Uitspraak
: mr. T.M. Stevensen
mr. R.G.J. de Haan, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
[A],
[B],
mr. J.H. Lemstraen
mr. P.J. van der Korst,beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. I. Spinathen
prof. mr. S. Perrick, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. C.W.M. Lieverseen
mr. T.G. Schoonewille,beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
[C],
[D],
[E],
[F],
[G],
[H],
[I],
[J],
[K],
[L],
mr. J. Wendelgelst, kantoorhoudende te Amstelveen,
mr. G.A. Smiten
mr. E.M. Soerjatin,beiden kantoorhoudende te Amsterdam
,
mr. W.M. Schonewille,kantoorhoudende te ’s-Gravenhage,
mr. M.H.J. van Maanenen
mr. I.N. Tzankova, beiden kantoorhoudende te ’s‑Gravenhage,
DE 282 NATUURLIJKE PERSONEN EN 7 RECHTSPERSONEN GENOEMD IN PRODUCTIE 1 BIJ HET VERWEERSCHRIFT VAN BELANGHEBBENDE 8.1,
mr. M.W.E. Eversen
mr. D.J.M. Lange, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. M. Ziekmanen
mr. B.T.A. Baldwin, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. W.J. Bosmaen
mr. J.A.M.A. Sluysmans, beiden kantoorhoudende te ’s‑Gravenhage,
DE 44 (RECHTS)PERSONEN GENOEMD IN BIJLAGE 1 BIJ HET VERWEERSCHRIFT VAN BELANGHEBBENDEN 11.1 EN 11.2,
: mr. J.M. van den Bergen
mr. M. Wolters, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. C. Zijderveld,
mr. R. Schellaarsen
mr. S.M. Prevoo, allen kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. S.A.J. van Rossumen
mr. J.A. Voerman,beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
[M],
mr. R. Slotboom, kantoorhoudende te Rotterdam,
mr. N.G. Wijnstekers,kantoorhoudende te Amsterdam,
mr. C.C.A. van Resten
mr. M.H.R.N.Y. Cordewener,beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
[N],
[P],
[Q],
[R],
[S] ,
[T],
[U],
[V],
mr A.P. Kranenburg,kantoorhoudende te Amsterdam,
18 [W] ,wonende te Harlingen,
mr. R.J. Borghans, kantoorhoudende te Arnhem,
19 [X] ,
mr. R.G.P. Voragen,kantoorhoudende te Heerlen,
20 [Y] ,
mr. J.W.L. Vader,kantoorhoudende te Alkmaar,
mr. M. Raaijmakers,kantoorhoudende te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
22 [Z] ,
mr. J. Meyer, kantoorhoudende te Zwolle,
mr. R.J. Borghans, kantoorhoudende te Arnhem,
24 [AC] ,
advocaat:
mr. R.J. Borghans, kantoorhoudende te Arnhem,
25 [AD] ,
mr. J Hagers, kantoorhoudende te Amsterdam,
26 [AE] ,
27 [AF] ,
28 [AG] ,
29 [AH] ,
30 [AI] ,
31 [AJ] ,
32 [AK] ,
33 [AL] ,
34 [AM] ,
35 [AN] ,
1.Het verloop van het geding
- verzoeker als de Minister;
- belanghebbenden sub 1, als VEB c.s.,
- belanghebbende sub 2, Stichting Beheer;
- belanghebbenden sub 3, als BNP c.s.;
- belanghebbenden sub 4, als Maatschap Convertentie c.s.;
- belanghebbende sub 5, als FNV;
- belanghebbenden sub 6, als Aviva c.s.;
- belanghebbenden sub 7, als Brigade Fund c.s.;
- belanghebbenden sub 8, als Alpha Value c.s.;
- belanghebbende sub 9, als Unipol c.s.;
- belanghebbende sub 10, als Intégrale Gemeenschappelijke Verzekeringskas;
- belanghebbenden sub 11, als Turfmij c.s.;
- belanghebbende sub 12, als Andalusian Global;
- belanghebbenden sub 13, als CCP c.s.;
- belanghebbenden sub 14 als ‘t Stockpaert c.s.;
- belanghebbende sub 15, als Hof Hoorneman Bankiers;
- belanghebbenden sub 16, als UBI Pramerica c.s.;
- belanghebbenden sub 17, als Stichting Compensatie c.s.;
- belanghebbende sub 18, als [W] ;
- belanghebbende sub 19, als [X] ;
- belanghebbende sub 20 als [Y] ;
- belanghebbenden sub 21, als Stichting Meldpunt c.s.
- belanghebbende sub 22, als [Z] ;
- belanghebbenden sub 23, als [AA] ;
- belanghebbende sub 24, als [AC] ; en
- belanghebbende sub 25, als [AD] .
- mr. De Haan en mr. Stevens namens de Minister;
- mr. Lemstra en mr. Van der Korst namens VEB c.s.;
- mr. Spinath en mr. Perrick namens Stichting Beheer;
- mr. Lieverse namens BNP C.S.;
- mr. Wendelgest namens Maatschap Convertentie c.s.;
- mr. Soerjatin en mr. Smit namens FNV;
- mr. Schonewille en mr. De Mol namens Aviva c.s.;
- mr. Van Maanen en mr. Tzankova namens Brigade Funds c.s.;
- mr. Evers en mr. Lange namens Alpha Value c.s.;
- mr. Baldwin en mr. Ziekman namens Unipol c.s.;
- mr. Bosma namens Intégrale Gemeenschappelijke Verzekeringskas;
- mr. Wolters en Van den Bergh namens Turfmij c.s.;
- mr. Zijderveld namens Andalusian Global;
- mr. Voerman namens CCP c.s.;
- mr. Slotboom namens ‘t Stockpaert c.s.;
- mr. Wijnstekers namens Hof Hoorneman Bankiers;
- mr. Van Rest en mr. Cordewener namens UBI Pramerica c.s.;
- mr. Kranenburg namens Stichting Compensatie c.s.; en
- mr. Seijbel namens [W] .
2.De feiten
(…)
alle tweehonderd zevenentachtig miljoen zeshonderd negentien duizend achthonderd zevenenzestig (287.619.867) geplaatste aandelen van de klasse gewone aandelen in het kapitaal van SNS REAAL N.V., ISIN code NL0000390706;
alle zes (6) geplaatste aandelen van de klasse aandelen B in het kapitaal van SNS REAAL N.V.;
alle overige geplaatste aandelen in het kapitaal van SNS REAAL N.V.;
alle geplaatste aandelen in het kapitaal van SNS Bank N.V. die worden gehouden door anderen dan SNS REAAL N.V. of haar groepsmaatschappijen;
alle vier miljoen driehonderd vijftig duizend (4.350.000) Stichting Beheer SNS REAAL Core Tier 1 capita' securities uitgegeven door SNS REAAL N.V.;
alle door SNS REAAL N.V. uitgegeven achtergestelde obligaties van de volgende series:1°. EUR 350 million 6.258% Fixed/Floating Rate Hybrid Capital Securities uitgegeven onder SNS REAAL N.V.'s EUR 2,000,000,000 Debt Issuance Programme d.d. 13 juli 2007, ISIN code X50310904155;2°. USD 100 million 8.45% Fixed Rate Subordinated Notes due August 2018, uitgegeven onder SNS Reaal N.V.'s EUR 2,000,000,000 Debt Issuance Programme d.d. 18 augustus 2008, ISIN code XS0382843802;
alle door SNS Bank N.V. uitgegeven achtergestelde obligaties van de volgende series:
alle niet-beursgenoteerde achtergestelde obligaties, uitgegeven door SNS Bank N.V. onder de naam “SNS Participatie Certificaten 3”, met nominale waarde van EUR 100 per stuk, met rente van (thans) 5,16%, uitgegeven voor onbepaalde tijd en beschreven in het prospectus d.d. 1 mei 2003;
alle door of met medewerking van SNS REAAL N.V. of SNS Bank N.V. uitgegeven schuldinstrumenten die achterstellingsbepalingen bevatten die vergelijkbaar zijn met de achterstellingsbepalingen van de bovengenoemde series obligaties, of die op andere wijze bewerkstelligen dat de vorderingen van houders van deze instrumenten eerst voldaan kunnen worden indien en nadat de concurrente schuldeisers van de uitgevende instelling in kwestie zijn voldaan.
