Met betrekking tot het (principaal) hoger beroep van de man constateert het hof dat dit uitsluitend is gericht tegen de bij de bestreden beschikking met betrekking tot de omgangsregeling bepaalde verdeling van het brengen en halen van de kinderen.
Ter zitting in hoger beroep heeft de man de stelling ingenomen dat de door de rechtbank vastgestelde breng- en haalregeling in het toeristische laagseizoen van november tot april geen problemen in verband met zijn bedrijf oplevert, maar dat dit wel het geval is in het hoogseizoen in de overige maanden, met name wanneer hij de kinderen bij de vrouw thuis in [woonplaats b] moet ophalen.
Het hof is met de Raad van oordeel dat partijen gezamenlijk verantwoordelijkheid dienen te nemen voor het halen en brengen van de kinderen. Het is immers in het belang van de kinderen dat zij toestemming van hun vader voelen om hun moeder te zien en omgekeerd. Om die reden acht het hof het niet in het belang van de kinderen dat de overdracht op zondagen steeds halverwege de reis of in [plaatsnaam] zou plaatsvinden, zoals door de man is aangeboden.
Gelet op het voorgaande acht het hof het in het belang van de kinderen wenselijk dat de vrouw gedurende de ene helft van het jaar in het toeristische hoogseizoen de kinderen bij de boot op [eiland] zal halen en aldaar zal terugbrengen en dat de man gedurende de andere helft van het jaar in het toeristische laagseizoen de kinderen naar [woonplaats b] zal brengen en aldaar zal halen. De omstandigheid dat de man meer kosten moet maken in verband met de overtocht van zijn auto met de boot, leidt het hof niet tot een ander oordeel. Het hof zal derhalve de navolgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken bepalen:
de vrouw en de kinderen zijn gerechtigd omgang met elkaar te hebben eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondag 15.30 uur, waarbij in de maanden april tot en met september de man de kinderen op vrijdag om 14.00 uur naar de boot op [eiland] zal brengen en aldaar aan de vrouw zal overdragen en de vrouw de kinderen op zondag om 15.30 uur met de boot naar [eiland] zal brengen en aldaar aan de man zal overdragen. In de maanden oktober tot en met maart zal de man de kinderen op vrijdag direct na school naar de vrouw in [woonplaats b] brengen en aldaar op zondag om 15.30 uur weer ophalen.
Met betrekking tot de voorstellen van de Raad om de kinderen gedurende de zomervakantie bij de vrouw te laten verblijven en om de vrouw elke woensdag alsmede in een weekeinde dat er geen omgang is, telefonisch contact met de kinderen te laten hebben, overweegt het hof dat partijen dit in hoger beroep niet hebben verzocht en evenmin hun verzoek in die zin hebben gewijzigd, zodat dit geen onderdeel uitmaakt van het geschil en het hof hierop dus geen oordeel kan geven.