Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw M. Dirkzwager, vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de Raad).
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
3.Het geschil in hoger beroep
- per kind per maand tot aan de verkoop van de voormalig echtelijke woning;
- na verkoop van de voormalig echtelijke woning, en totdat de man zelfstandige woonruimte heeft, € 275,- per kind per maand;
- na het betrekken van zelfstandige woonruimte door de man en uitgaande van de co-ouderschapsregeling met [kind 2] € 350,- per maand voor [kind 1] en € 187,50 per maand voor [kind 2].
4.Beoordeling van het hoger beroep
NJ1988/438). Ingevolge het bepaalde in artikel 1:159 lid 3 BW kan een overeenkomst betreffende levensonderhoud in een geval waarin bewust van de wettelijke maatstaven wordt afgeweken slechts dan door een latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd wanneer sprake is van een zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat de verzoeker naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet langer aan het beding mag worden gehouden. Naar het oordeel van het hof is gesteld noch gebleken dat zich in de onderhavige zaak een dergelijke ingrijpende wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan. Dit leidt ertoe dat het (subsidiaire) verzoek van de man tot het vaststellen van een zodanige bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen als het hof juist acht, zal worden afgewezen. Gelet hierop behoeven de grieven van de man voor het overige geen verdere bespreking meer.