de betalingsverplichtingen van SNS REAAL N.V. en SNS Bank N.V. onder de volgende leningen:1°. de lening van SNS REAAL N.V. van EUR 20 miljoen d.d. 9 oktober 2000, aflopend op 23 juni 2020 tegen 7.13%, verstrekt door Van Doorn Securities B.V.; 2°. de lening van SNS REAAL N.V. van EUR 10 miljoen d.d. 9 oktober 2000, aflopend op 23 juni 2020, tegen 7.10%, verstrekt door Van Doorn Securities B.V.;3°. de lening van SNS REAAL N.V. van NLG 400 miljoen d.d. 20 mei 1997, aflopend op 24 februari 2014, verstrekt door Stichting tot beheer van FNV aandelen Reaal Groep N.V.;
alle verplichtingen en aansprakelijkheden van SNS REAAL N.V. of SNS Bank N.V. jegens krachtens het eerste lid onteigende partijen of jegens voormalige houders van de krachtens dat lid onteigende effecten, voor zover die verplichtingen of aansprakelijkheden verband houden met het (voormalige) bezit van bedoelde effecten;
2°. 8.45% achtergestelde obligaties SNS Reaal;
2°. 5.75% achtergestelde obligaties SNS Bank;
4°. 6.625% achtergestelde obligaties SNS Bank;
3°. de FNV Stichting lening 1997-2014;
5°. de Ohra Stichting lening 1999-2024;
Core Tier 1 capital securitiesvan SNS REAAL te kopen, de Staat voor € 750 miljoen en Stichting Beheer voor € 500 miljoen. In 2009 heeft SNS Reaal voor € 185 miljoen respectievelijk € 65 miljoen van deze s
ecuritiesteruggekocht, zodat thans nog € 565 miljoen respectievelijk € 435 miljoen resteert. Terugbetaling van het aan de Staat verschuldigde bedrag, verhoogd met een boeterente van 50%, ofwel in totaal € 848 miljoen, is voorzien voor het einde van 2013.
Supervisory Review Evaluation Process(verder SREP) eind 2010 heeft De Nederlandsche Bank geconcludeerd dat SNS Bank niet voldeed aan de eisen voor de kapitalisatie na een stressscenario.
- versterking van het kapitaal van SNS Reaal en SNS Bank door private partijen in combinatie met herstructurering van het vermogen van de vennootschappen,
- verkoop van SNS Bank, Reaal of van beide,
- faillissement van SNS Reaal of SNS Bank,
- overdracht van activa en passiva van, of aandelen in, SNS Bank op de voet van afdeling 3.5.4A Wft,
- onteigening op de voet van artikel 6:2 Wft.
in het kader van art. 6:5 van de Wet op het financieel toezicht (Wft), dat bepaalt dat DNB eigener beweging of desgevraagd vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verstrekt aan de minister, indien dit met het oog op de toepassing van art 6:1 Wft (onmiddellijke voorziening) of art 6:2 Wft (onteigening) noodzakelijk is.”
Ik begrijp uw verzoek enkele standpunten van DNB te formaliseren in het licht van de beslissingen waarvoor het Ministerie zich momenteel gesteld ziet ten aanzien van de participatie in een publiek-privatesectoroplossing (onder andere via eenasset protection scheme
(APS)) of ten aanzien van een mogelijk ingrijpen bij Mercurius op grond van de artikelen 6:1 en/of 6:2 Wft. Dit laatste ingeval (nog) geen publiek-privatesectoroplossing voorhanden is en de situatie zodanig verslechtert dat er sprake is van een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de financiële stabiliteit.
real economic value (“REV”) of Mercurius' loan portfolio”.
adversescenario.
We boeken vooruitgang met het bestuderen van een breed scala aan scenario's gericht op zowel strategische herstructurering als de versterking en vereenvoudiging van onze kapitaalbasis zoals eerder dit jaar medegedeeld. Ons doel is om een allesomvattende oplossing te vinden voor de portefeuille van Property Finance en de kapitaalpositie van SNS REAAL. De uitkomst zal waarschijnlijk bestaan uit een combinatie van verschillende maatregelen. Er zijn nog geen beslissingen genomen. Wij zijn voornemens later dit jaar of begin volgend jaar een verdere update te geven.”
Core Tier 1 ratioSNS Bank van 9,6% (per eind juni 2012) tot 8,8% als gevolg van een stijging van de omvang van de risicogewogen activa en het verlies bij Property Finance.
Op grond van de informatie die wij hebben verkregen van de Raad van Bestuur en de gesprekken die wij hebben gevoerd met DNB lijkt het thans aannemelijk dat voor het opmaken van de jaarrekening 2012 van SNS REAAL en SNS Bank sprake is van een materiële onzekerheid met betrekking tot het zelfstandig vermogen van SNS Bank om aan de kapitaalsvereisten te kunnen voldoen, hetgeen resulteert in een gerede twijfel omtrent de continuïteit van SNS Bank en daarmee SNS REAAL.”
strictly confidentialzogeheten
non papervan het ministerie van Financiën luidt als volgt (Turfmij c.s. productie 3, blz 10).
The analysis of conceptual scenarios using the criteria financial stability, burden sharing, sustainability and proportionality, has taught the ministry of Finance the following:
A default scenario poses unacceptably high risks with an eye to the stability of the Dutch financial system;
The ongoing losses on property finance portfolio are an impediment to a private solution;
There are unlikely to be potential buyers for SNS Bank, given that potential buyers, mainly foreign banks, face capital shortages and are under pressure to deleverage;
There are probably sufficient potential buyers for Reaal, however the sale price will likely be insufficient to properly capitalize the remaining bank;
Nationalisation on the basis of the Dutch Intervention Act is only possible in case of a serious and immediate threat to financial stability. This criterion is currently not met. In case the criterion is met nationalisation seems inevitable, although it would have an impact on the stability of and confidence in the Dutch financial system.
real economic value from a loan buyers perspective”. Naar aanleiding daarvan heeft Cushman & Wakefield op 20 december 2012 aanvullend gerapporteerd. Volgens dit aanvullende rapport moest worden gerekend met een afwaardering op de leningen in de vastgoedportefeuille van SNS Property Finance van € 3,732 miljard in het basisscenario tot € 4,287 miljard in het negatieve scenario. Tezamen met een afwaardering op vastgoed in eigendom berekende zij een totale additionele afwaardering op de vastgoedportefeuille ten opzichte van de boekwaarde van gemiddeld (basis- en negatief scenario) € 3,599 miljard. De rapporten tezamen worden hierna aangeduid met de rapporten Cushman & Wakefield.
minstens een miljard bij (moet) om Bouwfonds enigszins gezond te krijgen.”
SNS REAAL considers that both the procedure followed and the methodology used in the creation of the C&W report as seriously flawed, which has a material impact on C&W’s estimation of theReal Economic Value
and the negotiation process between all the parties involved for a comprehensive solution. Therefore, at this moment no conclusions or actions can be taken on the basis of the results of the C&W report.”
acquisition banswaaraan de Europese Commissie twee van de drie banken in verband met de eerder aan die banken verstrekte staatssteun had onderworpen.
