ECLI:NL:GHAMS:2013:1898

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
4 februari 2013
Publicatiedatum
5 juli 2013
Zaaknummer
200 105 928-01 NOT
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen notaris over onterving en VOF-behandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 5 februari 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Roermond. Klager, die zich beklaagde over de handelwijze van de notaris, had eerder een klacht ingediend die door de kamer ongegrond was verklaard. Klager stelde dat de notaris hem niet adequaat had geïnformeerd over de onterving van zijn zoon en de afwikkeling van een vennootschap onder firma (VOF). Het hof heeft vastgesteld dat klager niet duidelijk heeft kunnen maken wat er precies mankeerde aan de behandeling door de notaris. Het hof oordeelde dat van een notaris niet kan worden verwacht dat hij als juridisch loket fungeert voor alle mogelijke onrechtmatigheden en strafbare feiten die door klager worden aangevoerd. De klachten van klager werden dan ook ongegrond verklaard. Het hof bekrachtigde de beslissing van de kamer van toezicht, waarmee het zich verenigde in de beoordeling van de feiten en de standpunten van partijen. De uitspraak benadrukt de rol en verantwoordelijkheden van notarissen in hun functie, en dat zij niet altijd kunnen voldoen aan de verwachtingen van cliënten die verdergaande juridische bijstand wensen.

Uitspraak

beslissing
_____________________________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht
zaaknummer: 200.105.928/01 NOT
zaaknummer kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Roermond: 11/2011
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 5 februari 2013
inzake:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
t e g e n
[de notaris],
notaris te [vestigingsplaats],
GEÏNTIMEERDE.

1.Het geding in hoger beroep

1.1.
Van de zijde van appellant, verder klager, is bij een op 25 april 2012 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift – met bijlagen – tijdig hoger beroep ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Roermond, verder de kamer, van 5 april 2012, waarbij de kamer de klacht van klager tegen geïntimeerde, verder de notaris, ongegrond heeft verklaard.
1.2.
Van de zijde van de notaris is op 13 juni 2012 een verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen.
1.3.
Van de zijde van klager is op 25 juni 2012 een brief met aanvullende producties en op 16 november 2012 een brief met een bijlage ter griffie van het hof ingekomen. Bij brief van 23 november 2012 heeft klager het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg en zijn toen overgelegde pleitnota aan het hof doen toekomen.
1.4.
De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 6 december 2012. Klager en de notaris zijn verschenen en hebben het woord gevoerd; klager aan de hand van een aan het hof overgelegde pleitnota.

2.De stukken van het geding

Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie en de hiervoor vermelde stukken.

3.De feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

4.De standpunten van partijen

De standpunten van partijen blijken uit de beslissing waarvan beroep.

5.De beoordeling

5.1.
Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot de vaststelling van andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de kamer, waarmee het hof zich verenigt.
5.2.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6.De beslissing

Het hof:
- bekrachtigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, A.M.A. Verscheure en
J.W. van Zaane en in het openbaar uitgesproken op dinsdag 5 februari 2013 door de rolraadsheer.
Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen
te Roermond
Nummer: KL 11/2011
BESLISSING
van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Roermond in de zaak van:
[klager]
[adres]
[woonplaats]
hierna te noemen: klager;
tegen:
[de notaris],
[adres]
[vestigingsplaats],
hierna te noemen: de notaris.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-de klacht zoals neergelegd in de brief van 9 september 2011 met 10 bijlagen;
-de brief van de kamer van 12 oktober 2011 met het verzoek aan klager om de klacht te specificeren;
-de aanvulling op de klacht van 20 oktober 2011 met 24 bijlagen;
-de schriftelijke reactie van de notaris van 22 november 2011;
-de repliek van klager van 14 december 2011 met 4 bijlagen;
-de brief van de kamer van 13 februari 2012, waarbij de klacht voor zover gericht tegen kandidaat-notaris
[naam] is doorgezonden naar de kamer van toezicht te Maastricht;
-de dupliek van de notaris van 22 februari 2012 met 2 bijlagen.

2.De openbare behandeling

2.1.
De kamer heeft de klacht op 8 maart 2012 in het openbaar behandeld. Bij die behandeling zijn klager en de notaris verschenen. De kamer heeft partijen in elkaars tegenwoordigheid gehoord.
Bij zijn toelichting op de klachten heeft klager zich bediend van een pleitnota.

3.De inhoud van de klacht

3.1.
De kamer stelt vast dat, gelet op de onder 1.1. vermelde doorzending van de klacht voor zover deze ziet op kandidaat-notaris [naam], nog slechts aan de orde is de klacht voor zover deze zich richt tegen [de notaris].
3.2.
In zijn klachtbrieven van 9 september 2011 en 20 oktober 2011, de repliek van 14 december 2011 alsmede in de daarbij gevoegde bijlagen heeft klager een aantal grieven geuit over de naar zijn zeggen vele onrechtmatigheden en strafbare feiten die in de afgelopen 30 jaar hebben plaatsgevonden door toedoen van de daarin genoemde personen en/of instanties. De kamer heeft klager bij brief van 12 oktober 2011 verzocht zijn klacht aan te vullen met concrete feiten of omstandigheden betreffende het handelen of niet-handelen van de notaris. Voorts is bij gelegenheid van de openbare behandeling van de klacht getracht duidelijkheid te verkrijgen over hetgeen klager de notaris nu precies verwijt.
3.3.
Uiteindelijk bestaat de klacht jegens de notaris er -kort gezegd- in, zo begrijpt de kamer, dat de notaris in het gesprek tussen klager en de notaris dat plaatsvond op 2 augustus 2011 vragen die bij klager leefden niet of onvoldoende heeft beantwoord; dat de notaris klager naar de juiste instanties had moeten doorverwijzen; en dat de notaris kosten in rekening heeft gebracht voor dat gesprek, terwijl de notaris beter direct had kunnen meedelen dat hij niets voor klager kon doen.

