Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om de vaststelling van kinderalimentatie en de draagkracht van de man, die in hoger beroep is gekomen tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Haarlem. De man is op 30 juli 2012 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 1 mei 2012, waarin een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind, [kind c], is vastgesteld op € 175,- per maand. De vrouw heeft in reactie hierop een verweerschrift ingediend en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld, waarbij zij een hogere bijdrage verzocht. De man stelt dat hij geen draagkracht heeft om deze bijdrage te betalen, omdat hij sinds zijn ontslag op staande voet op 3 juli 2012 geen inkomen heeft. Het hof overweegt dat de man door zijn eigen gedragingen, namelijk het ontslag, zijn inkomen heeft verminderd. Het hof concludeert dat het niet redelijk is om een fictief inkomen te hanteren voor de berekening van de draagkracht, omdat dit zou leiden tot een situatie waarin de man niet in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Het hof wijst de verzoeken van de vrouw af en vernietigt de eerdere beschikking voor zover deze betrekking heeft op de kinderalimentatie. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 18 juni 2013.