Gelet op de feiten en omstandigheden beschreven in de voorgaande paragrafen is DNB voornemens om op grond van artikel 3:111a lid 2 Wft, in samenhang met de artikelen 3:17 en 3:18a Wft en artikel 24a en 25a Besluit prudentiële regels Wft, de volgende maatregel op te leggen:
.”
Daarbij komt dat het bij het ontbreken van een overtuigende en definitieve oplossing niet mogelijk zal zijn om op 14 februari 2013 jaarcijfers die op continuïteitsbasis zijn opgesteld, naar buiten te brengen.
Investment research reportvan 22 januari 2013 heeft een analist van KBC Securities NV te Brussel onder het kopje
The clock is ticking – downgradeonder meer het volgende verklaard (aanvullende productie 6 van BNP c.s.).
SNS REAAL will publish its 2H12 and FY12 earnings on 14 February, before market. Prior to that date, SNS REAAL needs to find a solution for its financial position and for its run-off Property Finance unit. So far, management has always said that any such solution would require some burden-sharing from the shareholders.
Expected total return (including dividends) between 5% and 5% over a 6-month period”.
Uitstel van de publicatie van de jaarcijfers zonder dat een totaaloplossing voor SNS REAAL wordt aangekondigd, betekent – gezien de gewekte verwachtingen met betrekking tot een totaaloplossing – een verdere ondermijning van het vertrouwen in SNS REAAL. DNB acht dit niet verantwoord uit oogpunt van financiële stabiliteit, ook in het licht van de aanzwellende stroom van publicaties in de media over de kwetsbare positie van SNS REAAL en de uitstroom van gelden als gevolg daarvan.
Goed geïnformeerde Haagse bronnen houden er rekening mee dat de Staat binnen enkele dagen SNS Reaal nationaliseert. (…) De speculatie over het meebetalen door obligatiehouders miste zijn uitwerking niet. De koersen van drie beursgenoteerde SNS obligaties daalden de afgelopen twee dagen abrupt.”
SNS Bank dient uiterlijk 31 januari 2013 om 18:00 uur haar kernkapitaal met minimaal EUR 1,84 miljard te hebben aangevuld, althans SNS Bank dient uiterlijk 31 januari 2013 om 18:00 uur een finale oplossing te presenteren welke naar bet oordeel van DNB een voldoende mate van zekerheid van slagen heeft, waarbij tenminste is vereist dat alle daarbij betrokken partijen zich aantoonbaar aan de gepresenteerde oplossing hebben gecommitteerd, en welke op korte termijn daadwerkelijk leidt tot aanvulling van het genoemde kapitaaltekort.
om op 1 februari as. tot onteigening van de noodzakelijke effecten en vermogensbestanddelen van SNS REAAL en SNS Bank over te gaan (…), indien SNS Bank niet binnen de gestelde termijn aan de haar door DNB opgelegde maatregel voldoet.”
door de aanhoudende publiciteit rond de bank (…) het risico (groeit) dat spaarders hun geld opnemen, al vallen de opnames tot nu toe erg mee.”
Memorandum of Understanding, dat volgens SNS Reaal en SNS Bank zou voorzien in herkapitalisatie in lijn met het definitieve SREP besluit van 27 januari 2013, afwijst en voorts dat SNS Bank niet aan de maatregel vervat in het SREP besluit heeft voldaan, dat daarom het toetsingsvermogen van SNS Bank niet een beheerste en duurzame dekking van risico’s waarborgt en dat zij het daarom niet langer verantwoord acht dat SNS Bank het bankbedrijf uitoefent.
Daarbij is sprake van ernstig vertrouwensverlies. De afgelopen weken en dagen neemt de onrust rondom SNS Bank en SNS REAAL in snel tempo toe. Dit komt onder meer tot uitdrukking in de aanzwellende stroom van mediaberichten en geruchten alsmede in downgrades door rating agencies. Bovendien is sinds 16 januari 2013 sprake van een omvangrijke netto uitstroom van gelden tot een bedrag van circa € 2½ miljard. Dit toenemende vertrouwensverlies ten aanzien van een systeemrelevante instelling leidt naar het oordeel van DNB tot een uiterst riskante situatie, te meer vanwege mogelijke besmettingseffecten op andere Nederlandse financiële instellingen.
zal betekenen. In mijn brief van 24 januari is toegelicht dat aan een dergelijk scenario, vanwege de systeemrelevantie van met name SNS Bank maar ook van SNS REAAL, onaanvaardbare risico's kleven voor de stabiliteit van de Nederlandse financiële sector en de daaraan deelnemende financiële instellingen.”
(…)
€ 0,- per door SNS REAAL geplaatst aandeel en door SNS Bank geplaatst aandeel dat wordt gehouden door een ander dan SNS REAAL of haar groepsmaatschappijen (artikel 1, eerste lid, onder a tot en met d, van het besluit);
€ 0,- per Stichting Beheer SNS REAAL Core Tier 1 capital security (artikel 1, eerste lid, onder e, van het besluit);
€ 0,- per door SNS REAAL of SNS Bank uitgegeven achtergestelde obligatie (artikel 1, eerste lid, onder f tot en met i, van het besluit);
€ 0,- per door SNS REAAL of SNS Bank aangegane lening die ten gevolge van de onteigening is overgegaan op de Stichting Afwikkeling Onderhandse Schulden SNS REAAL (artikel 1, tweede lid, aanhef, onder a en slot, van het besluit).”
In beide van de door ons onderzochte scenario's[Ondernemingskamer: een “hoog” en een “laag” scenario]
is sprake van een, op geconsolideerd niveau, positieve waarde voor het totaal van de onteigende effecten en vermogensbestanddelen van SNS REAAL en SNS Bank. Op grond daarvan concluderen wij dat het aannemelijk is dat het aanbod van de Minister voor schadeloosstelling (ad nihil) geen volledige vergoeding vormt voor de door onteigende partijen geleden schade.”
corporate financeadviesbureau, BrightOrangeTalanton, verder Talanton, verzocht het verzoek tot vaststelling schadeloosstelling te beoordelen. In haar notitie van 2 april 2013 concludeert Talanton als volgt.
De bij het verzoek verstrekte achtergrondinformatie bevat fundamentele onvolkomenheden en is daarom niet geschikt voor het bepalen van de economische waarde van de onteigende vermogenstitels. Het in het verzoek opgenomen voorstel voor de schadeloosstelling van € 0 ontbeert een deugdelijke grondslag.”
Public information and information made available by the Dutch Minister of Finance in regard to the SNS Property Finance loan book is insufficient to allow an independent determination of its value.
2. Summary of Conclusions
Aanleiding voor het uitstel is het verwerken van de effecten van de nationalisatie van SNS REAAL N.V. die op 1 februari jl. plaatsvond, in het bijzonder voor het bedrijfsonderdeel Property Finance.”
3.Het verzoek
4.De verweren
5.De gronden van de beslissing: algemene opmerkingen
public interestals bedoeld in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
reeds in rechte (is) komen vast te staan dat op 1 februari 2013 redelijkerwijs verwacht mocht worden, dat SNS Bank en SNS REAAL failliet zouden zijn gegaan als de Minister niet tot onteigening zou zijn overgegaan”
een faillissement van SNS REAAL het toekomstperspectief (is) waarvan in de onderhavige procedure moet worden uitgegaan.”
de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de problemen bij SNS REAAL en SNS Bank ten tijde van het onteigeningsbesluit van dien aard waren dat sprake was van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de stabiliteit van het financiële stelsel.”
mogenstellen en dat de Afdeling ook overigens op een aantal punten oordeelde dat de afwegingen door en de keuzes van de Minister niet onredelijk waren, betreft alleen de rechtmatigheid van de onteigening en betekent niet dat in deze procedure vaststaat dat die standpunten en/of beoordelingen en keuzes steeds juist waren en andere standpunten en/of beoordelingen steeds onjuist zouden zijn geweest.
