ECLI:NL:GHAMS:2013:2074

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 juli 2013
Publicatiedatum
17 juli 2013
Zaaknummer
200.121.730/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake omgangsregeling van minderjarige na echtscheiding

In deze zaak gaat het om een geschil tussen de man en de vrouw over de omgangsregeling van hun minderjarige kind na hun echtscheiding. De man is in hoger beroep gekomen van een beschikking van de rechtbank Amsterdam, waarin zijn verzoek om de zorgregeling te wijzigen werd afgewezen. De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over hun kind, dat bij de vrouw verblijft. De man verzoekt om de zorgregeling uit te breiden, zodat hij meer tijd met zijn kind kan doorbrengen, inclusief het ophalen van de minderjarige van school en deelname aan voetbalactiviteiten. De vrouw daarentegen is van mening dat de huidige regeling goed functioneert en verzet zich tegen de voorgestelde wijzigingen. Tijdens de zitting zijn ook vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Bureau Jeugdzorg aanwezig geweest, die hebben gepleit voor rust en regelmaat in het leven van de minderjarige. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de huidige regeling in stand kan blijven, met enkele aanpassingen om de belangen van het kind te waarborgen. De man krijgt nu de mogelijkheid om zijn kind op bepaalde momenten op te halen en deel te nemen aan voetbalactiviteiten, terwijl de vrouw de zorg voor de minderjarige behoudt. De beslissing van het hof is op 16 juli 2013 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht
Team III (familie- en jeugdrecht)
Uitspraak: 16 juli 2013
Zaaknummer: 200.121.730/01
Zaaknummer eerste aanleg: 487855 / FA RK 11-3205 (DB LB)
Uitspraak van de meervoudige familiekamer in de zaak in hoger beroep van:
[…],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. L. Faouzi te Zoetermeer,
tegen
[…],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. L.G.P.A. van Putten-van den Heuvel te Oss.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Appellant en geïntimeerde worden hierna respectievelijk de man en de vrouw genoemd.
1.2.
De man is op 12 februari 2013 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 14 november 2012 van de rechtbank Amsterdam, met kenmerk 487855 / FA RK 11-3205 (DB LB).
1.3.
De vrouw heeft op 29 maart 2013 een verweerschrift ingediend.
1.4.
De man heeft op 16 april 2013 een nader stuk ingediend.
1.5.
De zaak is op 29 mei 2013 ter terechtzitting behandeld.
1.6.
Ter terechtzitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw;
- Mevrouw C. Geldof, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming regio Amsterdam Gooi en Vecht, locatie Amsterdam (hierna: de Raad);
- Mevrouw M.M.C. Koop namens Stichting Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (hierna: BJAA).
1.7.
De advocaat van de vrouw is na voorafgaand bericht van 24 mei 2013 niet ter terechtzitting verschenen.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn [in] 2004 gehuwd. Hun huwelijk is op 6 januari 2010 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 29 april 2009 in de registers van de burgerlijke stand. Uit hun huwelijk is geboren [de minderjarige] [in] 2006. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige]. [de minderjarige] verblijft bij de vrouw.
2.2.
Bij de echtscheidingsbeschikking van 29 april 2009 van de rechtbank Amsterdam is in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepaald dat de man - zolang hij geen zelfstandige woonruimte heeft - [de minderjarige] bij zich zal hebben om de week op zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur en elke zondag van 10.00 uur tot 19.00 uur, en vanaf het moment dat de man zelfstandige woonruimte heeft om de week van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur. Voorts zal de man [de minderjarige] elke woensdagmiddag bij zich hebben vanaf de voorschoolse opvang tot een tijdstip in onderling over te bepalen, doch in beginsel tot 19.00 uur.
2.3.
Bij de beschikking van 30 november 2011 heeft de rechtbank Amsterdam de Raad verzocht advies uit te brengen over onder meer de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling).
2.4.
Bij de stukken bevindt zich een rapport van de Raad van 2 mei 2012.

