Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
.
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.
2.De feiten
de manis het volgende gebleken.
de vrouwis het volgende gebleken.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de vaststelling van kinderalimentatie voor een minderjarige, geboren uit een relatie tussen de vrouw en de man. De vrouw heeft op 16 augustus 2012 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Amsterdam van 23 mei 2012, waarin de man werd verplicht om € 355,- per maand te betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun kind. De vrouw verzoekt het hof om deze bijdrage te verhogen naar € 750,- per maand, terwijl de man in incidenteel hoger beroep verzoekt om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. Het hof heeft de zaak op 22 november 2012 behandeld, waarbij beide partijen aanwezig waren met hun advocaten.
De feiten van de zaak tonen aan dat de man en de vrouw nooit hebben samengewoond, en dat de man de minderjarige heeft erkend. De man heeft een eenmanszaak en ontvangt verschillende uitkeringen, terwijl de vrouw een WW-uitkering ontvangt en een eenoudergezin vormt met de minderjarige. Het hof heeft vastgesteld dat de behoefte van de minderjarige moet worden bepaald op basis van het gemiddelde inkomen van beide ouders, en heeft geconcludeerd dat de man in staat is om een hogere bijdrage te betalen dan eerder was vastgesteld.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en bepaald dat de man met ingang van 12 juli 2011 een bijdrage van € 460,- per maand aan de vrouw moet betalen. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het hof heeft het overige in hoger beroep verzochte afgewezen. De uitspraak is gedaan door een collegiaal hof op 29 januari 2013.