28.1 Dat, naar gesteld, door SNS Bank bij aanschaf van de participatiecertificaten onjuiste of onvolledige informatie over de aard daarvan is verschaft, laat onverlet dat deze certificaten achtergestelde obligatieleningen met onbepaalde looptijd zijn.”
29.1(…)
daargelaten hetgeen is aangevoerd over de bedoeling van de in de overeenkomst met SNS REAAL opgenomen achterstelling, de minister bij de uitwerking van de onteigening mocht uitgaan van de bewoordingen van de overeenkomst.”
equality of armsontbreekt door de informatievoorsprong die de Minister heeft (3.17) en door “onredelijk korte termijnen” ook bij de Ondernemingskamer ontbreekt (3.31). Gelet op hetgeen de Ondernemingskamer heeft overwogen ten aanzien van deze informatievoorsprong, ten aanzien van haar zelfstandige taak en ten aanzien van haar hierna volgende opdracht aan deskundigen, verwerpt de Ondernemingskamer dit betoog. Zij merkt nog op dat de aan belanghebbenden gegunde termijnen weliswaar kort waren, maar niet zo kort, dat zij in redelijkheid een adequaat verweer niet hebben kunnen voorbereiden. Daarbij heeft de Ondernemingskamer mede in aanmerking genomen dat het onteigeningsbesluit en de procedure die tot vaststelling van de schadeloosstelling moet leiden zeer veel (rechts)personen raken, ook zeer velen die niet in de procedure zijn verschenen, en mede daardoor een grote maatschappelijke betekenis hebben. In het licht daarvan is het wenselijk de procedure waar mogelijk met voortvarendheid te voeren. Het spreekt vanzelf dat dit niet ten koste van de rechtsbescherming mag gaan. De Ondernemingskamer is van oordeel dat met de gekozen termijnen een aanvaardbaar evenwicht is bereikt.
that the person deprived of his property must in principle obtain compensation “reasonably related to its value”, even though “legitimate objectives of 'public interest' may call for less than reimbursement of the full market value”(…)
. It follows that the balance mentioned above is generally achieved where the compensation paid to the person whose property has been taken is reasonably related to its “market” value, as determined at the time of the expropriation.”
full market value” waarnaar het Europese Hof verwijst. Er zijn de Ondernemingskamerhier geen “
legitimate objectives of 'public interest' (that) call for less than reimbursement of the full market value” gebleken – deze zijn ook niet gesteld –, zodat uitgangspunt is dat de “
full market value” dient te worden vergoed. Naar het oordeel van de Ondernemingskamer blijft de in de Interventiewet neergelegde regeling van de schadeloosstelling, zoals hierna nader uitgelegd, binnen de aan de wetgever in het kader van artikel 1 van het Eerste Protocol en de rechtspraak van het Europese Hof gelaten
margin of appreciationen evenzeer binnen de grenzen die andere toepasselijke normen van internationaal recht op dit punt stellen. Dit betekent ook dat – anders dan Brigade Funds c.s. hebben verdedigd (pleitnota 24 en volgende) – het niet noodzakelijk is om bij de beoordeling onderscheid te maken naar de nationaliteit van de belanghebbenden.
- dat de Interventiewet de strekking heeft om een dergelijke onteigening van schulden als (passieve) “vermogensbestanddelen” met overgang “op een in dat besluit aangewezen privaatrechtelijke rechtspersoon” mogelijk te maken en
- dat daarvoor is “gekozen, omdat het wenselijk kan zijn de door onteigening verworven vermogensbestanddelen of effecten op het moment van onteigening vermogensrechtelijk af te scheiden van het vermogen van de Staat en aldus geen aansprakelijkheid van de Staat te laten ontstaan voor schulden die deel uitmaken van het met de transactie gemoeide vermogen”.
6.De gronden van de beslissing: beoordeling van het verzoek
- overige aandelen SNS Reaal,
- aandelen SNS Bank die worden gehouden door anderen dan SNS Reaal of haar groepsmaatschappijen of
- overige achtergestelde schuldinstrumenten, alle als vermeld in het onteigeningsbesluit,
2°. 8.45% achtergestelde obligaties SNS Reaal;
2°. 5.75% achtergestelde obligaties SNS Bank;
4°. 6.625% achtergestelde obligaties SNS Bank;
3°. de Stichting lening 1997-2014;
5°. de Ohra Stichting lening 1999-2024.
Het criterium van het in acht te nemen toekomstperspectief moet zeker stellen dat aandeelhouders en crediteuren als gevolg van de onteigening niet in een betere of slechtere positie worden gebracht, dan de situatie waarin zij zouden zijn komen te verkeren als geen onteigening had plaats gevonden. De vergoeding bij onteigening mag niet hoger of lager zijn dan te rechtvaardigen is op grond van het daadwerkelijk te verwachten toekomstperspectief van de financiële onderneming, zou onteigening niet hebben plaatsgevonden.
Alleinformatie die verkregen kan worden en die voor de waardebepaling relevant is, moet in de waardebepaling worden betrokken”, aldus (nog steeds) de Minister. Beperking tot publiekelijk beschikbare informatie zou volgens hem afbreuk doen aan dit uitgangspunt.
Het door de Minister in het Verzoekschrift ingenomen standpunt is buitengewoon. Na eerst een besluit zonder precedent te hebben genomen om de achtergestelde schuld van SNS REAAL en SNS Bank te onteigenen, dat aan de vooravond van de onteigening een marktwaarde had van tussen 61% en 74% van de nominale waarde, stelt hij nu dat de effecten moeten worden gewaardeerd op nihil, onder verwijzing naar informatie die alleen de Minister heeft ingezien en die hij weigert aan Verweerders (of de Ondernemingskamer) te openbaren, maar waarvan hij desondanks stelt dat zij geacht moeten worden daarvan op de hoogte te zijn.”
volledigevergoeding voor de schade die hij rechtstreeks en noodzakelijk lijdt door het verlies van het onteigende, alsmede dat hij de
werkelijkewaarde daarvan vergoed krijgt (artikel 6:8 leden 1 en 2 Wft). De Ondernemingskamer dient volgens lid 1 van artikel 6:9 Wft bij het bepalen van de werkelijke waarde van het onteigende uit te gaan van het te verwachten toekomstperspectief van SNS Bank in de situatie dat geen onteigening zou hebben plaatsgevonden, en de prijs die, gegeven dat toekomstperspectief, op het tijdstip van onteigening zou zijn tot stand gekomen bij een veronderstelde vrije koop in het economische verkeer tussen de onteigende als redelijk handelende verkoper en de onteigenaar als redelijk handelende koper. Dat is derhalve – overeenkomstig hetgeen de Minister aanvoert en vrij naar de woorden van de Memorie van Toelichting bij artikel 40b van de Onteigeningswet waarnaar de Memorie van Toelichting bij de Interventiewet verwijst – een prijs die tot stand komt door een transactie waarbij enerzijds de onteigenaar niet met het dwangmiddel van de onteigening dreigt doch bereid is om een prijs te besteden, welke een redelijk handelende koper onder de gegeven omstandigheden, gelet mede op zijn belang bij het te verkrijgen of reeds verkregen goed, bereid zou zijn te besteden en waarbij anderzijds de verkoper, zonder misbruik te maken van de dwangpositie van de wederpartij, die juist het goed in eigendom moet verwerven, aan de verkoop meewerkt, zodra hij een prijs heeft bedongen, waarvoor een redelijk handelende eigenaar onder de gegeven omstandigheden bereid zou zijn tot verkoop over te gaan.