3.Het geschil in hoger beroep

3.1.
Bij de bestreden beschikking is afgewezen het verzoek van de vrouw – voor zover in hoger beroep van belang – te bepalen dat zorgregeling tussen de man en [de minderjarige] wordt gewijzigd, in die zin dat de man en [de minderjarige] gerechtigd zijn omgang te hebben één weekend per twee weken gedurende zaterdag en zondag, alsmede gedurende één week in de kerstvakantie en twee weken in de zomervakantie.
Voorts is afgewezen – voor zover in hoger beroep van belang – het zelfstandig verzoek van de man de zorgregeling uit te breiden, in dier voege dat hij [de minderjarige] bij zich zal hebben om de week het weekend van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur en iedere week op woensdag van 12.00 uur uit school tot 19.00 uur, alsmede de helft van alle vakanties en feestdagen.
3.2.
De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, te bepalen dat hij gerechtigd is om [de minderjarige] bij zich te hebben:
- om de week het weekend van vrijdag uit school tot zondag 19.00 uur;
- iedere week op zaterdagochtend zodat [de minderjarige] met de man naar voetbal kan;
- gedurende alle schoolvakanties, studiedagen en feestdagen een gelijk deel, in onderling overleg te bepalen;
waarbij de man [de minderjarige] bij de vrouw ophaalt, [de minderjarige] alleen door de vrouw aan de man wordt afgegeven en de man op zijn beurt de enige is die [de minderjarige] van school en bij de vrouw ophaalt.
3.3.
De vrouw verzoekt het door de man in hoger beroep verzochte af te wijzen als zijnde onjuist en ongegrond en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.Beoordeling van het hoger beroep