4.De beoordeling

4.1.
Met betrekking tot de klacht, inhoudend dat in het gesprek van 2 augustus 2011 vragen van klager niet of onvoldoende zijn beantwoord, overweegt de kamer als volgt.
Voor zover die vragen van klager gelegen zijn op het taakgebied van de notaris gaat het, zo leidt de kamer af uit de stukken, om de door klager gewenste onterving van diens zoon. Voorts zou advies gevraagd zijn over de afwikkeling van een zakelijk conflict tussen klager en de zoon over (de ontbinding van) de VOF van beiden.
4.1.2.
De notaris heeft in zijn verweer tegen dit onderdeel van de klacht het volgende naar voren gebracht.
Bij de door hem uitgevoerde controle van het bestaande testament is gebleken dat in die onterving reeds was voorzien. De notaris heeft daarover in het gesprek op 2 augustus 2011 uitleg gegeven en toen voorts een globale berekening gemaakt van het erfdeel en de legitieme portie van de zoon.
Met betrekking tot de kwestie over het gevraagde advies over (de ontbinding van) de VOF heeft de notaris op 2 augustus 2011 aan klager meegedeeld dat, gezien de omvang van het dossier, daarmee enkele uren studie gemoeid zouden zijn, waarvoor € 200,-- per uur exclusief BTW in rekening gebracht zou worden. Afgesproken werd dat daarmee tot nader bericht van klager gewacht zou worden, ook omdat die kwestie nog onder de rechter was, zo blijkt uit de brief van de notaris aan klager van 10 augustus 2011. Tot een opdracht van klager aan de notaris is het vervolgens niet gekomen.
4.1.3.
Naar het oordeel van de kamer heeft klager niet duidelijk kunnen maken wat er schort aan de wijze waarop de notaris de vraag van klager omtrent de onterving heeft behandeld. De kamer is hiervan evenmin gebleken uit de voorhanden stukken.
Datzelfde moet worden gezegd van de vraag van klager met betrekking tot de VOF, reeds omdat op dat punt geen overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen.
4.2.
Met betrekking tot de klacht, inhoudend dat de notaris klager naar de juiste instanties had dienen door te verwijzen, overweegt de kamer als volgt.
4.2.1.
De notaris heeft zich daartegen verweerd door te stellen dat hij van klager heeft begrepen dat een en ander al onder de rechter is, dat het de taak is van een advocaat en niet van een notaris om klager bij te staan bij het indienen van aanklachten terzake van de volgens klager aan de orde zijnde delicten en voorts dat klager een matig tot zeer verwarde indruk heeft achtergelaten.
4.2.2.
De kamer oordeelt ook hier dat niet gebleken is dat de notaris klachtwaardig heeft gehandeld. Van een notaris kan niet worden verwacht -zoals klager blijkbaar wel doet- dat hij fungeert als juridisch (doorgeef)loket voor iedere gestelde onrechtmatigheid, strafbaar feit of aanklacht. Dat de wijze waarop de notaris is omgegaan met de wél op zijn terrein gelegen door klager aan de orde gestelde juridische kwesties voldoet aan de daaraan te stellen normen, is hierboven onder 4.1.3. reeds geoordeeld.
4.3.
Met betrekking tot de klacht over het in rekening brengen van het gesprek van 2 augustus 2011 overweegt de kamer als volgt.
4.3.1.
De notaris heeft op de openbare behandeling de wijze van berekening van de factuur ad € 238,-- toegelicht. Bovendien heeft hij verklaard verder af te zien van betaling door klager.
4.3.2.
Voor zover nog gezegd zou moeten worden dat klager gelet op dit laatste nog belang heeft bij beoordeling van zijn klacht over de factuur, is de kamer van oordeel dat er geen reden is om de factuur voor onjuist te houden.
4.4.
Conclusie van het vorenoverwogene is dat er geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door de notaris, zodat de klacht ongegrond zal worden verklaard.

5.De beslissing

De kamer:
verklaart de klacht ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mrs. P.W.E.C. Pulles, voorzitter, J.W. Rijksen, J.J.G.M. Kuijpers,
I.M.W. Boerhof en J.A.P. Dings, bijgestaan door H.J.M. Dahlmans, secretaris, en op 5 april 2012in het openbaar uitgesproken door de voorzitter in tegenwoordigheid van de secretaris.
De secretaris, De voorzitter,
H.J.M. Dahlmans mr. P.W.E.C. Pulles