- De werkelijke waarde moet in beginsel geacht worden gelijk te zijn aan de prijs die de meest biedende gegadigde – al het verder in deze beschikking overwogene in aanmerking nemende – zou betalen bij verkoop van de betrokken effecten respectievelijk vermogensbestanddelen op de daarvoor meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding.
- De waardering dient plaats te vinden per 1 februari 2013, naar het tijdstip onmiddellijk voorafgaande aan de onteigening (verder het peiltijdstip).
- Daarbij gaat het om het toekomstperspectief van SNS Reaal en SNS Bank “in de situatie dat geen onteigening zou hebben plaatsgevonden”. Het gaat dus niet slechts om het teruggaan in de tijd, naar het tijdstip dat de onteigening
- De onteigening moet – anders dan FNV meent (verweerschrift 5.2.5) – daarbij vanzelfsprekend in haar geheel worden weggedacht en niet alleen ten aanzien van – telkens – het te waarderen effect of vermogensbestanddeel dan wel ten aanzien van de betrokken categorie, zoals Alpha Value c.s. – naar de Ondernemingskamer begrijpt – menen (verweerschrift 52).
- Wel gaat het – mede gelet op de wettekst – om “de werkelijke waarde van
- Nu de Ondernemingskamer moet oordelen op basis van “een veronderstelde
- Anderzijds is de Ondernemingskamer met de Minister van oordeel, dat bij de waardebepaling – en dus ook bij de bepaling van “zijn belang bij het te verkrijgen of reeds verkregen goed” (Memorie van Toelichting bij artikel 40b bij de Onteigeningswet, hiervoor reeds aangehaald) – dient te worden geabstraheerd van de omstandigheid dat de Minister tot op zekere hoogte in een dwangpositie verkeerde, omdat SNS Bank als systeemrelevante instelling als hiervoor bedoeld moet worden beschouwd en dus “
- De wetgever gaat er kennelijk van uit, dat bij de bepaling van de “werkelijke waarde” tot uitgangspunt moet worden genomen dat – de woorden van de Memorie van Toelichting bij de Interventiewet parafraserend (bladzijde 74) – de ernst van de problemen waarin SNS Reaal en SNS Bank verkeerden op het peiltijdstip bij de partijen van de veronderstelde koop bekend waren. De omstandigheid dat die ernst mogelijk nog niet “in volle omvang” bij beleggers bekend was, is immers volgens de Memorie van Toelichting een van de redenen om niet voor te schrijven dat de beurskoers in een of andere vorm bepalend is voor de vaststelling van de prijs die bij de veronderstelde koop tot stand zou komen. Dit betekent dat bij de bepaling van het “te verwachten toekomstperspectief” ervan moet worden uitgegaan dat partijen bij de veronderstelde koop – met inachtneming van het navolgende – bekend waren met alle feiten en omstandigheden die zich op het peiltijdstip voordeden en die voor die koop van belang waren of konden zijn. In dat verband is – afgezien van hetgeen de Ondernemingskamer hierna ten aanzien van het concrete voornemen en de voorbereidingen voor de onteigening overweegt – onjuist de gedachte van onder meer Intégrale Gemeenschappelijke Verzekeringskas (verweerschrift 101) dat het vereiste “wegdenken” betekent dat ook “de feiten en omstandigheden die uiteindelijk tot het onteigeningsbesluit hebben geleid” moeten worden weggedacht. Het gaat – nog steeds: met inachtneming van het navolgende – om alle feiten en omstandigheden op het peiltijdstip en met als uitgangspunt dat geen onteigening zou hebben plaatsgevonden.
- Redelijkerwijs moet voorts worden aangenomen dat niet alleen de partijen bij de veronderstelde koop het bedoelde toekomstperspectief hadden, maar ook andere betrokkenen en dat die derhalve ook geacht moeten worden bekend te zijn geweest met alle voormelde feiten en omstandigheden.
- Van de feiten en omstandigheden die zich op het peiltijdstip voordeden, moeten onderscheiden worden gebeurtenissen en ontwikkelingen die zich nadien hebben voorgedaan. Dit onderscheid is weliswaar vanzelfsprekend, maar vergt niettemin de nodige aandacht. Zo vormen het bestaan van de mogelijkheid van bezwaar en beroep tegen het (onder 2.33 genoemde) SREP besluit en de grootte van de kans op succes van dat bezwaar en beroep zoals die op het peiltijdstip bestond, feiten en omstandigheden die bij de waardebepaling meetellen. De beslissing op eventueel bezwaar en/of beroep – of dat nu tot aantasting van het SREP besluit leidt of juist niet – vormt echter niet een zodanig feit of zodanige omstandigheid. Deze brengt immers – na het peiltijdstip – een wijziging van de feitelijke toestand (de grootte van de kans kan door de beslissing worden gewijzigd of omgezet in zekerheid) en mogelijk ook van de rechtstoestand (ingeval van aantasting) mee.
- Tot de feiten en omstandigheden die geacht worden bekend te zijn behoort ook de op het peiltijdstip geldende waarde van activa en passiva van SNS Reaal en SNS Bank, zoals deze mogelijk in het kader van deze procedure – naar boven of naar beneden – nader wordt vastgesteld. Denkbaar is derhalve bijvoorbeeld dat in het kader van de vaststelling van de werkelijke waarde een waardering van de vastgoedportefeuille van SNS Property Finance plaats vindt en dat de uitkomst daarvan een correctie op de anderszins gevonden waarde oplevert. Opgemerkt zij nog dat die waardering weliswaar ook achteraf plaats vindt, maar die waardering achteraf veroorzaakt – anders dan de hiervoor besproken eventuele aantasting van het SREP besluit – geen wijziging: zij stelt slechts vast wat zich reeds op het peiltijdstip voordeed. Dat betekent ook – het is vanzelfsprekend – dat latere gebeurtenissen of ontwikkelingen, die, zo zij op het peiltijdstip bekend zouden zijn geweest, tot een andere waardering zouden hebben geleid, geen rol mogen spelen. Het gaat immers om het toekomstperspectief zoals dat feitelijk ten tijde van het peiltijdstip bestond, aangepast door de wettelijk voorgeschreven of uit de wet voortvloeiende ficties en correcties.
- Tot de feiten en omstandigheden die geacht worden op het peiltijdstip bekend te zijn, behoort voorts – anders dan de meeste belanghebbenden hebben aangevoerd – ook het optreden van De Nederlandsche Bank in het kader van haar toezichthoudende taak, zoals zich dat heeft voorgedaan tot aan het peiltijdstip. Zo dient ook het SREP besluit – hoewel vertrouwelijk – niettemin als bij de koop bekend verondersteld te worden. Dat betekent dat partijen bij die koop wisten dat De Nederlandsche Bank de eis had gesteld dat SNS Bank uiterlijk 31 januari 2013 om 18:00 uur haar kernkapitaal met minimaal EUR 1,84 miljard diende te hebben aangevuld dan wel de in het besluit genoemde finale oplossing moest hebben gepresenteerd. Ook kenden zij de in het besluit vervatte aankondiging van De Nederlandsche Bank dat zij bij niet voldoen aan dat besluit “gebruik (zou) maken van haar bevoegdheden op grond van de Wft”. Een andersluidend oordeel valt niet te rijmen met de strekking van de Interventiewet.
