Uitspraak
mr. F.M.N. Janssente Amsterdam,
1.[A] ,
[B],
[C],
mr. E.J. Raskerte Amsterdam.
1.Het geding in hoger beroep
- memorie van grieven, met producties;
- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
- memorie van antwoord in incidenteel appel, met een productie.
2.Feiten
3.Beoordeling in principaal en in incidenteel appel
- vaststaat dat [appellant] opzettelijk het bestaan heeft verzwegen van grond in Madeira en van een bankrekening die al voor de sterfdatum van de moeder in Luxemburg werd aangehouden. Hij heeft daarmee zijn aandeel in dat deel van de nalatenschap verbeurd aan de andere erfgenamen;
- [appellant] heeft ten onrechte niet de opbrengst van de woning te [plaats] (€ 227.239,92) in de boedelbeschrijving opgenomen;
- Er is sprake van paulianeus handelen jegens de kinderen voorzover [appellant] willens en wetens onder ede een valselijke verklaring heeft afgelegd ter zake van de tot de gemeenschap behorende gelden en zaken. Er is echter onvoldoende gesteld om een verklaring voor recht te kunnen uitspreken dat [appellant] tegenover de kinderen paulianeus heeft gehandeld door gelden, geldswaarden en goederen te vervreemden;
- De woonboot moet worden gewaardeerd op de verkoopwaarde in onbewoonde staat. Hiertoe dient een deskundige te worden benoemd;
- De gevorderde verklaring voor recht van [geïntimeerden] dat [appellant] na zijn hertrouwen de facto de bestaande huwelijkse voorwaarden heeft gewijzigd, zodanig dat zijn ten huwelijk aangebracht vermogen niet langer privé eigendom is gebleven dan wel zal moeten worden verrekend, komt niet voor toewijzing in aanmerking omdat deze onvoldoende is onderbouwd;
- [appellant] dient over een alsnog op te stellen boedelbeschrijving rekening en verantwoording af te leggen tegenover een door de rechtbank als deskundige te benoemen (kandidaat-)notaris.
- dat [appellant] ook zijn aandeel in de moeders helft van de verzwegen gelden in de kluis heeft verbeurd;
- dat de waarde van de grond te Madeira dient te worden vastgesteld op € 500.000,- en dat [geïntimeerden] recht hebben op 1/8 van dat bedrag, derhalve € 62.500,-;
- dat het banktegoed in Luxemburg € 210.615,63 bedraagt en dat [geïntimeerden] recht hebben op 1/8 deel van dat bedrag, derhalve € 26.326,95;
- dat ervan moet worden uitgegaan dat zich een bedrag van € 40.000,- in de kluis bevond waarvan € 35.000,- is verzwegen, zodat [geïntimeerden] recht hebben op 1/8 van dat bedrag, te weten € 4.375,-;
- en dat de waarde van de woonboot moet worden vastgesteld op € 478.870,-.
in conventievoor recht verklaard:
- dat [appellant] door ten onrechte en welbewust in zijn boedelbeschrijving geen melding te maken van de tegoeden op de Bank Société Generale Luxemburg en grondstukken op Madeira geen recht meer heeft op zijn aandeel als erfgenaam van moeder in de waardes daarvan;
- dat [appellant] paulianeus heeft gehandeld jegens de kinderen door gelden, geldswaarden en goederen te vervreemden c.q. willens en wetens onder ede valselijk verklaring af te leggen ter zake van de tot de gemeenschap(pelijke boedel) behorende gelden en zaken;
- dat de kosten van juridische bijstand die de kinderen te dezen hebben gemaakt ten laste van de boedel komen;
- de kinderen inzage te geven:
- in de boekhouding van advocatenkantoor [D] over de periode begin november 2002 tot en met juli 2004, al dan niet aan een door de kinderen aangewezen deskundige, zoals omschreven in rov 2.23 van dat vonnis;
- in de bankafschriften over de periode april 2003 – augustus 2004 van de in het tussenvonnis van 15 december 2010 in rechtsoverweging 2.4.9 onder b genoemde bankrekeningen, voor zover deze (ook) op naam van moeder stonden;
- in de stukken met betrekking tot de pensioenrechten (zoals kopieën van de polissen) zoals omschreven in rechtsoverweging 2.34;
met behulp van de verkoopopbrengst van de eigen woning, maar dit kan volgens de kinderen niet kloppen. Deze woning is pas in 2002 verkocht en op 4 november 2002 is geleverd.
afkomstig was uit Luxemburg.
in bewoonde staateen waarde toe van € 441.000, maar heeft de rechtbank bij vonnis van 24 oktober 2007 bepaald dat het gaat om de waarde
in onbewoonde staat. Reeds hieruit volgt dat de door [deskundige b] vastgestelde waarde niet juist kan zijn. [geïntimeerden] wijzen er ook op dat de woonboot te koop is gezet voor € 969.000,-, terwijl sprake is van een dalende markt. Ook dat wijst er volgens hen op dat de waarde op de peildatum hoger moet zijn dan € 478.870,-.
.Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
4.Beslissing
- de correspondentie waar de rechtbank in het tussenvonnis van 15 december 2010 onder 2.4.8 naar verwijst (de faxbrieven van mr. Janssen van 7 mei 2008 en van 19 september 2008, de faxbrieven van mr. Rasker van 16 mei 2008, 1 oktober 2008 en 19 december 2008, en de (gelijkluidende) brieven van 13 november 2008 van de rechtbank aan partijen) alsnog over te leggen, evenals het taxatierapport van [deskundige a] ;
- een schriftelijk overzicht te geven van de voor het opstellen van de boedelbeschrijving redelijkerwijze noodzakelijke (en nog ontbrekende) informatie;
- een specificatie van de kosten van rechtsbijstand tot en met 14 februari 2011;
- een berekening van de geldvordering van de kinderen;
uiterlijk op 3 september 2013 schriftelijk en onder opgave van de verhinderdata van alle voornoemde betrokkenen in de periode van september tot en met november 2013 aan het (enquêtebureau van het) hof dient te verzoeken een nieuwe datum te bepalen;