden benoemd en haar zus kan vanwege de omstandigheid dat zij in Frankrijk woont en niet om benoeming tot mentor heeft verzocht niet tot mentor worden benoemd. [x] is bovendien van mening dat [l] de belangen van haar moeder niet op de juiste wijze behartigt. Hij gaat te weinig bij haar moeder langs en wenst voorts geen enkele actie te ondernemen in het belang van haar moeder. [x] meent dat het beter voor haar moeder zou zijn als zij in een verpleeghuis zou verblijven met meer gelijkgestemden. In [verblijfplaats 1] wordt te weinig gedaan aan activiteitenbegeleiding, aldus [x].
4.3.
[j] is van mening dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat [x] niet de meest aangewezen persoon is om als mentor van de moeder op te treden. Dit heeft enerzijds te maken met de lastige verhouding tussen [x] en de moeder en anderzijds met haar handelingen en karaktereigenschappen. Feitelijk is onjuist dat [x] de zorg voor de moeder al op zich neemt. Aan de meest basale dingen die zij verzoekt, of die anderszins in haar belang zijn, wil en/of kan [x] niet tegemoet komen. Indien [x] wordt benoemd tot mentor, dan brengt dat mogelijk met zich mee dat haar moeder zal moeten verhuizen naar[verblijfplaats 2], hetgeen [j] niet in het belang van haar moeder acht. Mede gezien de onenigheid binnen de familie, is [j] van mening dat een onafhankelijke derde tot mentor moet worden benoemd. [j] is tevreden over de manier waarop [l] zijn mentorschap tot nu toe heeft uitgeoefend. Hij heeft directe oplossingen voor praktische problemen geboden. Hij is altijd goed bereikbaar en op de hoogte van de situatie van haar moeder, aldus [j].
4.4.
[g] betoogt dat de kantonrechter terecht een derde heeft benoemd tot mentor van zijn moeder. Door geen familielid te benoemen tot mentor, heeft de kantonrechter gekozen voor een stabiele oplossing. [g] acht het dan ook niet aangewezen om thans alsnog een familielid te benoemen.
4.5.
[l] acht het niet in het belang van [n] dat [x] wordt benoemd als mentor. Gelet op de onderlinge verhoudingen tussen de kinderen, is het beter als een onafhankelijke derde deze taak uitoefent. [l] is bereid de taak van mentor op zich te blijven nemen. Dat [x] hem heeft gegriefd door de kwaliteit van zijn taakvervulling in twijfel te trekken, hoeft hierbij wat hem betreft geen probleem te zijn. [x] heeft een verkeerd begrip van de functie van mentor. Zij verwart dat met verzorging. [l] stelt dat hij met enige regelmaat op bezoek gaat bij [n] om zicht te houden op hoe het werkelijk met haar gaat. Daarnaast voert hij, indien nodig, regelmatig overleg met de verzorging en de arts. Tevens is er (minimaal) twee keer per jaar een bespreking van het zorgplan, waarover de familie ook wordt geïnformeerd. [l] acht het niet in het belang van [n] dat zij verhuist naar een ander verpleeghuis.
4.6.
Het hof overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:452 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Het vijfde lid van dit artikel bepaalt dat, indien ten behoeve van de betrokkene in een bewind als bedoeld in titel 19 van boek 1 BW is voorzien, bij voorkeur de bewindvoerder tot mentor wordt benoemd, indien de bewindvoerder een natuurlijke persoon is.
Waar [n] in eerste aanleg nog heeft aangegeven dat zij bij voorkeur haar zoon ([g]) benoemd wil zien, is van deze voorkeur in hoger beroep niet gebleken. De bewindvoerder heeft in eerste aanleg niet te kennen gegeven bereid te zijn het mentorschap over [n] uit te voeren. Niet gesteld of gebleken is dat dit in hoger beroep anders is.
Indien de betrokkene zelf geen uitdrukkelijke voorkeur heeft of als de rechter die voorkeur niet volgt, wordt op grond van het bepaalde in artikel 1:452 lid 4 BW bij voorkeur de echtgenoot of levenspartner of, bij het ontbreken daarvan, bij voorkeur een van de ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd. Het hof zal bij de beoordeling van de te benoemen mentor het belang van [n] voorop stellen.
Gebleken is dat de kinderen van mening verschillen over hetgeen in het belang van [n] moet worden geacht en over de invulling van de taak van het mentorschap. [x] meent bijvoorbeeld dat haar moeder beter op haar plek is in een ander verpleeghuis, terwijl [j] en [g] het verpleeghuis waar hun moeder thans verblijft passend vinden. Gelet op deze verschillen in opvatting, acht het hof (een van) de kinderen niet geschikt als mentor van [n]. Het hof is, evenals de rechtbank, van oordeel dat het belang van [n] het meest gediend is bij benoeming van een onafhankelijke derde tot mentor. Dat [x] altijd al het eerste aanspreekpunt is geweest wanneer het om de te regelen zaken voor haar moeder ging, doet, wat daar ook van zij, aan het vorenstaande niet af.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:454 lid 1 (derde zin) BW dient de mentor bij de vervulling van het mentorschap de zorg van een goed mentor te betrachten. Dit betekent dat hij de niet-vermogensrechtelijke belangen van betrokkene in aangelegenheden van verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding zo goed mogelijk zal moeten behartigen. Naar het oordeel van het hof is uit de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, niet gebleken dat [l] niet, althans onvoldoende aan voornoemde verplichtingen heeft voldaan. In hetgeen [x] naar voren heeft gebracht over de wijze waarop [l] zijn taak van mentor uitoefent, ziet het hof geen overwegende bezwaren tegen de benoeming van [l] tot mentor. In het bijzonder ziet het hof in de door [x] in het geding gebrachte publicaties over [l] op internet geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van [l] als mentor van [n]. Het hof is van oordeel dat [l] terecht tot mentor van [n] is benoemd. De bestreden beschikking zal dan ook worden bekrachtigd.
4.7.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.G. Kemmers, mr. M. Wigleven en mr. M.F.G.H. Beckers in tegenwoordigheid van mr. S.J.M. Lok als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2013.