- Tot de feiten en omstandigheden die geacht worden op het peiltijdstip bekend te zijn behoren echter – anders dan de Minister heeft aangevoerd – niet het concrete voornemen tot en de voorbereidingen voor de onteigening zelf. Derhalve kunnen het overleg en de correspondentie tussen de Minister en De Nederlandsche Bank en de rapporten van hun adviseurs zoals hiervoor onder de feiten weergegeven, voor zover zij verband houden met het concrete voornemen van de Minister om tot onteigening over te gaan en de voorbereidingen daartoe, geen rol spelen. Dat zou immers strijdig zijn met het voorgeschreven “wegdenken” van de onteigening, dat geen betekenis heeft indien men de onteigening zoals deze op het punt stond plaats te vinden, weer via het toekomstperspectief “binnen haalt”.
- van het te verwachten toekomstperspectief van SNS Reaal respectievelijk SNS Bank op 1 februari 2013, onmiddellijk voorafgaande aan de onteigening, in de situatie dat geen onteigening zou hebben plaatsgevonden, in welk perspectief verdisconteerd zijn de ernst van de problemen waarin van SNS Reaal en SNS Bank op het peiltijdstip verkeerde en voorts alle verdere feiten en omstandigheden die zich op dat tijdstip voordeden en die voor de veronderstelde koop van belang waren of konden zijn,
- en van de prijs die de meest biedende gegadigde, gegeven dat toekomstperspectief, op het tijdstip van onteigening zou betalen bij een veronderstelde vrije verkoop van de onderscheiden effecten respectievelijk vermogensbestanddelen in het economische verkeer tussen redelijk handelende partijen op de daarvoor meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding.
- onder meer de waarde van activa en passiva per dat tijdstip, zoals deze indien nodig door deskundigen nader wordt vastgesteld, alsmede
- het optreden van De Nederlandsche Bank in het kader van haar toezichthoudende taak, zoals zich dat heeft voorgedaan tot aan het peiltijdstip,
- maar niet gebeurtenissen en ontwikkelingen die zich nadien hebben voorgedaan.
voorbereidingen te treffen om direct na het verstrijken van de termijn in een definitief SREP-besluit indien en zover dat wordt genomen, of eerder wanneer de situatie daar aanleiding toe geeft, gebruik te kunnen maken van uw bevoegdheden op grond van deel 6 Wft.”
The clock is ticking” – toepassing van de Interventiewet in beeld kwam op grond waarvan een analist van KBC Securities NV liet weten dat “
we are downgrading SNS REAAL to Hold while setting a new target price of € 1.0” (22 januari 2013), terwijl ook Het Financieele Dagblad schreef over “nationalisatie” (24 januari 2013), over € 2 miljard tot 2,5 miljard die SNS Reaal nodig had om haar vastgoedproblemen op te kunnen vangen (30 januari 2013) en over het groeiende “risico dat spaarders hun geld opnemen” (31 januari 2013). Ook mag worden aangenomen, dat de markt in ieder geval tot op zekere hoogte ervan doordrongen was dat niet alleen de Minister maar ook De Nederlandsche Bank mogelijk maatregelen zou hebben kunnen nemen. Al die informatie zal – voor zover het om beursgenoteerde effecten gaat – dus ook in de op het peiltijdstip bestaande beurskoers zijn verwerkt. Dit een en ander neemt niet weg, dat denkbaar is dat “de ernst van de problemen waarin die onderneming verkeert, nog niet in volle omvang” (Memorie van Toelichting bij de Interventiewet bladzijde 74) was doorgedrongen en dat bijvoorbeeld het feit, dat De Nederlandsche Bank op 27 januari 2013 het SREP besluit had genomen, alsmede de inhoud van dat besluit, indien bekend, een (verder) waardedrukkend effect zou hebben gehad.
Ingeval van beursgenoteerde aandelen (of andere effecten) ligt het voor de hand om mede naar de beurskoers van die aandelen te kijken. Overwogen is om in het wetsvoorstel te bepalen dat de in het eerste lid bedoelde prijs in dat geval aan de hand van de laatste beurskoers of aan de hand van een gewogen gemiddelde beurskoers over een bepaalde referentieperiode (bijvoorbeeld de week voorafgaand aan de onteigening) wordt vastgesteld. Hiervan is echter om een aantal redenen afgezien. In de eerste plaats omdat de beurskoers niet noodzakelijk een adequate afspiegeling is van de prijs die een redelijk handelende koper bereid zou zijn voor de onderneming te betalen. Een redelijk handelende koper zal vooral naar de intrinsieke waarde van het aandeel kijken. Bij een onderneming in financiële problemen zal hij zich bovendien de vraag stellen welke aanvullende investeringen nodig zijn om de onderneming weer financieel gezond te maken, en daarmee rekening houden in de prijs die hij bereid is per aandeel te betalen. Ook kan het zijn dat de beurskoers een te gunstig beeld geeft van de werkelijke waarde van een onderneming, omdat de ernst van de problemen waarin die onderneming verkeert, nog niet in volle omvang bekend is bij beleggers. Dit nog afgezien van het feit dat bij beleggers ook andere overwegingen kunnen spelen, die wellicht meer met de concrete verhandelbaarheid van het aandeel op een bepaald moment dan met de intrinsieke waarde van het aandeel te maken hebben. Belangrijker echter nog is dat het opnemen van een waardebepalingsregel die uitgaat van de beurskoers op een bepaald moment of de gemiddelde koers over een bepaalde periode, ertoe zou kunnen leiden dat beleggers gaan speculeren op de mogelijke onteigening van de onderneming, in de wetenschap dat een hogere beurskoers automatisch tot een hogere schadeloosstelling zal leiden. In het ergste geval zou een vaste koppeling tussen beurskoers en schadeloosstelling zelfs in de weg kunnen staan aan private oplossingen voor de problemen waarin de onderneming verkeert. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer aandeelhouders pogingen van de onderneming om door een claimemissie nieuw kapitaal aan te trekken blokkeren, omdat zij menen bij een onteigening een betere «prijs» voor hun aandelen te kunnen krijgen dan zij op de beurs zouden krijgen, nadat er een claimemissie heeft plaatsgevonden. Een vaste koppeling tussen beurskoers en schadeloosstelling zou daarmee een onteigening zelfs dichterbij kunnen brengen, hetgeen uiteraard niet de bedoeling is. Onteigening dient een laatste redmiddel te zijn, niet een alternatief voor private oplossingen.”
vastekoppeling tussen beurskoers en schadeloosstelling of anderszins een waardebepalingsregel met betrekking tot de beurskoers in de wet op te nemen. Dat betekent echter – anders dan de Minister in het verzoekschrift onder 4.11 en 6.58 aanvoert – niet dat de redelijk handelende koper in de zin van artikel 6:9 lid 1 Wft zich daarom niet op de beurskoers van de effecten zal baseren of dat de beurskoers bij het bepalen van de schadeloosstelling niet mede als uitgangspunt genomen
magworden.
too big to failwas tot effect heeft dat de werkelijke waarde lager is dan de beurskoers. Denkbaar is echter ook dat tot de markt was doorgedrongen dat die omstandigheid voor de handel in de betrokken aandelen en obligaties juist door de invoering van de Interventiewet minder relevant geworden was en daardoor geen effect meer op de koers had.