4.1.
Tussen partijen is de invulling van de zorgregeling in geschil. Nu partijen gezamenlijk het gezag over [de minderjarige] uitoefenen, dient het hof ingevolge het bepaalde in artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) bij het vaststellen van een zorgregeling een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
4.2.
Volgens de man is zijn verzoek tot uitbreiding van de huidige zorgregeling ten onrechte afgewezen. Er is geen enkel beletsel om de omgangsregeling uit te breiden, mits er duidelijke afspraken worden vastgelegd. De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat de wijzigingen ten opzichte van de huidige zorgregeling zich lenen voor onderling overleg. [de minderjarige] logeert op vrijdagavond bij de ouders van de vrouw. In plaats daarvan kan [de minderjarige] op de vrijdag voorafgaand aan het omgangsweekend bij de man logeren, zodat zij op zaterdag samen naar voetbal kunnen. In ruil voor deze uitbreiding zal de man [de minderjarige] op woensdag meteen na de voetbaltraining naar de vrouw terugbrengen. De man acht het van belang dat [de minderjarige] op de zaterdag dat hij bij de vrouw verblijft wel naar voetbal gaat. Voorts wenst de man omgang gedurende de helft van de schoolvakanties, studiedagen en feestdagen. Tenslotte voert de man aan dat de overdracht van [de minderjarige] bij de vrouw thuis kan plaatsvinden en niet bij haar ouders thuis. Dit voorkomt spanningen tussen hem en de familie van de vrouw, aldus de man.
4.3.
De vrouw is van mening dat de huidige zorgregeling goed verloopt. Wel vindt zij dat [de minderjarige] op de woensdag en op de zondag dat hij bij de man verblijft te laat terug is. Zij wil dat de man [de minderjarige] om 17.00 uur dan wel 17.30 uur terugbrengt. Daarnaast kom de man [de minderjarige] op zaterdag om 8.00 uur ophalen, ook als hij geen voetbal heeft. Dit is voor [de minderjarige] te vroeg omdat hij nu nooit kan uitslapen op zaterdag. Op de zaterdagen dat er geen voetbal is kan de man [de minderjarige] om 10.00 uur ophalen. Voorts wil de vrouw niet dat de man [de minderjarige] op vrijdag uit school haalt, omdat [de minderjarige] in elk geval zolang hij in groep drie zit al om 12.00 uur vrij is en zij de vrijdagmiddag met hem wenst door te brengen. Zij wil de huidige haal- en brengregeling niet wijzigen. De man dient [de minderjarige] bij haar ouders op te halen en terug te brengen, zodat zij kan zien dat de man [de minderjarige] zelf komt ophalen en dat dit niet door derden wordt gedaan, aldus de vrouw.
4.4.
De Raad heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangegeven dat partijen [de minderjarige] niet dienen te belasten met de strijd tussen hen. Het is in het belang van [de minderjarige] dat er rust en regelmaat is. Voorts is het van belang dat hij naar voetbal gaat, zodat hij leert wat teamgeest is en dat hij zich aan afspraken moet houden. Daarnaast dienen partijen te werken aan het verbeteren van hun onderlinge communicatie. Mediation of een vorm van coaching kan hen helpen om in te zien wat belangrijk is voor [de minderjarige] en wat de strijd tussen partijen voor hem betekent. Zij kunnen hiervoor bijvoorbeeld een cursus volgen bij een Ouder en Kind Centrum (OKC), aldus de Raad.
4.5.
Het hof overweegt als volgt. Uit de stukken in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat partijen het, ondanks de moeizame onderlinge communicatie, van belang achten dat [de minderjarige] contact heeft met beide ouders. Voorts is gebleken dat het momenteel goed gaat met [de minderjarige]. De eerder uitgesproken ondertoezichtstelling behoefde niet meer te worden verlengd en is met ingang van 21 mei 2013 komen te vervallen, en ook vanuit school worden geen zorgen meer geuit omtrent [de minderjarige].
[de minderjarige] verblijft thans bij de man gedurende een weekend per veertien dagen van zaterdag 8.00 uur tot zondag 19.00 uur alsmede elke woensdag van 12.30 uur tot 19.00 uur. Gezien de jonge leeftijd van [de minderjarige] acht het hof het in zijn belang dat hij op de woensdag en zondag om 17.30 uur wordt teruggebracht, zodat hij met de vrouw kan eten en zich rustig kan voorbereiden op de volgende schooldag. De man heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat de voetbaltraining op woensdag het volgende seizoen van 16.00 uur tot 17.00 uur zal zijn. Het hof gaat ervan uit dat de man [de minderjarige] derhalve meteen na de voetbaltraining, doch uiterlijk om 17.30 uur terugbrengt. Nu de omgang op de zondag en de woensdag iets korter zal zijn, acht het hof het redelijk dat de man [de minderjarige] op vrijdag uit school haalt, doch vanaf het moment dat [de minderjarige] ook op de vrijdagmiddag naar school gaat. Zolang dit niet het geval is, zal het hof bepalen dat de omgang op zaterdagochtend begint, met dien verstande dat de man [de minderjarige] op de zaterdagen dat er geen voetbal is om 10.00 uur zal ophalen. Zodoende is het voor [de minderjarige] mogelijk om op zaterdag af en toe uit te slapen. Gelet op het feit dat voetbal een teamsport is en deze sport elke zaterdag plaatsvindt en voorts gezien de onbetwiste stelling van de man dat [de minderjarige] veel plezier aan het voetballen beleeft, acht het hof het van belang dat [de minderjarige] gedurende het seizoen alle zaterdagen bij het voetballen aanwezig is. Het hof zal derhalve bepalen dat de man ook de andere zaterdag, die niet in het omgangsweekend valt, met [de minderjarige] naar voetbal zal gaan, tenzij de vrouw op die zaterdagen zelf met [de minderjarige] naar voetbal gaat. Het hof acht het redelijk om de omgang tijdens de schoolvakanties, studiedagen en de feestdagen bij helfte te verdelen, door partijen in onderling overleg te bepalen.
Tenslotte verschillen partijen van mening over het halen en brengen van [de minderjarige]. Gelet op het feit dat de overdracht de afgelopen vier jaar heeft plaatsgevonden bij de ouders van de vrouw en de bezwaren van de vrouw tegen een overdracht bij haar thuis alsmede gezien het feit dat de ouders van de vrouw nabij de school van [de minderjarige] wonen, is het hof van oordeel dat de huidige haal- en brengregeling in stand dient te worden gelaten. De stelling van de man dat hij bij het halen en brengen van [de minderjarige] geïntimideerd wordt is, gelet op de betwisting door de vrouw, onvoldoende aannemelijk gemaakt. De man dient [de minderjarige] derhalve bij de ouders van de vrouw op te halen en weer terug te brengen.
4.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en voor zover daarbij de verzoeken van de man en de vrouw betreffende de zorgregeling zijn afgewezen en, met wijziging van de beschikking van 29 april 2009 in zoverre, opnieuw rechtdoende:
bepaalt dat [de minderjarige] bij de man zal zijn:
- zolang [de minderjarige] op vrijdagmiddag geen school heeft eenmaal per twee weken van zaterdag 08.00 uur tot zondag 17.30 uur, met dien verstande dat de man [de minderjarige] op zaterdag om 10.00 uur ophaalt indien hij geen voetbal heeft;
- wanneer [de minderjarige] op vrijdagmiddag school heeft eenmaal per twee weken van vrijdag uit school tot zondag 17.30 uur;
- elke woensdagmiddag uit school tot na de voetbaltraining, doch uiterlijk tot 17.30 uur;
- eenmaal per twee weken gedurende de zaterdagochtend tot na het voetballen, zodat de man met [de minderjarige] naar voetbal kan, tenzij de vrouw op deze zaterdag met [de minderjarige] naar voetbal gaat;
- gedurende de helft van de schoolvakanties, studiedagen en feestdagen, in onderling overleg te bepalen, waarbij de man [de minderjarige] bij de ouders van de vrouw ophaalt en weer terugbrengt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.M.A. Gerritzen - Gunst, mr. A.N. van de Beek en mr. J.W. van Zaane in tegenwoordigheid van mr. J.J. Laterveer - Runderkamp als griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 juli 2013.