3.1.Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) [appellant], geboren op [geboortedatum], is in 2009 bij Delphi in dienst getreden als keukenhulp. Volgens [appellant] is hij bij Delphi gaan werken vanaf april 2009; Delphi stelt dat [appellant] vanaf 11 mei 2009 bij haar in dienst is gekomen.
(ii) Volgens [appellant] bedroeg zijn salaris vanaf de aanvang van zijn dienstbetrekking € 1.400,= netto per maand
exclusiefvakantiegeld en reiskosten. Delphi stelt dat [appellant] eerst met ingang van januari 2010 een maandsalaris had van € 1.400,= maar
inclusiefvakantiegeld en reiskosten en dat zijn salaris daarvóór € 1.000,= netto per maand bedroeg.
(iii) Delphi heeft blijkens daarvan door Delphi in eerste aanleg overgelegde ‘kwitanties’, beginnend in 2009, aan [appellant] voorschotten op nog te ontvangen loon contant uitbetaald. Tot en met juni 2010 waren die voorschotten opgelopen tot het totaalbedrag van € 4.850,=.
(iv) Vanaf juli 2010 heeft Delphi op het loon van [appellant] geldbedragen ingehouden, verband houdend met die voorschotten. [geïntimeerde sub 2] heeft daarover bij gelegenheid van de in hoger beroep gehouden comparitie het volgende verklaard: “
Op een gegeven moment ben ik er achter gekomen dat aan de wederpartij gedurende langere tijd allerlei contante betalingen waren gedaan. Mijn broer had die betalingen gedaan. (...) Ik ben mij rot geschrokken. Vanaf dat moment heb ik bedragen op het loon van [appellant] ingehouden. Ik kan niet precies zeggen wanneer en met welke bedragen dat gebeurde. (...)”.
- v) Delphi heeft bij memorie van antwoord een overzicht in het geding gebracht van de door haar verrichte loonbetalingen. Delphi heeft met ingang van juli 2010 op het netto loon van [appellant] van € 1.400,= per maand de volgende bedragen ingehouden:
- op het salaris van juli 2010 (Delphi betaalde op 4 augustus 2010 per bank € 900,=);
- op het salaris van augustus 2010 (op 1 september 2010 vond per bank een betaling van € 1.000,= aan [appellant] plaats);
- op het salaris van september 2010 (op 1 oktober 2010 werd € 1.000,= aan salaris voldaan);
- op het salaris oktober 2010 (op 1 november 2010 werd € 900,= betaald);
- op het salaris november 2010 (over die maand ontving [appellant] op 6 december 2010 een betaling per bank van € 400,=).
Vanaf december 2010 heeft Delphi geen salarisbetalingen meer gedaan.
(vi) Bij brief van 3 januari 2011 (als productie 3 bij memorie van grieven overgelegd) heeft Delphi aan [appellant] geschreven:
“Betreft beëindiging van uw arbeidsovereenkomst
Geachte heer [appellant],
Op 27 december jl. heeft ondergetekende met u gesproken over het beëindigen van uw arbeidsovereenkomst bij Grieks Restaurant Delphi (...) per 31 december 2010.
Ter compensatie ontvangt u van ons een maandsalaris van € 1.400,= netto extra. U kon zich daarin vinden.
Ter bevestiging van dit gesprek en uw akkoord verzoeken wij u een kopie van deze brief door u ondertekend aan ons te retourneren.
Wij wensen u alle succes toe in uw verdere loopbaan.
Met vriendelijke groeten,
P. [geïntimeerde sub 2]”
(vi) [appellant] heeft voormelde brief niet voor akkoord ondertekend. Op 6 januari 2011 heeft zijn advocaat aan Delphi het volgende geschreven (voor zover van belang):
“Cliënt stemt niet in met een beëindiging, zodat zijn arbeidsovereenkomst daarom nog steeds voortduurt. Hij houdt zich beschikbaar voor de bedongen werkzaamheden en zal op eerste afroep weer verschijnen. Afgelopen maandag werd hij namelijk weggestuurd met de mededeling dat hij niet meer hoefde te komen.