6.5 (…) Indien immers de toezichthouder tot het oordeel komt dat voortzetting van het bankbedrijf onverantwoord is, zal zij ofwel de bankvergunning intrekken ofwel de noodregeling aanvragen. In beide gevallen zal de redelijk handelende koper van financiële instrumenten zich op het standpunt stellen dat de koopprijs bepaald moet worden aan de hand van de verwachte uitkering ingeval van staking van de bedrijfsactiviteiten (via noodregeling, faillissement of anderszins) en dus uitgaan van een waardering op liquidatiebasis.
results” bevatten Voort is essentiële informatie, waaronder de gebruikte discontovoet, onleesbaar gemaakt. Ook moet het aanvullende rapport
be viewed solely in conjunction with, the oral briefing provided by Cushman & Wakefield V.O.F.”,
oral briefing” niets bekend is.
- dat de voornaamste bron van informatie een op 30 juni 2012 gedateerde
- dat het moeilijk was om een goed overzicht te krijgen van de informatie opgenomen in de “
- dat het denkbaar is dat de onderzoekers daardoor informatie hebben gemist,
- dat geen leningdocumentatie is ingezien en dat de waardering daardoor “
real economic value from a loan buyers perspective”
,is voorts gebaseerd op een koop/verkoop van de gehele vastgoedportefeuille ineens. Ook indien het faillissement van SNS Bank en/of SNS Reaal met zekerheid te verwachten was, kan de vraag worden gesteld in hoeverre een redelijk handelend (ver)koper zou uitgaan van een dergelijke koop/verkoop van de portefeuille ineens en of hij de mogelijkheid van “uitdienen” niet ook in zijn beoordeling zou betrekken.
tekenen (waren) van een gevaarlijke ontwikkeling (…) met betrekking tot het eigen vermogen, de solvabiliteit of de liquiditeit onderscheidenlijk de technische voorzieningen en redelijkerwijs (was) te voorzien dat die ontwikkeling niet voldoende of niet tijdig ten goede (zou) keren”.
dat elke euro die SNS REAAL méér waard was omdat de overheid financiële steun heeft verleend, van de prijs moet worden afgetrokken.”
achtergesteld bij de rechten van alle andere achtergestelde en/of niet-achtergestelde, huidige en toekomstige schuldeisers van SNS”.
SNS heeft haar “retailklanten” actief benaderd om houder van SNS Participatie Certificaten te worden. Het betreft consumenten (vaak op leeftijd) zonder enige ervaring met beleggen die ook helemaal niet wilden gaan beleggen. Zij werden er niet op gewezen dat zij een andere positie hadden dan spaarders en (meer) risico liepen. Voor vrijwel geen van de houders van SNS Participatie Certificaten is duidelijk geworden dat zij in geval van financiële problemen bij SNS pas aan de beurt zouden komen als vrijwel alle andere schuldeisers zouden zijn voldaan. Er werden geen contracten gesloten. De prospectus, waar de achterstelling wel in is omschreven, werd in het algemeen niet verstrekt.”
er toe leiden dat de Ondernemingskamer, in het kader van art. 6.9 Wft, oordeelt dat met houders van SNS Participatie Certificaten geen achterstelling is overeengekomen en dat de betreffende vorderingen dus een concurrent karakter hebben.
De heer Klein vroeg hoe het zat met de participatiecertificaten. Ik heb de nieuwe leiding van SNS gevraagd om daarnaar te kijken. Mijn indruk is dat de burgers die hun spaargeld daarin hebben gestoken, op het verkeerde been zijn gezet, zo niet zelfs zijn misleid. Als dat zo is, moet er gewoon een schadeloosstelling komen. In principe zijn zij zoals allen onteigend. Aangezien er echter heel andere verwachtingen zijn gewekt bij deze consumenten, vind ik dat dit apart moet worden bezien en dat een schadeloosstelling op zijn plaats zou zijn. Die verantwoordelijkheid ligt nu natuurlijk bij de leiding van de bank, maar met dit verzoek van mijn kant.”
Als u een duidelijk doel voor ogen heeft met uw spaargeld, dan neemt u liever geen risico door het te beleggen. Met sparen is de opbrengst aardig, maar niet zo aantrekkelijk als met beleggen. Hoe haalt u dan toch meer rendement uit uw geld, zonder daarbij risico te lopen? Het SNS ParticipatieCertificaat is de ideale oplossing. Het biedt u zekerheid én jaar in jaar uit een mooie opbrengst.
securities(verzoekschrift 5.6):
(i) gelijkgesteld aan vorderingen van aandeelhouders van SNS REAAL, en (ii) achtergesteld bij alle overige vorderingen van achtergestelde, concurrente en preferente schuldeisers van SNS REAAL”.
te volgen dat deze vorderingen achtergesteld zijn bij de daar bedoelde Senior Claims, maar deze bewoordingen geven niet weer wat SNS REAAL en de Stichting ter zake zijn overeengekomen. De weergegeven bewoordingen zijn gekozen om te bereiken dat deze instrumenten door DNB zouden worden aangemerkt als “Core Tier 1 capital”. Het was echter geenszins de bedoeling van partijen dat de in de Stichting Securities belichaamde vorderingen achtergesteld zouden zijn “in respect of all claims that any creditor of the Issuer has at any time against the Issuer”.
securitiesslechts mocht terugkopen met instemming van De Nederlandsche Bank. Het was steeds de bedoeling van partijen dat de
securitieseind 2013 geheel zouden zijn afgelost (“
repurchased”). Overeenkomstig deze bedoeling is ook gehandeld. Partijen hebben zich daarbij niet laten weerhouden door de “achterstelling”, een dergelijke achterstelling hebben zij ook nimmer beoogd. In de toepasselijke voorwaarden is voorts een regeling omtrent “
loss absorption” opgenomen, uitsluitend om cosmetische redenen, namelijk om deze instrumenten als “
Core Tier 1 capital”, te kunnen aanmerken. Aldus nog steeds Stichting Beheer.
securitiestoepasselijke
Terms and Conditionsbepalen het volgende (productie 20 bij verzoekschrift).
Terms and Conditionsopgenomen achterstelling geen deel uitmaakt van de rechtsverhouding tussen partijen. De omstandigheid dat SNS Reaal een deel van de lening heeft afgelost –
repurchasevan
securities– maakt dit niet anders. Aflossing van achtergestelde vorderingen hoeft immers – zo voert ook de Minister aan (pleitnota repliek 2.1) – niet strijdig te zijn met het karakter van achterstelling. Bij dit oordeel heeft de Ondernemingskamer ook in aanmerking genomen dat SNS Reaal de Stichting Beheer SNS Reaal Core Tier 1
securitiesin haar gepubliceerde jaarverslag uitdrukkelijk als achtergesteld vermeld (jaarverslag 2011, bladzijde 136, productie 7 bij verzoekschrift).
De Lening is uitsluitend en alleen in geval van faillissement, surseance van betaling of ontbinding in de zin van artikel 2:19 BW van SNS Reaal Groep achtergesteld bij alle in geld waardeerbare niet achtergestelde vorderingen op SNS Reaal Groep ter zake van geldlening of anderszins, zoals blijkt uit de financiële administratie van SNS Reaal Groep.”
De achterstelling van de Lening geschiedt teneinde het niet afgeloste deel van de Lening onderdeel te doen vormen van het garantievermogen van SNS Reaal Groep. Indien als gevolg van wijziging van toepasselijke wet- of regelgeving de Lening geen onderdeel van het garantievermogen kan blijven vormen, zullen de voorwaarden van de Lening op verzoek van SNS Reaal Groep aangepast kunnen worden indien Stichting FNV daar, na goed overleg met SNS Reaal Groep, mee instemt.”
Partijen hebben niet bedoeld een achterstelling overeen te komen – laat staan in stand te houden – voor zover dit niet zou leiden tot de door SNS REAAL gewenste versteviging van haar solvabiliteitspositie. Partijen hebben de Lening in de onderhavige situatie – waar de Lening geen onderdeel vormt van het garantievermogen van SNS REAAL – dus niet achtergesteld.”
- dat de bepaling omtrent de ratio weliswaar inderdaad een voorziening treft voor het geval de lening “geen onderdeel van het garantievermogen kan blijven vormen”, maar tevens dat die voorziening kennelijk de strekking heeft de voorwaarden van de lening aan te passen opdat de lening alsnog onderdeel van het garantievermogen kan vormen en dat de voorziening dan ook in het belang van SNS Reaal in de overeenkomst is opgenomen, en
- dat niet gesteld of gebleken is dat de voorziening ook is toegepast, terwijl niet aannemelijk is dat deze van rechtswege werkt of dat ook Stichting FNV dan wel FNV als haar rechtsopvolger daar – zonder medewerking van SNS Reaal – een beroep op zou kunnen doen.
- de 11.25% achtergestelde obligaties SNS Bank,
- de 5.75% achtergestelde obligaties SNS Bank,
- de 6.25% achtergestelde obligaties SNS Bank,
- de 6.625% achtergestelde obligaties SNS Bank,
- de SNS Participatie Certificaten 3,
- de Poseidon lening 1999-2019 en
- de Ohra Stichting lening 1999-2024.
in de zin van artikel 403, lid 1, Boek 2, Burgerlijk Wetboek” hoofdelijk aansprakelijk gesteld “
voor de uit de rechtshandelingen van[SNS Bank]
voortvloeiende schulden”. Met de formulering “
in de zin van artikel 403, lid 1, Boek 2, Burgerlijk Wetboek” heeft SNS Reaal kenbaar gemaakt dat zij aansprakelijkheid aanvaardt met het oog op de werking van voormelde bepaling. Aangenomen mag daarom worden, dat de verklaring – zoals dat doorgaans bij een dergelijke verklaring zal gelden – niet de strekking heeft verdere aansprakelijkheid te aanvaarden dan voor die werking noodzakelijk is. Dat brengt mee dat voor het antwoord op de vraag of de achterstelde crediteuren van SNS Bank ook achtergesteld zijn – en ten opzichte van wie – indien zij zich bij SNS Reaal aanmelden, de overeenkomsten waarin de achterstelling is bedongen, bepalend zijn. De 403-verklaring voegt daaraan overeenkomstig voormelde strekking niets toe.
Final Termsvoor de 11.25% achtergestelde obligaties SNS Bank geldende
Terms and conditions and form of final terms(verzoekschrift, productie 23, bladzijde 11 en 12):
Final Termsvan de 6.625% achtergestelde obligaties SNS Bank (verzoekschrift, productie 26, bladzijde 65):
) in the interests of all creditors, as referred to in Part 3.5.5 of the Wft and for so long as such situation is in force (such situation being hereinafter referred to as a Moratorium), subordinated to (a) the claims of depositors, (b) unsubordinated claims with respect to the repayment of borrowed money and (c) other unsubordinated claims.
issuer”. Daarbij gaat de ene achterstelling verder dan de andere. Zo zijn de vorderingen van de SNS Participatie Certificaten 3 ook achtergesteld bij de overige achtergestelde schuldeisers. Omdat dit echter niet van belang is voor de beantwoording van de hier aan de orde zijnde vraag, zal de Ondernemingskamer geen onderscheid maken tussen de verschillende achterstellingen.
issuer” is voor zover hier van belang steeds SNS Bank, zodat de desbetreffende vorderingen volgens de onderscheiden teksten in ieder geval zijn achtergesteld bij de vorderingen van concurrente schuldeisers van SNS Bank en de vorderingen van houders van deze effecten en vermogensbestanddelen derhalve – ook op het niveau van SNS Reaal – pas worden voldaan nadat alle concurrente schuldeisers van SNS Bank zijn voldaan.
Issuer” en van “SNS” in
subordinated to the claims of Senior Creditors of the Issuer”
achtergesteld bij de rechten van alle andere achtergestelde en/of niet-achtergestelde, huidige en toekomstige schuldeisers van SNS”
anderedebiteur (zoals SNS Reaal uit hoofde van de 403-verklaring). Bij het opstellen van de overeenkomsten zal men immers als vanzelfsprekend het oog hebben gehad op de verhouding tot de overige vorderingen op de eigenlijke debiteur, de
issuer.
Senior Creditors of the Issuer or the 403-Statement Provider”. Anders dan onder meer UBI Pramerica c.s., Aviva c.s. en Alpha Value c.s. lijken te menen (verweerschrift 91, 262 respectievelijk 82) – leidt dat niet tot een andere gevolgtrekking. De Minister (pleitnota 5.17 e.v.) heeft er op gewezen dat de achterstellingsbepaling zelf, opgenomen in de
terms and conditionsvan deze obligatielening, de
403-Statement Providerniet noemt en voor het overige ook niet in relevante zin afwijkt van de onder 6.63 – 6.65 bedoelde formuleringen. De in het prospectus als risicofactor opgenomen mededeling moet dan ook worden aangemerkt als een verduidelijking van de achterstellingsbepaling en beoogt aldus slechts buiten twijfel te stellen dat de achterstelling doorwerkt op het niveau van SNS Reaal. De kennelijk door voormelde belanghebbenden verdedigde a contrario redenering kan daarom niet worden aanvaard.
issuer” wordt in die overeenkomsten aangeduid als “geldneemster”), zodat het resultaat van de uitleg niet anders is.
gewone aandelen SNS Reaal;
aandelen B SNS Reaal;
Stichting Beheer SNS Reaal Core Tier 1 securities;
1°. 6.258% achtergestelde obligaties SNS Reaal;2°. 8.45% achtergestelde obligaties SNS Reaal;
1°. 11.25% achtergestelde obligaties SNS Bank;2°. 5.75% achtergestelde obligaties SNS Bank;
SNS Participatie Certificaten 3.
1°. de Van Doorn lening 2000-2020 (7.13%);
van het te verwachten toekomstperspectief van SNS Reaal respectievelijk SNS Bank op 1 februari 2013, onmiddellijk voorafgaande aan de onteigening, in de situatie dat geen onteigening zou hebben plaatsgevonden, in welk perspectief verdisconteerd zijn de ernst van de problemen waarin van SNS Reaal en SNS Bank op het peiltijdstip verkeerde en voorts alle verdere feiten en omstandigheden die zich op dat tijdstip voordeden en die voor de veronderstelde koop van belang waren of konden zijn,
en van de prijs die de meest biedende gegadigde, gegeven dat toekomstperspectief, op het tijdstip van onteigening zou betalen bij een veronderstelde vrije verkoop van de onderscheiden effecten respectievelijk vermogensbestanddelen in het economische verkeer tussen redelijk handelende partijen op de daarvoor meest geschikte wijze en na de beste voorbereiding.
onder meer de waarde van activa en passiva per dat tijdstip, zoals deze indien nodig door deskundigen nader wordt vastgesteld, alsmede
het optreden van De Nederlandsche Bank in het kader van haar toezichthoudende taak, zoals zich dat heeft voorgedaan tot aan het peiltijdstip,
maar niet gebeurtenissen en ontwikkelingen die zich nadien hebben voorgedaan.
100% indien op enige schuld van lagere rang enig voorschot wordt toegekend, en anders op niet minder dan de laatste beurskoers, waarbij voor schulden van gelijke rang steeds een gelijk percentage hoort te worden toegekend dat niet lager is dan de hoogste beurskoers van een andere schuld van gelijke rang, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2013 tot aan de dag der algehele betaling.”