Voorts heeft hij zijn loon over de maand december 2010 nog niet ontvangen. Ik verzoek u hierbij namens cliënt, voor zover rechtens vereist sommeer ik u, om aan hem dit loon alsnogper omgaandeover te maken. Hij is voor zijn levensonderhoud hiervan immers afhankelijk en kan niet zomaar zonder. Betaalt u zijn loon niet alsnog onmiddellijk, dan heb ik van hem reeds het verzoek gekregen u hiervoor in rechte te betrekken.
Daarnaast kaartte cliënt nog de volgende zaken aan, waaromtrent ik u verzoek mij daarover binnen 8 dagen te willen informeren:
1.
1. Cliënt is vanaf april 2009 bij u in dienst voor - thans - 38 uur per week, maar heeft tot dusver nimmer vakantiegeld ontvangen. Hij ontkent dat afgesproken zou zijn dat zijn loon van € 1.400,= netto per maand inclusief vakantiegeld is. Hoe verklaart u dit?
2.
2. (...)
3.
3. Cliënt heeft recht op vakantiedagen, maar heeft tot dusver maar één week vrij mogen krijgen in 2010. Ook ten aanzien hiervan staat cliënt op een correcte naleving van de wettelijke regeling terzake c.q. Horeca-CAO (...)”
(vii) Tussen de advocaten van partijen is hierna gecorrespondeerd over de mogelijkheid om de arbeidsrelatie in der minne te beëindigen, maar zij hebben daarover geen overeenstemming kunnen bereiken.
(viii) Eind januari 2011 heeft Delphi [appellant] opgeroepen zich weer bij haar te melden voor het verrichten van werkzaamheden. [appellant] heeft daaraan op 28 januari 2011 gevolg gegeven en hij heeft zich vervolgens op 31 januari 2011 ziek gemeld.
(viii) Bij brief van 4 februari 2011 heeft de advocaat van [appellant] aan Delphi (onder meer) geschreven:
“Vanmiddag belde cliënt mij weer en vertelde dat hijnog steeds
geen loon heeft ontvangen over de afgelopen maanden. Hij heeft daar herhaaldelijk bij uw cliënte om verzocht, maar hij wordt gewoonweg niet betaald. Om die reden staakt hij dan ook met onmiddellijke ingang zijn werkzaamheden, nu uw cliënt immers in verzuim is hem het loon te betalen.”
(ix) Op 7 februari 2011 is [appellant] op staande voet ontslagen. In de brief van de advocaat van Delphi van die datum is dat ontslag op staande voet als volgt toegelicht:
“
Zoals uw cliënt genoegzaam bekend heeft hij een schuld aan zijn werkgever, die is verrekend met het uw cliënt toekomende salaris. Van verzuim kan reeds daarom geen sprake zijn.
Ondertussen is gebleken dat uw cliënt ondanks zijn ziekmelding elders aan het werk is gegaan. Op vrijdag bleek hij werkzaam te zijn bij een Grieks restaurant in Alkmaar. De eigenares daarvan heeft dit telefonisch bevestigd en dit is door meerdere getuigen vastgesteld. Op zaterdag heeft uw cliënt met mijn cliënt een afspraak gemaakt om om 12.00 uur bij restaurant Delphi langs te komen voor een gesprek. Hij is zonder afbericht niet verschenen op het gesprek.
(...) Dat uw cliënt ook zaterdag niet thuis was bleek uit de verklaring van de vriendin van de heer [appellant] dat hij op dat moment op zijn werk was en werkzaam is in Zaandam bij een vleesverwerkend bedrijf.
Mitsdien is duidelijk dat uw cliënt werk weigert onder het mom ziek te zijn, maar elders wel betaald werk verricht.
U zult begrijpen dat deze handelwijze voor de werkgever onacceptabel is en uw cliënt wordt hierbij op staande voet ontslagen. De redengeving treft u hiervoor aan.”
(ix) [appellant] heeft in het einde van het dienstverband berust, maar zich wel beroepen op de onregelmatigheid van het ontslag.
( x) De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. Tegen deze afwijzing en de motivering die daaraan ten grondslag is gelegd komt [appellant] in hoger beroep op.